Carmiggelt

7 oktober 2013

Vandaag is zijn honderdste geboortedag. Je zou hem misschien niet direct in de Kinderboekenweek situeren, maar toch doe ik het. Ik vind dat alle jongeren hem moeten kennen. En omdat hij niet verkleed in een muizenpak over de Kinderboekenmarkt zal paraderen, al was het alleen maar omdat hij al vijfentwintig jaar dood is, zullen we hem zelf bij onze kinderen moeten introduceren. Ze hoeven trouwens niet per se te lezen, ze mogen ook naar hem luisteren. Naar dit verhaal bijvoorbeeld.

Het is een beetje traag en hij gebruikt meer metaforen dan de laatste jaren gebruikelijk is, maar het is ontroerend, grappig, herkenbaar. Carmiggelt kon mensen als geen ander typeren. Je zou het aan de huidige generatie jongeren kunnen uitleggen als een soort Koefnoen op papier. Maar dan met meer woorden en onbekende mensen.

Toen ik laatst een uitzending terugzag waarin Carmiggelt het verhaal ‘Niks’ voorlas, vroeg ik me af waarom ik het zo bijzonder vind. Er zijn meer columnisten die goed schrijven, er zijn meer ontroerende verhalen. En ineens wist ik het.

In 1963 zei Bomans (wie? Bomans! Scheer je weg, daar heb je op z’n minst Erik van gelezen) het volgende over Carmiggelt: ‘Het ademloos beluisteren en gedetailleerd beschrijven van mensen, waar ieder aan voorbij loopt, is een gave, weinigen gegeven, door één ten volle benut.’

Dat ademloos beluisteren was in 1963 dus al bijzonder. Maar vijftig jaar later is het nog veel bijzonderder. Als ik vroeger, in het pre-smartphonetijdperk, op een terras zat, landerige puberdagen sleet met rondhangen op de Dam of met het openbaar vervoer reisde, dan raakte ik met mensen in gesprek. Een halfuur in bus 35 naar mijn opa en oma in Tuindorp en ik had minstens één Kronkel van Carmiggelt aan den lijve ondervonden. Altijd was er wel een mevrouw met een watergolf die vertelde over haar kleinkinderen, haar schoondochter die K had, haar zoon met de goeie baan en onenigheid met zijn baas. Nog maar acht jaar geleden gebeurde dat ook regelmatig, als ik met andere ouders stond te wachten bij de gymnastiekclub of zwemles. Nu maak ik het nauwelijks nog mee.

Weer een reden om Carmiggelt te introduceren. Als tijdsbeeld van mensen die elkaar aanspraken op straat om zomaar een praatje te maken, waarna ze weer hun eigen weg gingen, ieder met een mooi verhaal erbij.

In de reprise uit 2009. Omdat ik de column van Sedaris ieder jaar minstens drie keer luister en iedere keer weer tranen in mijn ogen heb van het lachen. En omdat het de beste manier is om aan buitenlanders uit te leggen wie Sinterklaas is.

Zingen bij de schoen

Terwijl we het sintmaartensnoep nog zaten op te boeren, kwam Sinterklaas alweer aan in de haven van Roermond. Het was als vanouds kantje boord, met een verdwenen schimmel en verkeerde strooizakken, maar dankzij duizenden zingende kinderen kwam alles toch nog goed.

Het allergrappigste sinterklaasstukje ooit werd geschreven door David Sedaris, een Amerikaanse schrijver en columnist. Hij beschrijft zijn kennismaking met de Nederlandse cultuur aan de hand van het sinterklaasfeest: ‘Six to Eight Black Men’. Hier leest hij het zelf voor. Laat je niet afschrikken door de taal, Sedaris is echt virtuoos. Je kunt de tekst hier meelezen.

Als je liever audiovisueel hebt, dan kun je hem ook hier op youtube beluisteren. Dat is dezelfde opname, maar dan opgeluisterd met plaatjes.

Net als Erik

14 april 2012

Twee jaar geleden heb ik me suf gezocht naar kindvriendelijk materiaal over fotosynthese. Uiteindelijk vond ik het een en ander, maar wie op dit moment meer over planten wil weten, boft. Tot eind augustus is in het Museon in Den Haag de tentoonstelling ‘Plantastic’. Daar wordt van alles gedemonstreerd over de bijzondere, mooie, vreemde en communicatieve eigenschappen van planten.

Als je binnenkomt, voel je je een beetje Erik uit het klein insectenboek. Je stapt in een uitvergrote botanische wereld van reuzenbloemen, reuzeninsecten en reuzehoge ranken met bladeren.

Er zijn veertig verschillende eilandjes met activiteiten. Al puzzelend ontleed je bloemen: stamper, meeldraden, kroonbladeren, kelkbladeren. Je ziet welke manieren planten gebruiken om hun zaden te verspreiden, hoe ze praten, verleiden en overleven.

En ja, je kunt zelf het fotosyntheseproces in een plantje in gang zetten.

Ik vond het stuifmeelhoekje erg bijzonder. Daar staat een ingenieuze opstelling met een cameraatje en een televisiescherm. Het is een soort fictieve microscoop. Als je een bordje met een bepaalde code voor de camera houdt, zie je op het scherm een enorme driedimensionale stuifmeelkorrel. 

Ieder bordje bevat een foto van een bloem en met de code op de achterkant krijg je de uitvergroting van het stuifmeel ervan. Gek om te zien wat er zo aan pollen in je neus terechtkomt. De korrel van de madelief lijkt bijvoorbeeld op een kastanjebolster (rechts op de foto onder en hier op google afbeeldingen). Omdat ze zo stekelig zijn, blijven ze makkelijk aan insecten plakken.

De kinderen vonden de supermarkt ook leuk. Daar kon je producten scannen als antwoord op vragen. Welke producten bevatten géén planten? In welke boodschappen zit suiker? En waar zit vanille in?

Ik vind de tijdelijke tentoonstellingen in het Museon nog wel eens tegenvallen. Soms zijn ze te oppervlakkig, dan weer extreem ingewikkeld. Maar dit jaar slaat ie wat mij betreft de spijker op z’n kop. Je moet wel gezellig met je kinderen meelopen, samen ontdekken of uitleg geven. Als je ze in hun eentje loslaat, is de verleiding namelijk groot om langs alle blitse applicaties te racen zonder dat je een idee hebt wat je aan het doen bent. Maar met enige interesse heb je na deze tentoonstelling zo’n beetje alle biologie tot en met -pak ‘em beet, hou ‘em vast- de brugklas achter je kiezen.

Na ‘Plantastic’ hadden we nog wat tijd voor de bovenverdieping. Daar is altijd zoveel te zien, we bestrijken nooit het hele museum met één bezoek. Deze keer bleven de kinderen lang hangen in Al-Arab, de sprookjesachtige kamer uit 1001 nacht.

Na gedane arbeid is het goed chillen.

Ze droomden weg op dikke, zachte kussens, terwijl Sherazaad haar 789e nacht inging. Het verhaal van Hassan uit Basra. Met toverpoeders, tulbanden en paleizen. Na de verleidingstactiek van planten, hoorden we nu over meisjes, mooier dan de maan. ‘Met ogen als sterretjes, borsten als appeltjes en een navel waar wel een pond muskus in past.’ Dat waren nog eens schoonheidsidealen.  

—-

  • Associaties met Erik of het klein insectenboek kun je hier creatief botvieren.
  • De tentoonstelling ‘Plantastic’ is tot 25 augustus 2012 te zien in Museon in Den Haag.
  • Om een idee te krijgen hier de plantenspeurtocht in pdf. Ook te koop in Museon zelf voor 20 eurocent. En eigenlijk niet nodig.
  • Tip: je entreekaart van Museon is tevens de sleutel tot allerlei activiteiten op de bovenverdieping. Dat zeggen ze vrijwel nooit bij de kassa en het heeft ons zes bezoeken gekocht om erachter te komen. Op de eerste verdieping staan overal schermpjes en andere opstellingen waar je de barcode op je toegangskaart kunt scannen.
  • Tip 2: de tuin tussen Museon en Omniversum aan de achterkant is een heerlijke plek om te lunchen.   
  • Je kunt thuis je eigen Al-Arabje creëeren met het mooie cd-boek van Frank Groothof, Sheherazade, vertellingen uit 1001 nacht.

Ovidius voor kinderen

11 april 2012

Het is niet zo dat ze geen stomme boeken mogen lezen. Het is meer dat ik de kinderen probeer voor te houden: waarom zou je stomme boeken lezen? Er zijn zo ontzettend veel mooie boeken. En er gaan maar vierentwintig uren in een dag. Als je nou alle mooie boeken gelezen hebt en er is nog tijd over, dan kun je altijd nog aan de stomme beginnen.

Blijft natuurlijk het dilemma: wat ik stom vind, hoeven zij niet stom te vinden. Dat is waar. Ze hoeven mijn smaak ook niet over te nemen. Maar er is wel zoiets als het bezielde boek. Smaak of niet je smaak, dik of dun, met platen of zonder, dat bezielde blijft ervan af stralen. En ik geloof erg dat je, als je genoeg moois gelezen en gehoord hebt, je een stom boek sneller terzijde legt, omdat je herkent dat het iets mist. Daarvoor hoef je boeken niet stuk te analyseren met geeuwlange sessies over motieven en thema’s. Voorlezen is genoeg. Of lezen.

Het is een beetje schipperen met leeftijd en interesse om dat bezielde tot zijn recht te laten komen. Dostojevski is ontroerend mooi, maar als je hem in de brugklas moet doorploegen, is dat de beste manier om een mens nooit meer aan het lezen te krijgen. Daarentegen kan iemand van vier al heel goed de bezieling voelen in Winnie de Pooh. Of in Mees Kees.

Ovidius is ook mooi. En al vaak vertaald. De beste mythologiebewerkingen voor kinderen vind ik nog altijd die van Simone Kramer. Imme Dros is ook goed, maar pas vanaf een jaar of veertien, denk ik. Anders krijg je dat Dostojevskieffect.

De samenwerking tussen Simone Kramer en Els van Egeraat, die fantastische illustraties maakt, is buitengewoon gelukkig en beslaat inmiddels zowat de hele Europese oudheid. De val van Troje, Jason en het gulden vlies, Icarus, Pegasus. Ze hebben zelfs Beowulf, het Nibelungenlied en de Griekse tragedies toegankelijk gemaakt voor kinderen.

Buiten dat de verhalen prachtig zijn, helpen ze je ook om meer van andere kunst, literatuur en cultuur te snappen. Als je een museum bezoekt, is het leuk om te begrijpen wat er wordt afgebeeld. Als je langs het Paleis op de Dam rijdt, is het leuk om Atlas op het dak te herkennen. Als je Dissus leest, Gouden Griffel 2011, is dat een stuk leuker wanneer je de Odyssee kent. Het is bijzonder om te weten dat er een lange lijn van mensen is die allemaal de verhalen kenden die jij nu ook kent. Dat er vijfhonderd, duizend, tweeduizend jaar geleden ook een jongetje heeft geluisterd naar de sage van koning Midas. Cultureel erfgoed laat je zien dat je deel uitmaakt van een groter geheel.

Zoals Philip en Jet bij vlagen gegrepen werden door de mythologie, zo zit Cato nu ook ademloos te luisteren. Ik vond laatst een prachtige uitvoering van Michael de Cock, Diep in het woud, verzamelde verhalen van Ovidius. Er zit een cd bij met hoorspelen van een aantal verhalen uit het boek. Zoete Vlaamse stemmen, een suizende bries, geknerp van grint en muziek van het Brussels Jazz Orchestra. Ahhh.

Het eerste hoofdstuk ‘Philemon en Baucis’ kun je hier op pdf downloaden. En hieronder het verhaal van de cd. Daarna moet je natuurlijk even gaan lunchen bij Café Eik en Linde, om de hoek bij Artis. Ook cultuur.

De Cock bewerkte al eerder enkele Griekse mythen voor kinderen. Over een paar maanden verschijnt er een boek van hem over de Carthaagse veldheer Hannibal.

—-

Fluit

6 maart 2012

Ineens kon ze het. Ze herinnert zich niet wat ze ervoor gedaan heeft. Ik ook niet. Het ging gewoon. Bij Philip en Jet kan ik me het hele moeizame proces nog haarscherp voor de geest halen. De frustraties, nog een keer voordoen. Nee, zó je lippen tuiten. Zó. Niet zo, maar zo. Zo-ho. Nee, ik weet niet precies hoe ik mijn tong houd. Ergens tegen mijn ondertanden aan, geloof ik.

Als je de derde bent, doe je veel dingen vanzelf. Zonder dat je ouders hijgend boven je hangen en onmiddellijk de familie bellen om te vertellen welke mijlpaal hun schatje nu weer bereikt heeft. Maar knap is het wel.

En voor elke mooie gelegenheid is er een mooi boek. Deze keer weer eens van mijn hofleverancier Jan Paul Schutten. Hij schreef de tekst, Aleksey Budovski maakte er mooie strakke tekeningen bij en de meesterfluiter zelf, Geert Chatrou, leest het voor op de bijgeleverde cd. Samen met Jeroen Kramer, bekend van Het Klokhuis en als razende reporter van het Sinterklaasjournaal. Kramer zet een gezellige Brabantse moeke neer en figureert tevens als alle andere personages uit Geerts leven: de voetbaltrainer, de schoolmeester, de schoonzus.

Het lijkt misschien geen onderwerp dat direct de tongen losmaakt, maar het is echt een verrassend mooi verhaal. Een bijzonder jongetje met een bijzondere gave die door weinig mensen als gave wordt gezien. Gelukkig heeft hij nuchtere ouders en het doorzettingsvermogen van een tank in oorlogstijd – dat laatste zonder het zich zelf te realiseren. 

Het verhaal is een beetje tragisch, met lieve zinnetjes als ‘ik had zelfs een mooie lieve vrouw gevonden, en dat was nog knap lastig, zoals je je misschien kunt voorstellen’. Maar je weet dat het goed afloopt. En als Geert Chatrou het voorleest met zijn gemoedelijke, opgewekte stem, wordt het nergens echt verdrietig. Tussen de regels door lees je een eenzame jeugd, maar de woorden zijn van een kind dat de wereld neemt zoals hij op hem afkomt. Het is zo’n sympathiek jongetje. En je gunt hem zijn uiteindelijke succes ook zo ontzettend.

Niet alleen Cato is dol op het boek. Wij allemaal. De cd voegt ook iets toe, omdat je daar mooi kunt horen hoe razend knap dat gefluit is. Afgelopen december zagen we Geert Chatrou nog bij de Top 2000 a gogo

En bij zo’n titel mag een anekdote uit mijn eigen familiegeschiedenis niet ontbreken. Mijn moeder was lange tijd actief als trainster bij de plaatselijke zwemvereniging. In die hoedanigheid jureerde ze ook wedstrijden tussen clubs in de regio. Tijdens een toernooi vroeg een van de deelnemers aan mijn moeder: ‘Zou u bij het keerpunt wat harder willen fluiten? Als ik kom aanzwemmen en ik maak een keerpunt onder water, kan ik het soms niet goed horen.’ Dat verzoek vond mijn moeder natuurlijk geen probleem: ze zou wat harder op het fluitje blazen. Bij de volgende deelnemer stelde mijn moeder zich pro-actief op. Ze liep op de jongen af, die al bij het startblok klaarstond en vroeg: ‘Wil jij ook een harde fluit?’ De achttienjarige jongen keek haar verbijsterd aan. Pas toen mijn moeder terug was op haar post aan het einde van zwembaan, besefte ze de oneerbaarheid van haar voorstel. Ik herinner me als de dag van gisteren dat ze met het schaamrood op de kaken thuiskwam en vertelde hoe de jongen haar de rest van de middag angstvallig had vermeden.

Boekskes

12 februari 2012

Een klein handje uit de oogst van afgelopen maand. Het zijn allemaal boeken die bedoeld zijn voor jongere kinderen, maar persoonlijk kan ik er ook erg vrolijk van worden.

Neem De Bremer stadsmuzikanten, een rockumentaire van Het Geluidshuis. Je kunt horen dat er tijd en aandacht aan besteed is. Geen luisterboek waar Jan Meng net iets te luid de bladzijde omslaat (hoewel dat ook wel wat heeft), maar een echt hoorspel met goede acteurs en goede teksten. Heel geestig en ook heel Vlaams. Zó Vlaams, dat ik het met een gerust hart tot het vreemdetalenonderwijs durf te rekenen. Het woord microscopisch in ‘een microscopisch kleine stap’ heeft ons een vol kwartier terugspoelen en overspelen gekost voordat ik kon verstaan wat er bedoeld werd met mik-ros-koh-pis.

De dialogen zijn snel en grappig, over de dierennamen is nagedacht. Jos (‘Zjos’)  de os is gewoon leuk omdat het rijmt, maar de haan heet Cocky Bilboa, doet aan freefighten en wordt afgebeeld in prijswinnaarsbadjas als Silvester Stallone in zijn gloriedagen. De kat heet Scat, naar het ‘scatten’ in de jazzmuziek: het zingen met nonsenswoorden in de trant van sh-bee-bop-a-doo-a; waarbij ik onwillekeurig altijd moet denken aan Edwin Rutten, maar dat terzijde. Scat de kat zingt overigens reggae.

Dan zijn er nog de dingen die opvallen als je kind de cd zo vaak beluistert dat geen enkele nuance je meer zal ontgaan. De verwijzingen naar Idols, ABBA en Stromae, subtiel en zonder flauw te doen over de hoofden van kinderen die de grapjes nog niet snappen. Er zijn mooie metaforen, de slechterik is ‘slechter dan een oester van de vorige dag’. En Helmut Lotti in eigen persoon brengt het Bremer bratwurstlied ten gehore. Afijn, je moet hem zelf maar beluisteren. Hier een trailer.

Het volgende boek is prachtig in eenvoud. Vrolijk van Mies van Hout. Het bestaat uit louter bijvoeglijk naamwoorden, emoties, elk met een tekening die het gevoel weergeeft.

Zo genuanceerd, zo razend knap gemaakt, daar kan ik alleen maar paf van staan. Dit visje bijvoorbeeld, dat is heel trots op zichzelf. Dat kun je zien.

En deze is…

precies:  stinkend jaloers.

Het is een boek om honderd keer te bekijken, om bij te verzinnen (‘Waarom zou dat visje bang zijn? Wat gaat het dappere visje doen?’), om eigen emoties of die van anderen in te herkennen. Ik zie er ook wel een schrijfopdracht voor Philip en Jet in, een opstelletje over een van de vissen bijvoorbeeld. Zelfs voor beginnende lezers is het een leukerd, met al die losse woorden.

Over beginnende lezers gesproken: u wist dat er een nieuwe Vos en Haas is, hè? Een echt zwijn is stoer van Sylvia Vanden Heede en Thé Tjong-Khing. En zoals iedereen weet is elke Vos en Haas verplicht voor inwoners van het Nederlands taalgebied. Mag ik u voorstellen: Ever, in worstelpak met luipaardprint.

Ever heeft een strak pakje aan.
Wat ziet hij er stoer uit!
Hij rent en springt.
Hij puft en hijgt.
‘Wat doe je toch, Ever?’ vraagt Vos.
‘Ik trein’, zegt Ever.
Maar dat vindt Vos onzin.
Want er is geen station in het bos.

Uit: Een echt zwijn is stoer van Sylvia Vanden Heede en Thé Tjong Khing

En terwijl de verjaardagslijstjes van al mijn kinderen -degene die kunnen schrijven dan- uit elektronische wensen bestaan (Philip: ‘geld of een laptop’ / Jet: ‘een Sissi-jurk of een iPad’ / Cato: ‘viejaardagslijst van cato: een eige leptop’) doe ik of mijn neus bloed en gooi deze er tegenaan. Tip van collega H.: Het is een boek van Lane Smith.

Over Aap die in een boek zit te lezen en Ezel die tegenover hem in een stoel zakt, laptop op schoot. Ezel begrijpt niets van dat ding van Aap: hoe scroll je naar beneden? Waar moet je de gebruikersnaam invullen? Kun je ermee twitteren? ‘Nee’, zegt Aap, ‘het is een boek.’ Met de sms-versie van Schateiland in emoticons.

Ten slotte nog een aanbeveling van collega E. met bijna dezelfde titel: Een boek van Hervé Tullet.

Tullet maakte ook Een verschil van dag en nacht, het niet in het Nederlands vertaalde maar niettemin noemenswaardige Scribble Book (hier en hier voorbeeldpagina’s) en het spannende De vijf zintuigen met die originele, letterlijk zinnenprikkelende aanpak.

En hij maakte dus Een boek. Toen Cato de kaft zag, was ze niet direct enthousiast. Dat was na twee bladzijden echter volkomen omgeslagen. Het is bijna een app. Maar het is een boek.

Levende geschiedenis

4 november 2011

Als de dagen weer gaan korten, heb ik altijd zo’n behoefte aan mooie verhalen. Ik ben blij dat ik op een plek woon waar we seizoenen meemaken, geen landklimaat met zes maanden veertig graden en zes maanden min twintig. Ieder jaargetijde heeft z’n betovering, maar de herfst is wel extra lekker. De schoonheid, de geuren. Alles is zowel melancholisch als zinnelijk, wegstervend als verwachtingsvol. Zelfs the cold November rain is charmant.

En dan verhalen, hè. Goeie films, ontroerende boeken, echte vertellers. De fijnste uren in de collegebanken vond ik die in het najaar, ’s morgens met een plastic bekertje koffie hoorcollege Middeleeuwen. Mijn moeder heeft dat als ze terugdenkt aan de meester van de vijfde klas, die zo geweldig kon voorlezen. Altijd wegdromen, altijd te weinig tijd.

Gelukkig zijn er nog heel wat meesters en juffen te vinden die hun verhalen de wereld in strooien. Je kunt een mooie film of roman tot je laten spreken, maar ook verhalen pakken die echt gebeurd zijn: geschiedenis.

Op de lijstjes bovenaan de pagina staan geschiedenisboeken voor kinderen van alle leeftijden, maar ik wou nou eens een suggestie doen voor na de kindertijd. Ik kom namelijk nog steeds mensen tegen die denken dat geschiedenis saai is, of moeilijk.

Neem de reeks Ooggetuigen van Geert Mak en René van Stipriaan. Daar is niks saais aan. De titel zegt alles: het zijn ooggetuigenverslagen van mensen die erbij waren; die met eigen ogen alle spannende, ontroerende, alledaagse en bijzondere dingen hebben gezien waarvan wij soms alleen nog een jaartal weten.

Zoals de telegrafist van de Titanic, die opschreef hoe hij de laatste uren op de boot meemaakte. En Julius Caesar, die vertelt hoe hij de winter van 54 voor Chr. beleefde, ter hoogte van Maastricht. Of iemand die verslag doet van een Antwerpse hagenpreek met duizenden toehoorders in 1566.

Lees vooral het verhaal van Faedo, een leerling van Socrates, die erbij was toen zijn meester de gifbeker dronk. Faedo en zijn medestudenten hadden moeten huilen, waarop Socrates zei: ‘Wat doen jullie nu, raren.’ Hij vertelt hoe Socrates nog even rondliep, totdat het gif zijn benen zwaar maakte en hij moest gaan liggen.

En wat te denken van Constantijn Huygens, die in 1630 twee ‘aanstormende schildertalenten’ tipt, een zekere Jan Lievens en Rembrandt van Rijn. Onthoud die namen, daar gaan we meer van horen.

Het begon met Ooggetuigen van de vaderlandse geschiedenis en inmiddels zijn er vele delen verschenen: van wereldgeschiedenis tot Gouden Eeuw en onlangs De jacht op het meesterwerk, een verzameling reportages uit de kunstgeschiedenis die een beetje doet denken aan De aap van Rembrandt. Het mooie van deze bundels vind ik dat de verslagen allemaal zo menselijk zijn. Niet van horen zeggen, maar echt opgeschreven en daarna verzameld, voor ons vertaald en gebundeld.

Tot slot wil ik je meenemen naar de hoorcolleges van mijn lievelings-verteller: professor Herman Pleij. Niemand kan zo prachtig uitweiden, zijpaadjes inslaan en even gemakkelijk weer terugkomen op de hoofdroute als hij. Gooi er een kwartje in en je hebt de hele avond plezier.

Ik heb drie piepkleine stukjes neergezet van zijn hoorcollege Middeleeuwen. Ik weet dat de Middeleeuwen doorgaans niet bekendstaan als de meest sprankelende periode in onze geschiedenis, maar laat je eens verrassen. Niet met het idee ‘dit moet ik onthouden’ of: ‘hoe zat het ook alweer met de symboliek in de Mariken van Nimwegen’. Alleen luisteren en je laten vermaken.

De volgende fragmenten gaan over het beeld dat veel mensen van de Middeleeuwen hebben: schranspartijen in kastelen, carnavaleske toestanden, ongerepte natuur. Je zit zo in de collegebanken met je plastic bekertje koffie, of achterin de klas bij de meester van de vijfde. Hij staat voor je:

En ik kondig hem voor je aan met de beginregels uit Karel ende Elegast:

Vraye historie ende al waer
Maghic u tellen. Hoerter naer!

Ons beeld van de Middeleeuwen – de braderie:

Stank in de Middeleeuwen:

Verveling in de Middeleeuwen:

Nu segghet Amen allegader.

———