Uren, dagen, maanden, jaren,
Vliegen als een schaduw heên.

Rhijnvis Feith kreeg zelf negen kinderen, dus hij zal het wel geweten hebben. Voor je het weet heb je een zoon met schoenmaat 45 en een gebronsde strandrug.

De vorige Week uit het leven van… Philip is al bijna vijf maanden geleden, tijd voor een volgende. Philip is inmiddels veertien jaar.

Deze week werd een projectweek. Dat had ik vooraf niet voorzien, maar op vrijdag stond er een wandeling gepland door de Amsterdamse Plantagebuurt en het leek me mooi de week daaromheen in te vullen. Museumdocenten van het Verzetsmuseum zouden twintig jongeren rondleiden langs monumenten en gebouwen die herinneren aan de Tweede Wereldoorlog.

De wandeling was onderdeel van een dag die we voor thuisonderwijsjongeren georganiseerd hadden. Sinds een paar maanden ben ik met twee collega-moeders een Voortgezet Thuisonderwijsgroep begonnen, voor jongeren vanaf twaalf jaar. Eens in de paar weken plannen we een dag speciaal voor hen, waarbij de jongere broertjes en zusjes afzijdig gehouden worden. Beetje educatief, beetje kletsen, sam-sam. Een rondleiding door het Van Gogh gecombineerd met een stadspicknick, een scheikundemiddag die overloopt in een watergevecht, dat werk.

Een belangrijk onderdeel van thuisonderwijs is dat kinderen van alle leeftijden met elkaar omgaan, geduld oefenen, van elkaar leren en zo van jongs af met beide benen in de échte maatschappij staan, waar tenslotte ook alle leeftijden door elkaar werken en leven. Omdat het voor onze kinderen zo’n groot deel van hun dagelijks leven uitmaakt, is een dag met alleen leeftijdsgenoten een mooie afwisseling.

De stadswandeling zou leiden langs gedenkplaatsen die een rol speelden in het verzet: het bevolkingsregister dat in vlammen opging, Artis dat onderduikers herbergde, de Hollandse Schouwburg. Over de Schouwburg kende een van de ouders de vertelling ‘Waarom lijn 8 niet meer rijdt’ van Karel Baracs. Een prachtig, verdrietig en beetje blij verhaal over de Vereeniging Zuigelingen-Inrichting en Kinderhuis, beter bekend als de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg, van waaruit 500 joodse kinderen gered zijn.

Luister maar eens naar de eerste minuten, dan zet je het meteen op je lijstje luisterboeken voor de vakantie:

Naast het beluisteren van dit verhaal, zag Philips week er als volgt uit:

  • Poëzie: ‘De achttien dooden’ van Jan Campert. Hadden we eerder behandeld, nu nog eens vanwege de ophanden zijnde rondleiding. We hebben de achtergrond van het gedicht uitgebreider onderzocht. Philip wist van Camperts eigen dood en de executie van de Februaristakers en Geuzen, nu lazen we meer ooggetuigenverslagen over de directe aanleiding van de Februaristaking. Van het een kwam het ander. Van Camperts eigen dood in een concentratiekamp kwam het gesprek op een familielid dat op dezelfde wijze omkwam. Van familie kwamen we op Camperts zoon, Remco. Philip en Jet kenden de schrijver nog niet, daarom las ik met hen ‘Tot zoens’ als introductie.
  • Nederlands: een kort fictieverhaal geschreven over ‘Waarom lijn 8 niet meer rijdt’. Philip en Jet kozen iemand uit het boek en deden alsof zij het personage zelf waren. Hun verhaal begon met ‘Mijn naam is…’ en vervolgens lieten zij hun fantasie de vrije loop over wat het personage vóór of na de oorlog gedaan had en wat hij of zij te vertellen zou kunnen hebben. Philip koos het perspectief van de boer die kinderen in zijn gezin had laten onderduiken.
  • Maatschappijleer: vijf hoofdstukken uit Holocaust van Angela Gluck Wood. Veel aandacht besteed aan de geschiedenis van de joden in Europa, hun eeuwenlangen mores en sores. Discussies gevoerd over propaganda en de macht van beeldvorming. Philip vertelde dat hij in de BBC-serie How Art Made The World had gezien hoe koning Darius, Alexander de Grote en keizer Augustus op dezelfde manier als Hitler gebruikmaakten van kunst en propaganda om hun doctrine over te brengen.
  • Geschiedenis: zes levensverhalen gelezen uit Opgepakt, verhalen over kinderen in kamp Westerbork. Dit boek onderscheidt zich van andere door de nadruk te leggen op het gewone leven van mensen voordat zij gedeporteerd werden. De dagelijkse dingen, de plotseling veranderde houding van buurmeisjes en werkgevers, de schrik en angst van de deportatie. Ook het verhaal van de familie Birnbaum staat erin, waarover de NOS dit jaar een mooie documentaire uitzond die Philip en Jet gezien hebben.

  • Geschiedenis: voor Cato nogmaals de uitzending gezien over de Hollandse Schouwburg uit Willem Wever (afl. 27 januari 2008). Philip kende de aflevering van vroeger en ondanks dat hij en Jette kromme tenen kregen van de acteerprestaties, begrepen ze dat dit stukje voor Cato (6) wat meer inzichtelijk maakt wat er precies gebeurde.

Omdat veel van zijn werk in het teken stond van de rondleiding, heeft Philip deze week minder tijd besteed aan exacte vakken (behalve wiskunde) en kunst. Wat heeft hij wel gedaan?

    • Wiskunde dus, 3x deze week (hier meer over Philips vakken).
    • Drummen, 4x plus een uur drumles.
    • Gelezen in Vlammen van Suzanne Collins, dagelijks minimaal anderhalf uur.
    • Gelezen en verslag gedaan van zes hoofdstukken uit Een heel kleine geschiedenis van bijna alles van Bill Bryson.
    • Frans (4x deze week) via Rosetta Stone.
    • Een middag hard gewerkt in ons volkstuintje; onkruid van weken nalatigheid gewied en naar de composthoop gekruid.
    • Breakdance, 1x les.

Daarnaast was er Philips maatschappelijke stage, waar hij deze week met zo’n twintig kinderen uit de buurt (en Cato) een voetgangerstunneltje heeft opgefrist. De graffitikunstenaar die het ontwerp gemaakt had en de wethouder Jeugd en Welzijn waren ook ter plaatse.

Vrijdag was de Plantagebuurtwandeling. Mensen van het Verzetsmuseum namen de kinderen in twee groepen mee langs alle plaatsen die we besproken hadden – en meer. Het kunstenaarsmonument, de struikelstenen. Vooral de Hollandse Schouwburg was indrukwekkend, met zijn gedenkmuur vol namen en de kale binnenplaats waar eens de pluchen fauteuils hadden gestaan, mensen hadden geschaterd, zich hadden laten ontroeren en waar ze later als naamlozen bij elkaar gedreven werden om dagenlang in verdrukking hun lot af te wachten.

Na afloop wandelden we terug naar het huis van een van de thuisonderwijsgezinnen, waar een deel van de groep bleef eten. Jettes vriendin had samen met haar zusje twee kilo pizzadeeg in de rijs gezet en met vereende krachten werden bakplaten vol bodems gerold, uien gesneden, tomatensalsa’s gemaakt en pizza’s bestreken en belegd. Die avond bakten Jet en haar vriendin onafgebroken voor zestien man.

En nu is het vakantie. Stonden we kortgeleden nog met vestjes aan bij de Dokwerker, nu zit ik in een hemdje voor het open raam en waait de zomerwind naar binnen. Philip heb ik de afgelopen week nauwelijks gezien. Rond zessen belt hij of hij bij zijn vriend blijft eten of dat ze toch hier komen aanschuiven. En iedere avond ligt de badkamervloer bezaaid met vochtige handdoeken vol Noordzeezand of recreatieplasmodder. Rhijnvis Feith wist het, van die uren, dagen, maanden, jaren. Ik ga het nog een keer lezen, zodat ik de schaduwen wat kan rekken.

  •  ‘Waarom lijn 8 niet meer rijdt’ staat op het vierde deel van de luisterboekenreeks Het verhaal van Amsterdam (6 delen), maar is sinds kort ook als los luisterboek uitgegeven. Karel Baracs is stadsverteller van Amsterdam en duidelijk door de gemeente aangesteld om een soepele parallel te trekken tussen de veelkleurige geschiedenis van de stad en de veelkleurige bevolking van het moment. In zijn ijver alle minderheden erbij te betrekken en iedereen het gevoel te geven ‘bovenal Amsterdammer’ te zijn, legt Baracs de politieke correctheid er vaak zo dik bovenop dat de verhalen geen sprankje interesse meer wekken. Dat is jammer, want Baracs is een warme, meeslepende verteller. De verhalen ‘Waarom lijn 8 niet meer rijdt’, ‘Een tsaar in Amsterdam’ en nog een paar andere zijn de krenten in de saaie pap van Het verhaal van Amsterdam. Het zijn absolute parels die laten zien hoe mooi Baracs kan vertellen, hoe spannend en belangrijk geschiedenis is en hoe fijn het is om voorgelezen te worden.
  • Over het boek Holocaust van Angela Gluck Wood schreef ik hier meer.
  • Over de BBC-serie How Art Made The World schreef ik hier meer. De aflevering over propaganda heet ‘The Art of Persuasion’.
  • Meer over de crèchekinderen van de Hollandse Schouwburg op de site van het Verzetsmuseum.
  • Aflevering 6 van de serie 13 in de oorlog is mooi als introductie op de jodenvervolging in Nederland.

Meer ‘Weken uit het leven van…’:

Deze had u nog te goed. Hij is van een paar weken geleden, maar het is de week die ik op foto gezet had voordat mijn computer ontplofte. Die computer is nog niet helemaal gered, maar de foto’s wel. Uit lijfsbehoud heb ik besloten dat het niet uitmaakt voor de reportage; geen week is gelijk. Als ik vorige week had genomen, had u wat meer korte mouwen gezien, twee dansvoorstellingen en Wiplala in plaats van De wind in de wilgen. Ik hoop dat u het me zult vergeven. Hier komt de week van Cato.

Dit is Cato. Cato is zes jaar. Als ze op school had gezeten, zat ze in groep twee. Maar Cato zit niet op school.

Volgens de vastgestelde kerndoelen van het primair onderwijs zou Cato nu horen te weten dat men een boek van voor naar achter leest en een bladzijde van boven naar beneden, niet andersom of willekeurig. Ze zou de begrippen kleinste, middelste, grootste moeten kennen en van 1 tot 10 kunnen tellen.

Ook is groep 2 het moment waarop Cato dient te weten dat er zoiets bestaat als ‘lezen’ en ‘schrijven’ en dat dat twee verschillende dingen zijn. Mocht een zesjarig kind hierin nog geen onderscheid kunnen maken, dan geven de kerndoelen handige tips om een en ander vlot te trekken: ‘Benoem als leerkracht je handelingen: “Ik schrijf eerst even op dat (…) ziek is.” of “Hé op dit briefje lees ik dat we morgenmiddag vrij zijn.”’

Als ik zou willen, zou ik een uitgebreide administratie kunnen bijhouden van alle vorderingen. Er zijn leerlingvolgsystemen met lange, lange lijsten waarop ik kan aanvinken of Cato al weet dat je een bladzijde van boven naar beneden leest. En of haar motoriek wel op schema ligt.

Opdracht uit observatieboekje Leerlingvolgsysteem groep 1-2.
Bron: testen-en-toetsen.blogspot.nl

Sommige mensen kunnen zich nauwelijks voorstellen dat ik het aandurf om Cato zonder leerlingvolgsysteem op te voeden. Maar ach, wat zal ik zeggen? Ik hou ervan om gevaarlijk te leven. Mijn aangeboren leerlingvolgsysteem is erg accuraat. U zult het misschien niet geloven, maar als iemand vraagt of Cato al tot 10 kan tellen, dan hoef ik dat niet in een ordner op te zoeken. Ik weet zelfs uit het blote hoofd of zij een groen vierkant van een rode cirkel kan onderscheiden. Net als vóór 1990 zeg maar, toen het volgsysteem werd ingevoerd.

Cato heeft nog geen vakken die zij dagelijks moet doen. Tot een jaar of zeven, acht vind ik het belangrijk dat de kinderen zo veel mogelijk spelen en voorgelezen worden. Dat hoeft niet per se te gebeuren aan een tafel.

Maar het kan wel.

Die leeftijd van zeven, acht staat niet in marmer gebeiteld. Als blijkt dat Cato volgende week meer leerstructuur nodig heeft, komt die er. Als ze weinig initiatief zou tonen, landerig zou zijn, veel om schermtijd zou vragen, niet zou spelen. Maar zolang haar dagen drukbezet zijn rondom het leef- en leerritme van het gezin, gaat Cato mee zonder rooster. Net als wij allemaal leert ze het meest van het proefondervindelijk leven: de gesprekken aan tafel, in de auto en het dagelijks lezen in de kinderbijbel, boodschappen doen, meehelpen met koken, omgaan met andere mensen, haar plaats ontdekken in de wereld.

Soms heeft ze periodes waarin ze net als Philip en Jet een vakkenpakket wil. Het gaat haar eigenlijk niet om de vakken, maar om het afvinken. Dan maak ik een lijst met dingen als tandenpoetsen, voorlezen, een woordpuzzel, een kaart aan oma schrijven, naar streetdance, een spelletje spelen. Hoe uitgebreider hoe beter. Met een hokje ervoor om af te kruisen. Drie dagen lang is ze dan druk aan het vinken en afwikkelen; activiteiten die ze normaal uit zichzelf doet, maar die op papier ineens officieel zijn. Vervolgens ontdekt ze de keerzijde van het officiële, dat alle dingen die je voorheen met plezier deed, plotseling minder leuk zijn omdat ze moeten in plaats van mogen. En dan speelt ze weer hele dagen met haar poppen of gaat een luisterboek luisteren terwijl ze eigenlijk ingeroosterd stond voor een bordspel. Dat zie ik dan door de vingers.

Want van spelen leer je zo veel. Je leert de wereld om je heen te begrijpen. Je leert jezelf kennen. Je leert verhalen maken, je concentreren, opgaan in een universum waarin jij heer en meester bent – in plaats van leerling.

En als er dan een andere leerling komt kijken, van een afstandje, dan denk je eerst: ‘Nee, hè…’


Maar dan herinner je je hoe jij je voelt in zo’n situatie. Dat het naar is om weggestuurd te worden. Dat het oneerlijk voelt als mensen ervan uitgaan dat jij wel weer alles zult vernachelen, terwijl je alleen maar wilt leren. En dan geef je je zusje het voordeel van de twijfel.

Zo belangrijk is spelen. Daarom stel ik voor dat iedere kabinetsformatie verplicht vergezeld gaat van een sessie speltherapie. Als opfrissertje.

Daarnaast heeft Cato deze week:

  • Scones gebakken (onder leiding van haar broer, die met dit zusje continu onderworpen wordt aan een opfriscursus Inlevingsvermogen Tonen en Creatieve Oplossingen Verzinnen).

  • Geschreven in haar schrijfboekje (2x). Schrijven is een van de weinige dingen waar we schoolboekjes bij gebruiken. Cato kan al wel blokletters, maar ik vind het belangrijk dat ze een vlot en soepel handschrift ontwikkelt en dat gaat beter met een goede methode dan met zelfgeconstrueerde letters. Bovendien is schrijven niet mijn expertise, dus zoals ik een kookboek gebruik bij moeilijke recepten en een wiskundeboek bij algebra, zo gebruik ik ook de kennis van bekwame, behulpzame makers om mijn kinderen goed te leren schrijven.
  • Gefietst naar de kinderboerderij.

fiets kinderboerderij

  • Engels: onder meer Heckedy Peg en King Bidgood van Audrey en Don Wood voorgelezen, meesters van de lichtval in kinderboekenillustraties.
  • Engels (2x): het programma van de online klas van Rosetta Stone.
  • Ze is spion, prinses en Onzichtbare Man geweest met een vriendinnetje dat de hele middag bij ons was.
  • Ik heb voorgelezen uit De wind in de wilgen van Kenneth Grahame terwijl Cato er een tekening bij maakte van Das in zijn burcht.

  • Biologie: boekenleggers en kaarten gemaakt met de bloemen die we vorig jaar geplukt hadden en lang hadden laten drogen.  Zo lang dat we ze eigenlijk een beetje vergeten waren en het dus een verrassing was dat we op een regenachtige lentedag toch iets fleurigs konden doen. Gekleed voor de gelegenheid.

  • Geëxperimenteerd met de doos ‘Kristallen kweken en edelstenen’ die Cato voor haar verjaardag had gekregen. Wederom in gelegenheidskleding.

  • Zelf gelezen in Job en de duif van Eveline De Vlieger en Noëlle Smit en twee prentenboeken van Max Velthuijs.
  • Geschilderd.

  • Het hele luisterboek De schippers van De Kameleon van Hotze de Roos geluisterd terwijl zij in haar TopModel-kleurboek kleurde.

Cato heeft drie vaste clubjes per week. Streetdance, de woensdagmiddagclub (sport, spel en knutsel met kinderen uit de buurt) en zwemles.

Verder hadden we deze week één uithuizige dag, een bijeenkomst van Cato’s thuisonderwijsclub The Home Learners. De organisatoren doen hun best een afwisselend jaarrooster te maken: de ene keer gaan ze naar een museum, dan weer naar zwembad, speeltuin of hortus. Of er worden workshops gegeven door stagiaires.

Nu stond er een museum op het programma, eentje waar ik zelf niet snel opgekomen zou zijn: het Museum voor hedendaagse Aboriginalkunst in Utrecht. Omdat er minstens zes nationaliteiten vertegenwoordigd zijn bij The Home Learners en alle deelnemende gezinnen per seizoen een activiteit moeten organiseren voor de groep, komt de hele wereld vanzelf langs. Deze keer had een Australische moeder een rondleiding en workshop besproken.

Er valt namelijk heel wat te vertellen over de geschiedenis en de kunst van de Aboriginals. Die schilderijen, hè, dat zijn eigenlijk verhalen. Het lijkt een verzameling stipjes, streepjes en vlekjes, maar zoals bij alles: niets is wat het lijkt. Iedere lijn op het doek heeft een betekenis. Er zijn streepjes die mensen uitbeelden, slangen, vogels.

Met al die symbolen en kronkels wordt duizenden jaren Aboriginalgeschiedenis verteld. De mooie dingen en de verdrietige. Aboriginals hebben geen schrift, daarom vertellen ze hun geschiedenis aan elkaar door met woorden en tekeningen.

Na de rondleiding mochten de kinderen hun eigen verhaal vertellen. Met stipjes en vlekjes en streepjes.

Zo eindigde Cato’s week. Ik heb de kerndoelen er nog eens op nageslagen en ik geloof dat we aardig op schema zitten. Alleen het doel ‘laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback, bijvoorbeeld door te knikken of te antwoorden’ is nog in ontwikkeling. Cato’s gepaste feedback bestaat voornamelijk uit luidruchtige repliek in plaats van een volgzame hoofdknik. Ik geloof dat ik daar nog maar wat remedial teaching tegenaan gooi.

—-

Meer ‘Weken uit het leven van…’:

Dit is Philip. Philip is dertien jaar. Als hij op school had gezeten, zat hij in de tweede klas van het atheneum. Maar Philip zit niet op school. En aangezien er maar 328 kinderen in Nederland thuisonderwijs krijgen, en slechts een klein percentage daarvan de middelbare school doet, zijn veel mensen benieuwd naar hoe-zo’n-dag-nou-gaat.

In sommige dingen is Philip erg goed, onthouden bijvoorbeeld. Vrijwel alle verhalen die hij op zijn vierde gehoord heeft, kan hij nu nog in detail navertellen. Als hij iets één keer gelezen heeft, staat het in zijn geheugen gebeiteld. Hij is kampioen plannen maken en creatieve oplossingen verzinnen. Zonder moeite herkent hij de drumpartij in een willekeurig nummer en hij heeft een rechtvaardigheidsgevoel waar Kofi Annan een puntje aan kan zuigen.

Concentratie is daarentegen niet een van Philips sterke kanten. Hij is nogal gauw afgeleid. De intentie is er wel, maar ja, dan zit je daar met je schrift aan tafel. En dan bedenk je hoe ridicuul het is om te beginnen zónder dat je potlood geslepen is. Of je oog valt op een reclameblaadje dat toevallig ook op tafel ligt – en ineens weet je dat het onmogelijk is om aan je werk te beginnen voordat je al je spaargeld geteld hebt. Of je krijgt plotseling enorme dorst (ook al heb je net ontbeten). Niemand kan van een mens verwachten dat hij uitgedroogd aan zijn werk begint.

Kortom, het duurt even voordat Philip op stoom is. Maar als hij eenmaal bezig is, kan hij er volledig in opgaan. Soms verrast hij zichzelf gewoon. ‘Mam’, zei hij laatst, ‘ik had het nooit gedacht, maar wiskunde kan echt verslavend zijn.’ Ik ga het op een tegeltje schilderen voordat hij het vergeten is.

Philip doet vijf vakken per dag. Iedere dag wiskunde en Nederlands en daarnaast drie variabelen. Verder leest hij dagelijks minimaal een halfuur (maar meestal langer) een (literaire) roman of ander proza. Voor alle kinderen geldt: televisie, iPad en computers gaan pas na 17.00 uur aan ter vermaak. Ter lering mag alles natuurlijk altijd aan.

Hoewel deze dingen redelijk vaststaan, maken we graag en uitbundig gebruik van de flexibliteit van thuisonderwijs. Eén-op-één leer je efficiënt, dus er kunnen veel zijpaadjes ingeslagen worden. Als er een onverwacht uitje is of iedereen enorme zin heeft in taart en we een ochtend willen bakken, dan passen we ons makkelijk aan. Niet té makkelijk, want Philip floreert op een beetje routine. Het heeft even geduurd voordat ik dat begreep en door zijn gefladder heen aan een ritme bleef vasthouden, maar op die manier is hij het gelukkigst en ervaart hij aan het eind van de dag de meeste voldoening.

Meestal besteedt Philip zo’n drie uur per dag aan boekenwerk. Omdat de kinderen zelf bepalen wanneer ze hun werk doen, zolang het maar voor het avondeten klaar is, lopen Philip en Jet niet helemaal synchroon in hun werktijden. Waar Jet voor het ontbijt liefst al een paar opdrachten afgerond heeft, begint Philip zijn dag graag zo.

Wat mij betreft een geneugte van thuisonderwijs – je eigen tempo kunnen volgen. Jet brengt haar middagen graag dansend door, terwijl Philip liever met vrienden afspreekt; zo hebben ze ieder hun eigen redenen om op tijd klaar te zijn.

Dit is wat Philip in een week gedaan heeft.

  • Wiskunde (dagelijks). Singapore Math is het fundament; daarnaast variëren we voor de jeu en de suppletie. We gebruikten onder meer Wisschriften van Vierkant voor Wiskunde, meetkunde met Van Basis tot Limiet (Belgische methode die geleverd wordt met het wiskundespel MonkeyLabs) en Your Business Math, waarbij Philip en Jet op papier een boekwinkeltje exploiteerden. Op dit moment werkt Philip weer met Singapore Math.
  • Syntaxis (2x deze week): woordsoorten, woordgroepen en zinnen ontleden.
  • Frans (3x deze week) met het Rosetta Stoneabonnement dat ik noemde in Jettes week.
  • Gelezen in Niemand houdt mij tegen van Evert Hartman (dagelijks).
  • Drummen (4x). Deze week geen les, wel gewoon gestudeerd. Met zijn leraar werkt hij met Real Time Drums van Arjen Oosterhout, daarnaast kiest Philip telkens een nummer waarvan hij de drumpartij wil instuderen (veel Coldplay, maar ook andere).
  • Het convectie-experiment van André Kuipers (1x). Had ik ooit aangevraagd via ESA en was blijven liggen.

  • Voor geschiedenis/aardrijkskunde/maatschappijleer koos Philip de Vietnamoorlog (2x aan gewerkt deze week). Drijfveer: er wordt in films vaak aan gerefereerd (‘I served in Nam, man’) en Philip wilde weten waar het nou eigenlijk over ging. We gebruiken bladen van Scribe als mal: History Scholar en Geo Scribe. Deze opdracht bestond uit drie delen:
  1. Basisinformatie over Vietnam verzamelen (hoofdstad, grootte, bevolking, landschap etc.).
  2. Informatie opzoeken over de oorlog (aanleiding, verloop, einde) en samenvatten.
  3. Een kort essay aan de hand van een vraag of stelling die door History Scholar geponeerd wordt. Deze keer de vraag: ‘Some men refused to go to Vietnam to fight, because they felt the war was wrong. Is it ever right to refuse your country’s call to fight in a war?’

Naast internetbronnen als wikipedia en het CIA Factbook bekeek Philip de aflevering van Michael Palins Full Circle in VietnamGood Morning Vietnam en Born on the 4th of July liggen klaar.


Ik ben nog altijd geïnspireerd door de onderwijsmethode van Charlotte Mason. Een van haar stokpaardjes is narration, het navertellen van literatuur die je gelezen hebt. Dat kan op verschillende manieren: mondeling, je vertelling opnemen op camera of mp3, schriftelijk, maar bijvoorbeeld ook door een tekening te maken van wat je gelezen hebt (voor jonge of tekengrage kinderen). Er zijn mensen die een jampot vol vertelmethodes gemaakt hebben (een narration jar). De uitvoering maakt niet uit – het idee is dat je dingen in je hoofd ordent en beter onthoudt als je het aan een ander kunt navertellen, of dat nou aan tafel is of in een schriftelijk verslag.

Mijn manier is simpel: ik vraag de kinderen me te vertellen wat ze gelezen hebben. Cato tekent nog weleens, maar Philip en Jet doen het voornamelijk mondeling en deels schriftelijk. De schriftelijke navertellingen gebruiken we meteen als ‘les Nederlands’, dan kijken we spelling en grammatica na. Zo’n Vietnamverslag is ook niet veel anders dan navertellen en ordenen.

Verder deze week à la Charlotte Mason:

  • Een hoofdstuk uit Mathematicians Are People, Too: Stories from the Lives of Great Mathematicians van Luetta en Wilbert Reimer (1x). Ik las voor, Philip en Jet vertelden na. Als ik ooit nog eens tijd over heb, dan is dit het eerste boek dat ik ga vertalen voor de Nederlandse markt. Zo gaaf. Ook het tweede deel.
  • Shakespeare (2x). Uit Shakespeares Vertellingen van Charles en Mary Lamb las Philip las ‘De koopman van Venetië’ en ‘Het temmen van de feeks’ en vertelde deze aan mij na.
  • Ik heb voorgelezen uit De wind in de wilgen van Kenneth Grahame (1x deze week).
  • Interpunctie (1x). Doen we zo: ik neem een stukje tekst met verschillende vormen van interpunctie, bijvoorbeeld een citaat binnen een dialoog. We bekijken samen alles wat lastig zou kunnen zijn in de tekst. De kinderen bestuderen het nog even goed en daarna krijgen ze dezelfde tekst, maar dan een versie waaruit ik alle hoofdletters en interpunctie verwijderd heb. Vervolgens verbeteren ze het en vergelijken hun versie met het origineel. Ik vind het handig om tekst te gebruiken waarvan ik zeker weet dat de interpunctie perfect is en die makkelijk van internet te plukken is, zodat ik niet hoef over te tikken. Deze week hebben we dit stukje gebruikt.
  • Kunst en filosofie (1x): De school van Athene van Rafaël bekeken in het boek Meesterwerken. Gepraat. Uit Oogetuigen van de wereldgeschiedenis het verslag gelezen van Socrates’ laatste uren, als hij de gifbeker drinkt.

Er was één uithuizige dag deze week: museum Naturalis samen met twee andere gezinnen. De zintuigententoonstelling hadden we nog niet gezien en leverde unieke beelden op. U ziet hier een bijtje op zoek naar nectar.

Philips vaste activiteiten zijn breakdance en drummen. Verder doet hij eens per week een maatschappelijke stage bij Cato’s woensdagmiddagclub. De club duurt drie uur en wordt bezocht door kinderen tussen de vier en tien jaar. Ze doen spelletjes, knutselen en sporten onder begeleiding van twee volwassenen – en Philip. Dat hij een activiteit van Cato gekozen heeft om te helpen, is niet toevallig. Ten eerste ging hij zelf graag naar de woensdagmiddagclub toen hij jonger was, en ten tweede hebben Philip en Cato een bijzondere band. Ze zijn samen als Chinees vuurwerk: licht ontvlambaar, veel kabaal, maar stralend en prachtig om te zien.

Cato baadt dan ook in weelde: zowel een zus die haar in een tutu hijst en door de kamer danst als een broer die haar met pijltjespistolen door het huis jaagt (waar zij altijd voor in is) en schier onuitputtelijk voorleesgeduld heeft.

Van het einde van de week kan ik helaas geen ooggetuigenverslag geven, want toen was Philip niet thuis. Op vrijdag logeerde hij bij zijn beste vriend en op zaterdag had hij een verjaardag van een andere vriend. Ik heb het dus uit de tweede hand. Maar toen hij zaterdagavond om elf uur thuiskwam, was hij moe, enthousiast en voldaan. Er zijn slechtere manieren om je week af te sluiten.

Even levelen

22 februari 2013

Dertien jaar

Hoe dichter we de middelbareschoolleeftijd naderden, hoe meer ik als een opgejaagd konijn internet en boeken doorzocht op zoek naar moed, bevestiging en mogelijkheden.

Sinds een paar jaar is het zo ver. En ik kan zeggen: het gaat erg goed. Ik zit al even niet meer in het commerciële circuit, maar als ik een bedrijfsmemo over ons onderwijs zou opstellen, zou het ongeveer zo klinken:

Nu we Q3 van het tweede jaar ingaan, kan ik op basis van de kpi’tjes zeggen dat het lekker draait. We hebben de afgelopen jaren wat pilots gehouden die niet allemaal even succesvol waren, maar dat is niet erg. Daar kunnen we alleen maar van leren.

Zo bleek een louter bottom-up-benadering voor ons niet te werken. Kijk, je kan de klant wel centraal stellen, maar uiteindelijk gaat het erom wat er onder de streep overblijft. Je moet die benchmark halen. Dus hebben we een verandertraject ingesteld. En wat bleek? Het is een combinatie van luisteren naar het werkveld én aansturen, waarbij een breed draagvlak een eerste vereiste is.

We zijn niet uit op quick wins; het stukje meerwaarde zit hem juist in de flexibele aanpak. Zolang we de focus maar houden – dan kunnen we aan het eind van de dag zeggen: mensen, we hebben het gehaald. Tot die tijd is het een kwestie van vlieguren maken.

Als er iets is wat me uit m’n comfortzone gehaald heeft, dan is het wel thuisonderwijs. Niet alleen het bepalen van de aanvliegroute, maar ook het hele gebeuren eromheen. Literatuur scannen, vragen voorbereiden, originele invalshoeken bekijken. Out of the box-denken zonder dat je te boek wilt staan als Malle Pietje. En blijven levelen natuurlijk. Kijken of de strategie werkt en zo niet: beleid aanpassen.

Natuurlijk houden we weleens een overlegmomentje voor de broodnodige 360-graden feedback, maar niet te lang en te vaak. Sparren is leuk, maar op een gegeven moment moet je die stap maken. Het is een kwestie van doen. Handjes en voetjes geven en gaan  uitrollen. Dan zie je dat iedereen aanhaakt en weet je: we zitten op de goede weg.

Het is ontzettend belangrijk om de authenticiteit van je kinderen te borgen. Laten zijn wie ze zijn en toch eruit halen wat erin zit. Ruimte geven aan hun creativiteit, meesurfen op die eigen flow, maar ook empoweren, zodat ze ervaren dat het voldoening geeft als je een lastige klus doorzet. Dat is ook een stukje compliance naar de leerplichtambtenaar toe; je laat zien dat je ruimschoots het aangegeven onderwijsniveau aanhoudt. Een winwin-situatie.  Verder natuurlijk veel buitenschoolse activiteiten om goed burgerschap te demonstreren. 

Samenvattend denk ik dat we op de goede weg zijn. Een snoeiharde forecast voor de komende jaren blijft tricky, maar geleid door onze rendementen uit verleden geloof ik dat we met commitment en een helikopterview een heel eind komen.

Drie weken

Als je begint met thuisonderwijs, vraag je je af hoe het moet als-ze-straks-vier-zijn. Je hebt acht scholen bezocht, gewikt, gewogen, eindeloos gepraat en besloten dat het thuisonderwijs gaat worden. In de euforie van de beslissing is alles te overzien, maar dan slaat de twijfel toe. Kun je dit eigenlijk wel? Een tweejarige: à la, maar een kleuter? Op de rijpe leeftijd van vier jaar gaat het beginnen. Hoe zit dat met vaderdagwerkjes? Kringgesprekken? De blokkenhoek? Het veterdiploma?

Tweeënhalf jaar

En dan blijkt dat het vanzelf gaat. Het jongetje van twee wordt drie. Terwijl hij je helpt om de spruitjes te schillen, welt de een na de ander vraag bij hem op. Je praat voortdurend met elkaar. Iedere dag ontdekt hij nieuwe dingen. Dat jongetje van van drie stopt niet met leren als hij vier wordt.

Bijna vier

Je haalt opgelucht adem. Het leven gaat verder, de wereld draait door. Je leest honderd boekjes voor, en terwijl je samen de slagroom klopt, zingt hij het abc-liedje.

Dan gloort groep 3 aan de horizon. Groep 3, dat is me wat. Daar begint het echt. Hij kan al een beetje lezen en kent alle dieren bij soort en habitat, maar zal hij ooit goed leren schrijven? Nieuwe vriendjes maken? Punniken? Fietsen? Hij houdt niet van tekenen, hoe moet dat met zijn fijne motoriek?

Zes jaar

Weer blijkt het vanzelf te gaan. Het jongetje van zes wordt zeven. Hij houdt nog steeds niet van tekenen, maar wel van lego; uitstekend voor de fijne motoriek. Hij leert schrijven en hoofdsteden en breuken. School is geen onderwerp van discussie. Niet op zijn sportclubs en niet bij zijn vrienden. Politie-en-boefje is veel belangrijker.

Zo kom je op het grootste kruispunt van de beslissing die je acht jaar geleden genomen had. De middelbare school.

Twaalf jaar

En ook nu blijkt: het loopt in elkaar over. Je twaalfjarige zoon wordt dertien en er zijn geen aardverschuivingen.

Je kent je kind. Je weet wat hij kan. Net zoals je zijn eerste stapjes en woordjes hebt meegemaakt, heb je gezien hoe hij zijn eerste rekensommen maakte, van 2+3 tot algebra en meetkunde. Je zag hoe hij begon te lezen, moeilijke concepten tot zich liet doordringen, nadacht over de dingen. Je weet waar hij goed in is en waar hij nog in moet groeien.

Er blijven genoeg dingen over waarvan ik wakker kan liggen, maar met voortgezet onderwijs heb ik vrede. Het vergt inventiviteit en souplesse, maar het is ont-zet-tend leuk.

Na het weekend: een week uit het leven van… Philip.

Dit is Jette. Jette is tien jaar. Als ze op school had gezeten, zat ze in groep zeven. Maar Jet zit niet op school. Daarom leert ze sommige dingen op het niveau van groep zeven, sommige dingen op brugklasniveau en sommige dingen op grotemensenniveau; je hoofd is namelijk niet beperkt tot een gemiddelde leeftijd. Jettes geschiedeniskennis ligt vermoedelijk een jaartje lager, want ze vindt -onbegrijpelijkerwijs- geschiedenis niet zo leuk. En we weten allemaal: als je ergens niet zoveel aan vindt, dan is het lastig je aandacht erbij te houden. Ook al roept je moeder nog zo vaak dat geschiedenis juist heel leuk is.

Jet leert vooral door de vragen die ze de hele dag stelt. Over koningshuizen, witte bloedlichaampjes, economische crises, moeilijke woorden, communisme of gezonde vetten bijvoorbeeld. Veel andere dingen leert ze door te doen. Omeletjes bakken, met vriendinnen kletsen, kapucijners telen, was opvouwen, baby’s gelukkig maken, aardappels schillen, verhalen schrijven. Al die dingen gebeuren de hele dag door. De meeste daarvan noteren we niet in een schriftje; dat komt er vanzelf uit als het moment zich voordoet. Maar sommige dingen noteren we wel, want ook al vinden wij het niet zo belangrijk om het exacte schoolniveau van Jette te bepalen, we weten dat er mensen zijn die dat wel belangrijk vinden. En als Jet over een poosje staatsexamens wil gaan doen, is het handig om te weten wat je nog moet leren en wat je al in de vingers hebt.

Naast de gesprekken die we de hele dag voeren, doet Jet vier vakken per dag. Iedere dag wiskunde en taal en daarnaast mag ze twee andere dingen kiezen. Ook moet ze dagelijks minimaal een halfuur in een leesboek lezen. Voor alle kinderen geldt: de televisie, iPad en computers gaan pas na 17.00 uur aan ter vermaak. Ter lering mag alles natuurlijk altijd aan.

Dit is wat Jet vorige week gedaan heeft.

  • Wiskunde (dagelijks) uit het Wisschrift, als afwisseling op haar gewone rekenboeken.
  • Syntaxis (dagelijks): woordsoorten, woordgroepen en zinnen ontleden.
  • Engels (1x deze week) en een beetje geschiedenis: ik heb voorgelezen uit The Porcupine Year.
  • Het gedicht ‘De bruid’ van Jan Prins (1x). Ja precies, die van ‘de bruigom is de lentezon / en Holland is de bruid’. We hebben het samen gelezen, gepraat over alle lastige woorden en de mooie beeldspraak, en gekeken naar het rijm. Daarna heeft Jet het overgeschreven in haar schrift.
  • Op eigen initiatief heeft Jette deze week een opdracht over Nepal gekozen (3x aan gewerkt). Ze deed de laatste maanden mee aan de museumjeugduniversiteit en een van de onderwerpen betrof een Nederlandse vrouwenexpeditie naar de Himalaya. Naast het hoorcollege heeft ze zelfstandig informatie opgezocht en de aflevering ‘Bergen’ gekeken van Human Planet (BBC).

  • Ik heb voorgelezen uit De wind in de wilgen van Kenneth Grahame (2x deze week).
  • Oud-Grieks (2x deze week). Dat wilde Jet graag leren (ze houdt wel van een dooie taal en niet van geschiedenis, schiet mij maar lek). Een vriend die eindexamen Grieks gedaan heeft, bood aan om Jet eens per twee weken les te geven. Het begon met losse stukjes tekst, bijbelfragmenten en sinterklaasliedjes, maar sinds kort werken ze met de methode Hellenike. Had ik nog liggen uit een vorig leven. Ik ben nooit verder gekomen dan bladzijde twaalf, daarna heb ik het heel snel achterin de kast gezet.
  • Wonderkinderen van Thea Beckman (dagelijks), deze week uitgelezen. Haar volgende leesboek heeft Jette al gekozen. Het geheim van Rotterdam, ook Beckman.
  • Duits (3x deze week). Als thuisonderwijsgroep hebben we een jaarabonnement op een online klas van Rosetta Stone. Met een beetje enthousiasme kunnen we dit jaar 25 talen vloeiend leren beheersen, maar vooralsnog houdt Jet het op Duits en een zweempje Italiaans. We leggen de nadruk op spreken en luisteren (dat kun je instellen in het programma), hoewel er ook redelijk wat lezen en schrijven aan te pas komt. Philip en Jet mogen zelf weten wanneer ze hun werk doen; ze kunnen dan rekening houden met hun clubs en vrienden. Jet doet vaak vóór het ontbijt al een of twee vakken. Hier Duits in pyjama.

Rosettastoned

Jettes vaste clubjes zijn klassiek ballet en streetdance. Daarnaast helpt ze twee uur per week op de balletschool bij de kleuters (zie ‘Juf Jet’). Omdat ze zo ontzettend gelukkig wordt van ballet, heeft ze vorig jaar auditie gedaan voor de vooropleiding van het conservatorium. Zo’n auditie heeft veel weg van een vleeskeuring; het was nog even kantje-boord, want Jet bleek behept te zijn met een ‘te grote grote teen’. Maar kijk eens.

Echt conservatoriumhaar. Ondanks die grote teen. Dus nu danst ze iedere zaterdag ook op de balletacademie.

Vorige week vielen er twee thuiswerkdagen af, omdat we op pad gingen. Dat gebeurt niet iedere week, nu toevallig wel. Ik had de NOT gepland, de tweejaarlijkse onderwijsbeurs. Doorgaans ga ik zonder kinderen, maar Jet wilde graag mee. Ze had het al een paar keer discreet laten vallen – en naarmate de beursdatum dichterbij kwam steeds minder discreet. Omdat ik het gezellig vind om een dag met Jet door te brengen, had ik als verrassing een toegangskaart voor haar aangevraagd. Net als een thuisonderwijzende vriendin en haar dochter. Konden onze dochters zelf zien of er nog wat voor hen bij zat. Het gehalte thuisonderwijskinderen op de NOT werd flink opgekrikt.

De tweede dag was gereserveerd voor Jettes stage. Dat zit zo: Cato (5) is lid van een internationale thuisonderwijsclub, The Home Learners. De initiatiefnemers van de club bieden oudere thuisonderwijskinderen de kans om stage te lopen. Zo kunnen ze ervaring opdoen in organiseren en leiding nemen. De stagiaires bedenken zelf een activiteit en dienen vervolgens een verzoek in. Als dat nodig is, mogen ze hulp vragen bij de organisatie. Er wordt een deel van het clubbudget beschikbaar gesteld en aan het eind krijgen ze een certificaat.

Jet zag het helemaal zitten, vooral dat certificaat. Ze schreef een officiële brief met ‘geachte’ en ‘met vriendelijke groet’ en wist al precies wat ze wilde gaan doen. U raadt het nooit.

Dansen.

Ze organiseert twee workshops: een klassieke en een streetdance. Met choreografie en uitvoering en alles. In twee middagen leren de home learnertjes het dansje en op de derde bijeenkomst wordt het opgevoerd voor de ouders.

De klassieke is met pliés en relevés en ports de bras. Op ‘Girls just wanna have fun’ van Cyndi Lauper. Dat dan wel.

De streetdanceklas is op ‘Het land van’ van Lange Frans en Baas B. Enorm vet. En meteen een beetje geschiedenis, hè.

Ach, en dan is zo’n week alweer voorbij. De volgende ziet er vast anders uit. Dan bezoeken we misschien een museum of is er een thuisonderwijsbijeenkomst in de dierentuin. Dan zijn er andere dingen in het nieuws en gebeuren er nieuwe dingen in ons dagelijks leven, waar Jet weer duizend vragen over stelt. Er zijn verjaardagen in het verschiet, ons volkstuintje zit er weer aan te komen. De lente, de zomer. Der Lauf der Dinge. Als u af en toe als vlieg op onze muur komt zitten, zult u zien dat thuisonderwijs vanzelf minder excentriek wordt.

‘Hoe ziet een dag thuisonderwijs er precies uit?’

Toen ik jaren geleden voor het eerst – heel voorzichtig – begon na te denken over thuisonderwijs, was ik ontzettend nieuwsgierig naar andere gezinnen. Hoe zag een gewone, alledaagse thuisonderwijsdag eruit? Ik had een peuter en een baby en liep nu al geregeld op mijn tandvlees, hoe deden mensen met meer kinderen dat? Ik had zo graag eens als een Wiplala in het borstzakje van zo’n gezin willen zitten en een hele dag meegekeken.

Als de ongerustheid over het sociale weggeëbd is en de oprecht geïnteresseerden zijn overgebleven, dan is dit een vraag die we vaak krijgen. Ik begrijp hem zo goed; we zijn allemaal benieuwd naar andermans leven, zeker als het een beetje raar is. Het is alleen moeilijk om een eensluidend antwoord te geven. Ten eerste omdat onze dagen niet allemaal hetzelfde zijn (net als bij mensen die naar school gaan) en ten tweede omdat onze manier ongetwijfeld verschilt van die van andere thuisonderwijzers (net zoals niet iedere school en ieder gezin hetzelfde is).

Om toch een idee te geven, zal ik af en toe een week van… posten. Houd in gedachten dat het geen standaardweek is; simpelweg omdat standaardweken niet bestaan. En bedenk ook dat als je alles achter elkaar zet, het idealer lijkt dan het misschien is. Maak zelf maar eens een weekdagboek met alle leuke en succesvolle dingen die je gedaan hebt; dat ziet er al gauw gelikt uit. Helemaal als je er foto’s bij zet – zo wordt ook het schoonmaken van de toiletpot een vreugdevol en educatief karwei.

Verder is het nooit bedoeld om een gevoel van tekortschieten op te roepen. Ik wil je alleen een beetje een vlieg op onze muur te laten zijn. Maar wel een vlieg in het hoekje van waaruit het volle wasrek, de halve nacht slaap, het rondgestrooide speelgoed en de vlokken stof net niet te zien zijn. Tenslotte is alles een kwestie van perceptie: voor mij mag de week soms een Groundhog Day lijken, mijn kinderen denken daar heel anders over.

Morgen de eerste. Ik begin met Jet, daar had ik vorige week toevallig de meeste foto’s van.

De week van To

14 maart 2009

Het waren van die dagen. Cato was ziekjes. ‘Een beetje ziet’, zoals ze zelf zei, want ze kan de k nog niet zeggen. Een totsvirusje van vier dagen. Met de bijbehorende wonderbaarlijke vermenigvuldiging van de wasberg. En de hangerigheid. En de dingen die toch gedaan moeten worden ook al komt het allemaal niet uit.

Als Cato niet jammerend aan mijn been of op mijn heup hing, zwierf ze een beetje lodderig door het huis. Slapen deed ze licht en vluchtig, wat uiteraard niet bijdraagt tot een vlot herstel. Of een fris gemoed van moeder.

Af en toe viel ze zomaar ergens in huis in slaap. Op een schouder. Of in het hoge bed van Philip, waar ze via het trapje ingeklommen was. Vonden we haar ineens zo, in innige omhelzing met Philips slaapknuffel.

Ziek in het bed van je grote broer

Ik merkte dat ze beter werd toen haar eetlust begon toe te nemen. Ze vroeg om soep. ‘Soep met wortels’ om precies te zijn. ‘Wil je groentesoep?’, vroeg ik. ‘Nee’, zei ze beslist. ‘Gewoon soep. Met wortels.’

Soep

Ik maak iedere week meestal een pan groentesoep van restjes. Ik zorg dat ik van de afgelopen dagen wat groente overhoud, snij er een paar tenen knoflook, een ui en wat wortels doorheen, een handje pasta (spaghetti, penne, wat voorhanden is) en dat eten we als lunch. Tootje fleurde weer helemaal op.Voetjes op het strand

Daarna even de eerste stralen lentezon opzuigen. We waren al tijden niet op het strand geweest en het weer was vrijdagmiddag zo zacht, dan zijn er weinig dingen zo heerlijk als met je blote voeten door het Noordzeezand woelen. Cato was weer beter.

De week ervoor waren we ook fijn op stap geweest. Naar de dierentuin, naar het Museon met een thuisonderwijsgezin, en naar de babygeitjes met twee andere thuisonderwijsfamilies.

Op de geitenboerderij met thuisonderwijskinderen

De geitenboerderij is ieder voorjaar vaste prik – Philip en Jet vinden het al jaren heerlijk om er te zijn. Tussen de koeien en de geiten, bij de biggetjes, de pony’s en de kippen. Het voeren van de babygeitjes is altijd een dubieus genoegen: aan de ene kant is het zielig dat ze niet bij hun moeder mogen drinken, aan de andere kant weet je dat dat nu eenmaal het bestaansrecht van een geitenboerderij is. En je wordt wel heel warm van al die zachte neuzen en lijfjes tegen je aan.

Philip geeft de fles

Cato is niet zo’n held met dieren. Ja, van een afstand. Achter een hek. Met grootse gebaren en veel praats, maar zonder fysiek contact. Ik had gehoopt dat de snoezige geitenlammetjes zouden helpen, bij wijze van blootstellingstherapie van de kouwe grond. Tevergeefs. In de anderhalve seconde dat ze verbouwereerd in de stal stond, kon ik nog net deze foto maken.

Cato voert geitje

Daarna werd ze iets te liefdevol door een lammetje besnuffeld en moesten we een veilig heenkomen achter het stalhek zoeken. De bravoure kwam overigens snel terug en ze legde zich toe op wat hand- en spandiensten rond het erf. Het kleine vermogen dat ik in de boerderijwinkel uitgaf aan boerenkazen en raathoning tilde ze graag voor me.

Cato met kaas