Veenhuizen

20 april 2013

Als je de eerste hausse voor het nieuwe Rijks wilt afwachten, kun je net zo goed even een ander museum aandoen. Het Gevangenismuseum bijvoorbeeld! Het is niet helemaal in de buurt van de hoofdstad, maar wat is twee uur reistijd op een mensenleven?

Ik vond het al indrukwekkend om door de poort te lopen van het Tweede Gesticht, waar zo veel sloebers voor mij doorheen waren gelopen, een nieuw leven tegemoet.

Ik moet erbij zeggen: we hadden ons al een poosje ingelezen. Dat kan ik iedereen aanraden. Als gevangenis is het geen overweldigende plek; iedereen die een Louis Therouxtje of Discovery-uitzending gezien heeft over de Ergste Gevangenissen Ter Wereld wordt niet omvergeblazen door Veenhuizen. Maar als historische plek is het heel bijzonder.

Voor wie nog niet ingelezen is: in 1818 was er een barmhartige generaal, Johannes van den Bosch, die begaan was met het lot van de armen. De Franse overheersing had het laatste zetje gegeven tot een grote hoeveelheid armoe en ellende en Van den Bosch wilde de vele sloebers een nieuwe kans geven. Hij richtte de Maatschappij van Weldadigheid op en nodigde armlastige gezinnen uit om naar Drenthe te komen. Daar stond een kolonistenwoning voor hen klaar, kregen ze een koe en een stukje land om het Drentse veen te ontginnen.Men mocht er opnieuw beginnen. Naast de losse kolonistenhuisjes werden er grote gestichten gebouwd waar zo’n 1200 mensen onderdak konden vinden.

Johannes van den Bosch had een goed hart. Het experiment was bedoeld om mensen ‘uit de diepte hunner ellende op te heffen’ en op te voeden tot zelfstandigheid, maar algauw bleek dat het niet helemaal uit de verf kwam. Veel stadse paupers hadden nog nooit een koe gezien, laat staan dat het boeren hen van nature goed afging. Bovendien wilden de meeste mensen helemaal niet naar Drenthe, dat algemeen beschouwd werd als het Siberië van de Nederlanden. Maar bedelaars bleven een probleem, dus besloot de Maatschappij van Weldadigheid dat als men niet uit vrije wil naar het veen afreisde, er onder dwang geholpen diende te worden. Zo werden veel schlemielen en landlopers naar Veenhuizen getransporteerd, waar zij op last van de overheid ‘verpleegd’ werden tot een zelfstandig bestaan. Van een lankmoedig initiatief werd het van lieverlee een rijksinrichting.

Het is allemaal te lezen in Het pauperparadijs, een familiegeschiedenis van Suzanna Jansen, een prachtig boek waar je vast al van gehoord hebt. Jansen vertelt op een ontroerende manier de geschiedenis van een deel van haar familie en tegelijkertijd van negentiende- en twintigste-eeuws Nederland.

Voor kinderen is Ver van huis van Martine Letterie een aanrader. Ook hier kwam de inspiratie uit de voorouders van de schrijfster (veel Nederlanders zijn nazaten van Veenhuizense verpleegden), maar anders dan Het pauperparadijs is Ver van huis een fictieve roman over twee meisjes die vanuit negentiende-eeuws Den Haag uit vrije wil naar de veenkoloniën vertrekken.

Het fascinerende aan Veenhuizen vind ik dat het allemaal niet zo lang geleden is. Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw, mijn jaren tachtig, was het hele dorp Veenhuizen nog afgesneden van de rest van Nederland. Als je van de snelweg kwam, mocht je het dorp gewoon niet in, tenzij je de dienstdoende bromsnor kon vertellen wat je kwam doen en specifieke vragen kon beantwoorden, zoals wat de gezinssamenstelling was van de mensen die je ging bezoeken.

Dertig jaar later rijden we er zomaar met een bus doorheen. Een boevenbus, gerestaureerd en gereden door vrijwilligers van het Gevangenismuseum. Ooit de bus waarmee echte boeven en boefjes naar de gestichten vervoerd werden.

Het is een vreemde gewaarwording. Aan de ene kant de folklore van een authentieke bus met tralieramem en een reisleidster die links en rechts wijzend anekdotes door de microfoon vertelt. Aan de andere kant bestaat het dorp echt. Het is geen filmdecor, geen openluchtmuseum. Het is een tijdsbeeld.

Je kunt je voorstellen dat je vanuit de Jordaan hier naartoe gebracht wordt. Zomaar, omdat het leven niet meezit, omdat je de eindjes aan elkaar moet knopen en er telkens een korter stukje overblijft, totdat er niks meer te knopen valt. En dan kom je hier, langs die eindeloze Drentse wegen, dat kaarsrecht uitgegraven kanaal, terwijl je ooms, tantes en buren, de mensen met wie je je altijd gebroederlijk door de pech heengeslagen had, nog in de Derde Leliedwarsstraat wonen.

De directeursvrouw van de Maatschappij van Weldadigheid had geprobeerd wat allure aan het dorp te geven. Zij verzon de namen op de huizen van de ambtsdragers in Veenhuizen, tot verheffing van het volk.

Niet dat je daar wat aan had, als analfabeet uit de Derde Leliedwarsstraat. Maar de bedoeling was goed.

Het Gevangenismuseum is gevestigd in het voormalige Tweede Gesticht te Veenhuizen. Ik verwachtte niet veel van het museum zelf, want ik vond het al bijzonder genoeg om op de plek te zijn waar we over gelezen hadden en dat zo’n onderdeel is van de Nederlandse geschiedenis.

Maar ook de collectie is een reis waard. Op chronologische volgorde loop je door de misdaad- en strafgeschiedenis van 1600 tot nu, van radbraakkruis en pijnbank tot de huidige cellen van bolletjesslikkers.

Er was een kindertour en Philip, Jet en Cato zijn inmiddels experts op dat gebied. Uit de frequentie waarmee speurtochtboekjes in mijn handen gedrukt worden, kan ik afleiden hoe interessant ze het vinden. Als ik degene ben die met drie boekjes en potloden door het museum wandelt, is het meestal geen indrukwekkende queeste. ‘De vloek van Veenhuizen’ bleek een hit.

Het handelt om Gaius, een jongeman uit ‘een ver verleden’ die niet meer bij zijn geliefde Marieke mag zijn.

De vader van Marieke heeft Gaius laten opsluiten in een verborgen cel en alleen een echte speurneus kan de twee geliefden weer bij elkaar brengen.

Laat ik nou een speurneus bij me hebben.

Die hoef je geen knollen voor citroenen te verkopen. Cato zou het ook heel goed gedaan hebben in het Korps Gestichtwacht.

Terwijl Philip, John en ik rondkeken en onze dribbelende peuter bezighielden en voortlokten met een boterhammetje pesto, volgden Jet en Cato alle aanwijzingen die de vloek van Veenhuizen konden opheffen. Ze communiceerden via verwarmingsbuizen en verzamelden geheime codewoorden die hen steeds dichter bij de verborgen gevangeniscel brachten.

Al speurend maakten ze een tijdreis door vier eeuwen strafgeschiedenis en kwamen voorwerpen tegen die Jet al kende uit Ver van huis. Cato moet nog ingelezen worden, maar die heeft op deze manier wat praktijkervaring opgedaan. Ik denk dat ze de slaapkooi niet zal vergeten; zo brachten ze dus echt hun nachten door – uw en mijn voorouders.

Het ziet er vreselijk uit, een kooi die ’s avonds op slot gaat, maar uit de verhalen in Het pauperparadijs blijkt dat veel bewoners de slaapkooi eigenlijk wel prettig vonden. Het was de enige plek waar ze even alleen waren. En het was allicht beter dan de slaapkist die voor epileptici en geesteszieken gebruikt werd.

Ik zal de spanning niet verder opbouwen: ze hebben de vloek opgeheven, hoor. Gaius werd uit zijn geheime cel bevrijd en leeft voor altijd gelukkig met zijn Marieke.

Victoria vond het allemaal prima. Zolang ze haar boterham met pesto maar kreeg.

Elk een eigen hamer

29 november 2012

U beseft het niet, maar het had een haartje gescheeld of er was helemaal geen gesteggel geweest over die zorgpremie. Geen Griekse toestanden, geen kiezersbedrog. Philip en Jet hadden namelijk bijna de boel overgenomen. Ze zaten al op het Binnenhof – zo dicht waren ze bij de macht.

De hele Tegenpartij was samengesteld. Henkie de Knip van reisburo Tornado op Buitenlandse Zaken, Henk Lannée van Lannée Ciné en Video op OCW.

Ze deden alsof ze geïnteresseerd waren in een rondleiding, maar dat was deel van het masterplan. Terwijl de jongens van WODAN het Binnenhof schoonveegden, luisterden Philip en Jet zogenaamd aandachtig naar een verhaal over de parlementaire democratie.

Het idee zat ingenieus in elkaar. Vanaf 9.30 uur werden de vip-kaarten om hun hals gehangen en zouden zij achtereenvolgens een film kijken, quizvragen beantwoorden, een fotospeurtocht wandelen en de Tweede Kamer bezoeken. Het programma duurde drie uur; tijd genoeg voor een staatsgreep.

Na de plichtplegingen zouden zij de populaire partijpotpourri aanheffen en in polonaise rond de Hofvijver trekken, om vervolgens in één streep door te stoten naar het Binnenhof. Daar zouden ze plaatsnemen op het pluche en er altijd blijven zitten.

Toen sloeg het noodlot toe. Jet kreeg wroeging. Moesten ze het wel doen? Waren die 80 zetels niet te hoog ingezet? De miljoenen van de pensioenen waren al verdampt. En dat ene punt uit het partijprogramma: ‘Weg met de intellectuelen’, dat in de hitte van de partijvergadering door de vrije jongens was aangevoerd, dat schuurde toch een beetje. Zeker nu Jet drie kaartjes had verdiend met haar goede antwoorden tijdens de quiz.

Philip probeerde de boel nog te redden. Linksachter ziet u hem via zijn oortje de jongens van WODAN in bedwang houden. Die waren al op weg naar het bordes om het Wilhelmus te toeteren in hun Amerikaanse wagens.

Het mocht niet baten. De hele coup is een stille dood gestorven. Ik had er al half en half op gerekend dat dit mijn nieuwe uitzicht zou worden.

Koot & Bie – De nagelaten tapes van Jacobse en van Es

Hoe Jacobse en Van Es overleggen over de formatie, de ministersposten van de Tegenpartij verdelen en zichzelf al zien staan op het bordes.

Handige links

  • Als voorbereiding op de rondleiding keken Philip en Jet iedere dag het laatste achtuurjournaal op nos.nl. Ook maakten ze het blokboek Staatsinrichting van uitgeverij Kinheim en praatten we veel over de verkiezingen.
  • Hier zijn alle rondleidingen op en om het Binnenhof te boeken. Iedere zondag is er een kinderrondleiding met bezoek aan de Ridderzaal.
  • Voor jongere kinderen is het luisterboek Fred krijgt een lintje van Joris Lutz de moeite waard.
  • Boek om te vermijden: Verstand van Nederland, leesboek van Zeger van Mersbergen. Dat in de titel de aanwijzing ‘leesboek’ staat, had natuurlijk een alarmbel moeten laten afgaan – een echt boek heeft geen leeshint nodig. Maar omdat er zo weinig over staatsinrichting te vinden is, had ik het boek toch gehaald. De tweede alarmbel, een zuchtende Philip die alles aangreep om het niet te hoeven lezen, pikte ik wel op. Het is een vreselijk verhaal, waarbij geprobeerd is zoveel mogelijk informatie in een slechte tekst te proppen.

Dialoog (reprise)

20 april 2012

Omdat ik laatst wederom met iemand in discussie raakte over mijn economische waarde (ha die W), nog maar even verder met de veelgestelde vragen. Eerst de ‘waardevraag’, daarna nog wat vragen die ik per e-mail kreeg.

‘Mensen als jij hebben geen enkele economische waarde. Stel dat jouw kinderen (of alleen al je dochters) later hetzelfde gaan doen als jij? Dan worden er generaties lang geen mensen op de arbeidsmarkt afgeleverd. Jullie kosten de maatschappij alleen maar geld.’

(Eigenlijk werd het iets breder gesteld, namelijk dat mijn waarde in het algemeen betwist kon worden, later hebben we de discussie beperkt tot economische waarde. )

Laten we wel wezen. Ik bespaar de maatschappij per kind 5800 euro per jaar, de kosten die de overheid betaalt voor een basisschoolleerling. Voor de middelbare school is dat 7500 euro per jaar. Uitgaande van acht jaar basisschool en zes jaar voortgezet onderwijs, maal vier kinderen is… ktsjing, zo’n 365.000 euro. Cash in uw handje.

Maar eerlijk gezegd is het niet mijn overtuiging mensen te meten naar hun economische waarde. Als ik eten maak voor mijn zieke buren, kun je zeggen: vooruit dan maar, je hebt enige economische waarde, want je bespaart de samenleving een tafeltje-dekjemaaltijd. Maar dat is niet waar het om gaat.

Wat is de economische waarde van kunst? Het Rijksmuseum kost bakken met geld.

Trouwens, wat is eigenlijk de waarde geweest van de financiële sector de afgelopen jaren? Met de honderden miljarden die het de laatste tijd heeft gekost, kun je je afvragen of de branche per saldo zijn geld heeft opgebracht.

Een ander voorbeeld. Stel nou eens dat ik ervoor kies om zelfvoorzienend te gaan leven. Boerderijtje, eigen waterput slaan, windmolen voor stroom, groentetuin, boomgaard. En stel dat ik niets van mijn opbrengst verkoop, maar alleen voor eigen gebruik verbouw. Dan verricht ik geen werkzaamheden voor de maatschappij; bovendien neem ik duur land in beslag waar makkelijk een torenflat had kunnen staan.

Als je alleen kijkt naar economische waarde, dan begeef je je op glad ijs. Laten we beginnen met de bejaardentehuizen. Natuurlijk, de mensen hebben tijdens hun werkzame leven bijgedragen aan de economie, maar dat pluspunt kunnen we na pakweg tien pensioenjaren wel wegstrepen, woon- en zorgkosten in acht nemend. Ik zeg: de fik erin.

En voort met de chronisch zieken, psychiatrische patiënten, verstandelijk gehandicapten. Wo haben wir das schon gehört?

Mijn gesprekspartner vond dat ik het in het belachelijke trok en daarmee de kritiek ontweek, maar ik zou werkelijk niet weten hoe je op een integere manier iemands waarde kunt bepalen aan de hand van een economische meetlat.

‘Je onttrekt je aan de arbeidsmarkt. Een mens hoort een nuttige bijdrage te leveren aan de maatschappij.’

Wat is nuttig? Stel dat ik was blijven werken. Ik heb Nederlands gestudeerd, Middelnederlandse letterkunde om precies te zijn. Als ik geen kinderen had gekregen en aan de faculteit was gebleven, dan had ik mijn leven naar alle waarschijnlijkheid gewijd aan de mediëvistiek. Prachtig, ik word er nog steeds warm van. En hoeveel denk je dat ik de overheid gekost zou hebben in dienst van de universiteit? Hoe nuttig was mijn maatschappelijke bijdrage geweest als ik mijn jaren had besteed aan het zoveelste commentaar op een Middeleeuws handschrift?

Een kennis van me is onlangs gepromoveerd op het onderwerp: ‘Het onderwijs in Nederlands-Indië tussen 1920 en 1930’. Met decennialang onderzoek is dat de dienst die zij de samenleving heeft bewezen.

Ik geloof dat ik wel zou kunnen verdedigen dat mijn huidige maatschappelijke bijdrage in nuttig opzicht concurrerend is.

‘Hoe denk je over je eigen ontwikkeling? Als je niet deelneemt aan het arbeidsproces, stomp je af.’

Ik vind dat zelfontplooiing nogal overschat wordt bij een baan. Het is heel fijn als je je geld kunt verdienen met iets waar je je geluk uit haalt, maar hoeveel mensen doen nu écht het werk wat ze leuk vinden? In hoeverre ontplooi je je als je in een kippenslachterij staat om de huur te kunnen betalen? Om dichter bij huis te blijven, ik heb een aantal banen gehad als intercedente en secretaresse. Als ik voor mezelf spreek, dan voorzien mijn huidige bezigheden in oneindig veel meer persoonlijke ontwikkeling dan de werkzaamheden die ik in een commercieel bedrijf verrichtte.

Momenteel leer ik meer keuzes te maken, geduld te oefenen, verantwoordelijkheid te nemen, mee te leven, na te denken, stressbestendigheid te demonstreren, goed rentmeesterschap te bedrijven, routines te ontwikkelen en strategieën te herzien dan in welke baan ik zou kunnen bedenken. Of in ijzingwekkende coachingstaal: ik moet vaker buiten mijn comfort zone treden dan me soms lief is.

Maar ik beschouw het als een voorrecht dat ik mag doen wat ik graag wil en wat ik belangrijk vind. Dat heet vrijheid.

‘Heb je nooit de behoefte om iets voor jezelf te doen?’

Uiteraard. Maar eigenlijk ben ik vrij snel weer opgeladen. Als ik met een vriendin naar de hammam ben geweest, een dag in mijn eentje in de bibliotheek heb kunnen zitten, naar het theater ben geweest of naar een strandtent met een paar vriendinnen, dan kan ik er daarna wel weer een weekje tegen.

We hokken natuurlijk ook geen 24 uur per dag als gezin samen. Philip, Jet en Cato hebben vriendjes en clubs waar ze naar toe gaan, ik ga een paar keer per week hardlopen. En ja, ik jaag de kinderen ook weleens naar buiten omdat ik even niet aanspreekbaar wil zijn. Maar ik prijs me gelukkig dat ik zo veel tijd met hen kan doorbrengen; ik vind het leuke mensen om om me heen te hebben.

maxresdefault

Een poosje geleden zapte ik er per ongeluk langs. Eigenlijk ben ik niet zo dol op Ernst Daniël Smid, dus ik dacht dat ik vrij snel zou afhaken. Maar God in de Lage Landen is een prachtige serie. Zo’n beetje alle facetten van de Vaderlandse geschiedenis komen voorbij. Met iedere aflevering zie je Nederland groeien.

De Saksen, de terpen, de opkomst van dorpen, de verstedelijking in de Middeleeuwen, de Opstand, Beeldenstorm, de stichting van de eerste universiten. Zowel Nederland als België wordt ruimschoots vertegenwoordigd. Er is veel aandacht voor belangrijke namen die bij het grote publiek minder bekend zijn: Jan van Scorel, Anna Maria van Schurman, Hendrick de Keyser.

Je ziet dat er tijd en moeite in is gestoken. En Smid kan bijna net zo mooi vertellen als professor Pleij. Het is geschikt voor alle leeftijden.

Alle afleveringen van God in de Lage Landen zijn online te bekijken. Hieronder links naar alle afleveringen op chronologische volgorde.

  1. God komt aan wal. Over Willibrord, Bonifatius en Liudger.
  2. God in het klooster. Over de Middeleeuwen, kloosters en het ontstaan van dorpen in de Nederlanden.
  3. God in de kerk. Over de Dom van Utrecht, hoe kerken veranderden in statussymbolen en de Beeldenstorm.
  4. God in je moerstaal. Over Luther, Erasmus en de Statenvertaling.
  5. God in de fabriek. Over de industrialisatie, Van Gogh en Daens.
  6. God in de toekomst. Over de secularisatie en het contemporaine christendom.
  7. God in het gedogen. Over Willem van Oranje, Hugo de Groot en Neerlands tolerantie.
  8. God in de skyline. Over architectuur, Willem III, het Rijksmuseum en architecten Hendrick de Keyser (ontwerper van de Westerkerk, Montelbaanstoren en vele andere) en Pierre Cuypers huis (ontwerper van Rijksmuseum, Amsterdam CS en vele andere).
  9. God in de zuilen. Over de verzuiling.
  10. God in de verf. Over Jan van Scorel en de Renaissance.
  11. God onder de loep. Over het onstaan van universiteiten en Anna Maria van Schurman, die moest vluchten voor Alva en de eerste vrouwelijke studente van de Nederlanden werd.
  12. God in het feestgedruis. Over carnaval, sint maarten en andere christelijke feesten.

Ook verkrijgbaar in twee dvd-dozen: God in de Lage Landen serie 1 (EAN 8715664091135) en serie 2 (EAN 8715664093979). Op de homepage van het programma staat meer aanvullende informatie.

Toegift d.d. november 2016: er zijn na 2011 nog twee reeksen gemaakt, eentje in 2012 en een  in 2014.

Gevonden! Het was even een werkje, maar ik heb er een gevonden. Een mooi, levend boek over economie. Een truffel tussen de zwammen. Felix en het grote geld van Nikolaus Piper. Eigenlijk staat er liebe Geld in de oorspronkelijke titel, maar dat vond de vertaler vast te dol voor een kinderboek.

Het is een juweeltje, hoor. Uitzonderlijk knap hoe je een boek kunt schrijven waar economische concepten natuurlijk verweven zijn met een verhaal dat ook nog eens spannend is.

Felix en het grote geld gaat over twee jongens en een meisje van twaalf jaar, die het plan opgevat hebben om rijk te worden. Ze bieden zich aan als grasmaaiers voor de tuinbezitters van hun dorp, als eerste aanzet tot geld verdienen. Wanneer ze bij een van hun klanten een ‘schat’ vinden, een klarinetkist met een flink bedrag in de voering genaaid, willen de kinderen er meer mee doen dan het alleen op de bank zetten. Felix weet namelijk dat je op een spaarrekening wel wat rente krijgt, maar dat het op die manier lang gaat duren voordat je ‘rijk’ bent. Ze krijgen advies van de oude mijnheer Schmitz, muziekhandelaar die in het verleden ook economie heeft gestudeerd (‘Mijn vader was van mening dat ik naast muziek iets fatsoenlijks moest leren.’).

Nou kennen we die truc: de wijze grijsaard die er aan de haren bijgesleept wordt om een saai kinderboek een leerzaam cachet te geven. Dat werkt meestal niet. Bij de figuur van mijnheer Schmitz werkt het wel.

Het boek heeft twee verhaallijnen die mooi door elkaar lopen. Aan de ene kant is er het avontuur van de kinderen om rijk te worden: ze kopen van hun goudschat wat kippen en verkopen de eieren weer door. Ze beleggen op de beurs van Frankfurt, worden gelokt door de goederentermijnmarkt (inclusief Ferraririjdende jongens zoals we ze in de jaren negentig ook in Amsterdam over het Koningsplein zagen rijden), ze maken winst en verliezen.

De tweede lijn is het verhaal rondom de gevonden schat. Bij het zoeken naar de rechtmatige eigenaar komt het Duitse oorlogstrauma om de hoek kijken. Het boek speelt zich af in de Heimat -Nikolaus Piper is Duits wetenschapsjournalist- en het onderwerp wordt niet geschuwd. Niet als groots mea culpa, wel realistisch en eerlijk. Bovendien wordt er wat economie aan opgehangen: de werkloosheid en inflatie van de jaren dertig, Hitler die veel mensen welvaart bracht. Aan de ene kant vertelt een personage dat zijn vader lid was van de NSDAP, nadat hij eerst zijn baan was kwijtgeraakt en onder Hitler weer aan het werk kon. Aan de andere kant herinnert iemand zich de schaamte toen een joodse muzikant uit zijn orkest werd gezet.   

En passant komt er wat macro-economie voorbij: hoe een centrale bank werkt, inflatie, de rentestand die door de banken bepaald wordt. Mijnheer Schmitz, de muziekhandelaar annex econoom, legt uit hoe prijzen op de markt totstandkomen: omdat de jongens het monopolie hebben op grasmaaien in het dorpje, kunnen ze hun tarief best wat opschroeven. Diversificatie komt langs (naast grasmaaien gaan ze ook broodjes rondbrengen) én er wordt een beginnetje gemaakt met boekhouden als de kinderen een verlies- en winstrekening bijhouden van hun kippenfarm.

Ook de beurs krijgt flink wat uitleg: aandelen, opties, bulls & bears. Naast een aardige beurshandelaarster komen de kinderen oplichters tegen. Ze ondervinden welke zwendel er soms plaatsvindt: onnodig vaak handelen, zodat je veel provisie kunt opstrijken. Er wordt zo een bekend gegeven behandeld in de psychologie van de belegger: de eerste investering gaat heel goed, dan komt de hebzucht. Door de hebzucht gaan ze in zee met oplichters, vervolgens verliezen ze veel geld en om dat weer goed te maken nemen ze nog meer risico, waardoor ze alles kwijtraken.

Het belangrijkste: het oordeel van de kinderen. Philip (12) heeft het nog niet gelezen, die zit in een Eerste Wereldoorlogflow met boeken als War Horse en Wargame, maar Jet (9) vond Felix en het grote geld ge-wel-dig. John heeft het voorgelezen, want ik denk dat het voor haar te hoog gegrepen zou zijn om zelf te lezen. Maar voorgelezen door een vader die in de handel zit, was Jet er lyrisch over: gaaf, spannend en eindelijk begreep ze meer van papa’s werk.

En als je dan de kans krijgt om op Beursplein 5 te zijn, grijp je die met beide handen aan.

Is er dan niks op het boek aan te merken? En klein dingetje. In de eerste hoofdstukken staan wat mij betreft iets te veel noten. Omdat de verklaring achterin is opgenomen, kun je de sterretjes wel gewoon negeren. Daarnaast vind ik sommige annotatie erg overbodig. Ik snap dat begrippen als ‘courtage’, ‘broker’ en ‘samengestelde interest’ uitleg kunnen gebruiken. Maar ik neem aan dat de meeste kinderen wel weten wat ‘contant geld’ is, of ‘een erfenis’. Toch kun je het nauwelijks een echt minpunt noemen. Jet vond het helemaal niet storend en ik zei het al: je kunt de noten zonder problemen links laten liggen.

Zoals veel goede boeken wordt Felix en het grote geld niet meer gedrukt. Schade. Gelukkig is het tweedehands nog overvloedig beschikbaar op boekwinkeltjes.nl en bol.

Defilé op het Voorhout

22 september 2011

Het had vorig jaar zoveel indruk gemaakt op de Koningin, dat we gevraagd werden dit jaar alsjeblieft weer op de tribune plaats te nemen. En dan zijn wij de beroerdsten niet.

Dus vertrokken we bij nacht en ontij om op tijd aanwezig te zijn, voordat de hekken langs De Route zich zouden sluiten. We waren niet de eersten.

Jet en Cato hadden hun nagels gelakt, inclusief bloemetje en deklaag van glitter. Daarmee krijgt zo’n Wuif een heel eigen signatuur.

En zo versierden ze weer een cakeje.

En lieten zichzelf versieren. (Vriendinnen A. en C. waren ook mee om de boel op te luisteren.)

Sommige mensen veranderen hun uiterlijk permanent om indruk te maken op de Koningin.

Wij vinden een dag per jaar wel mooi.

Alles voor dat grote moment. Er kwamen fanfares voorbij, heren met berenmutsen, opgedofte regimenten in het gelid, nerveuze paarden, nerveuze colonnes student-soldaten die net niet in de pas liepen. Koetsen met kamerheren en -dames die (tot Cato’s verontwaardiging) niet zwaaiden, maar zich verscholen achter een gordijntje.

Er kwam een koets met bijna de juiste inhoud.

Maar Cato gaf niet op. Ze bleef seinen waar die Gouwe naar toe moest.

En met succes. Ik zag Hare Majesteit instemmend knikken naar de bijzonder mooie nagels. Prinses Máxima ook trouwens.

Het verdrietige van mooi zijn, is natuurlijk dat het niet blijvend is. Bij de een duurt het dertig jaar, bij de ander zeventig. Soms duurt het maar één dag. Als de helft van je wang afgeschminckt is, valt het ineens op hoe prachtig je daarvoor was. Daar kun je heel bedroefd van worden. Dus hebben we de andere helft nog maar even laten zitten. Een bezuiniging, als het ware. Dat doet minder pijn als het in kleine stapjes gebeurt.

Rien ne va plus

17 april 2011

Philip had van zijn zakgeld een roulettespel gekocht. Met draaischijfje, speelveld en fiches, allemaal echt. Nadat het spel een paar keer gespeeld was en alle bezoekers aan een gokje onderworpen waren geweest, besloot Jet dat het tijd was voor het echte werk. Er moest een casino komen.

Ze had haar vader uitvoerig geconsulteerd: wat doet men zoal in een casino, hoe ziet het eruit? De kamer werd dienovereenkomstig ingericht. Stoelen rond de speeltafel, wasmand omgekeerd als dranktafeltje en een wijnfles gevuld met diksap. Want er moest gedronken worden.

John had verteld dat casino’s graag willen dat hun gasten flink drinken. Dan wordt je namelijk wat overmoediger, zet je nèt iets meer geld in dan verstandig is. Zo zijn er ook speciale avonden waarop dames gratis mogen drinken. Als het gratis is, drink je nog een beetje meer.

Je verzint het niet, maar toevallig was het vandaag juist ladies’ night! Hadden Jet en Cato even geluk.

Ze hadden zich erop gekleed. Het zilveren paillettenjurkje dat we laatst voor Jet in een hindoestaanse winkel hadden gekocht kwam uitstekend van pas. Met een jasje voor het nette.

Cato ging in assepoesjurk. Met -verrassend- ook een jasje.

Er werd al meteen duchtig in het glaasje gekeken. Het viel ook niet mee om de juiste keus te maken. Zet je in op vier vakjes, zodat je misschien wel negen keer uitbetaald krijgt? Of toch op een oneven nummer, waardoor je meer kans hebt, maar slechts een uitbetaling van 1:2 kunt krijgen?

John zou John niet zijn als hij er niet een kleine introductie tot de kansberekening aan vastknoopte. Hij had verteld dat je bij roulette op lange termijn altijd geld verliest. Dat komt omdat de uitbetaling niet overeenkomt met de kans. De uitbetaling is namelijk gebaseerd op 36 getallen, terwijl er 37 zijn (de nul telt ook mee).

Dus heb je soms mazzel.

En soms vette pech. Dan valt het niet mee om al je fiches weggeharkt te zien worden. Rien ne va plus, het geld is niet meer van u!

De croupier had voor de gelegenheid zijn five o’clock shadow laten staan. Hij schonk de glazen nog maar eens vol.

De roulettetafel werd vervangen door het edele blackjack-spel. Ook bij blackjack is het casino in het voordeel: bij gelijke stand wint de bank namelijk. Dus als je allebei achttien punten hebt, krijgt de bank de poet.

Dat weerhield de dames er niet van om toch te spelen. ‘Wacht maar’, zei Jet, ‘hiermee krijg ik mijn geld wel terug!’

Ze deed erg haar best.

Aan haar concentratie lag het niet.

Toch had ze aan het eind haar inzet niet terug. En Cato ook niet.

Maar ze hadden wel een leuke middag gehad. We besloten dat je best lol kunt hebben in een casino, maar dat je ervan moet uitgaan dat je er alleen geld naartoe brengt. Net als wanneer je een café zou bezoeken of een bioscoop. Als je het zo bekijkt, is er niks op tegen om in je paillettenjurk naar een ladies’ night te gaan.