Dialoog (reprise)

20 april 2012

Omdat ik laatst wederom met iemand in discussie raakte over mijn economische waarde (ha die W), nog maar even verder met de veelgestelde vragen. Eerst de ‘waardevraag’, daarna nog wat vragen die ik per e-mail kreeg.

‘Mensen als jij hebben geen enkele economische waarde. Stel dat jouw kinderen (of alleen al je dochters) later hetzelfde gaan doen als jij? Dan worden er generaties lang geen mensen op de arbeidsmarkt afgeleverd. Jullie kosten de maatschappij alleen maar geld.’

(Eigenlijk werd het iets breder gesteld, namelijk dat mijn waarde in het algemeen betwist kon worden, later hebben we de discussie beperkt tot economische waarde. )

Laten we wel wezen. Ik bespaar de maatschappij per kind 5800 euro per jaar, de kosten die de overheid betaalt voor een basisschoolleerling. Voor de middelbare school is dat 7500 euro per jaar. Uitgaande van acht jaar basisschool en zes jaar voortgezet onderwijs, maal vier kinderen is… ktsjing, zo’n 365.000 euro. Cash in uw handje.

Maar eerlijk gezegd is het niet mijn overtuiging mensen te meten naar hun economische waarde. Als ik eten maak voor mijn zieke buren, kun je zeggen: vooruit dan maar, je hebt enige economische waarde, want je bespaart de samenleving een tafeltje-dekjemaaltijd. Maar dat is niet waar het om gaat.

Wat is de economische waarde van kunst? Het Rijksmuseum kost bakken met geld.

Trouwens, wat is eigenlijk de waarde geweest van de financiële sector de afgelopen jaren? Met de honderden miljarden die het de laatste tijd heeft gekost, kun je je afvragen of de branche per saldo zijn geld heeft opgebracht.

Een ander voorbeeld. Stel nou eens dat ik ervoor kies om zelfvoorzienend te gaan leven. Boerderijtje, eigen waterput slaan, windmolen voor stroom, groentetuin, boomgaard. En stel dat ik niets van mijn opbrengst verkoop, maar alleen voor eigen gebruik verbouw. Dan verricht ik geen werkzaamheden voor de maatschappij; bovendien neem ik duur land in beslag waar makkelijk een torenflat had kunnen staan.

Als je alleen kijkt naar economische waarde, dan begeef je je op glad ijs. Laten we beginnen met de bejaardentehuizen. Natuurlijk, de mensen hebben tijdens hun werkzame leven bijgedragen aan de economie, maar dat pluspunt kunnen we na pakweg tien pensioenjaren wel wegstrepen, woon- en zorgkosten in acht nemend. Ik zeg: de fik erin.

En voort met de chronisch zieken, psychiatrische patiënten, verstandelijk gehandicapten. Wo haben wir das schon gehört?

Mijn gesprekspartner vond dat ik het in het belachelijke trok en daarmee de kritiek ontweek, maar ik zou werkelijk niet weten hoe je op een integere manier iemands waarde kunt bepalen aan de hand van een economische meetlat.

‘Je onttrekt je aan de arbeidsmarkt. Een mens hoort een nuttige bijdrage te leveren aan de maatschappij.’

Wat is nuttig? Stel dat ik was blijven werken. Ik heb Nederlands gestudeerd, Middelnederlandse letterkunde om precies te zijn. Als ik geen kinderen had gekregen en aan de faculteit was gebleven, dan had ik mijn leven naar alle waarschijnlijkheid gewijd aan de mediëvistiek. Prachtig, ik word er nog steeds warm van. En hoeveel denk je dat ik de overheid gekost zou hebben in dienst van de universiteit? Hoe nuttig was mijn maatschappelijke bijdrage geweest als ik mijn jaren had besteed aan het zoveelste commentaar op een Middeleeuws handschrift?

Een kennis van me is onlangs gepromoveerd op het onderwerp: ‘Het onderwijs in Nederlands-Indië tussen 1920 en 1930’. Met decennialang onderzoek is dat de dienst die zij de samenleving heeft bewezen.

Ik geloof dat ik wel zou kunnen verdedigen dat mijn huidige maatschappelijke bijdrage in nuttig opzicht concurrerend is.

‘Hoe denk je over je eigen ontwikkeling? Als je niet deelneemt aan het arbeidsproces, stomp je af.’

Ik vind dat zelfontplooiing nogal overschat wordt bij een baan. Het is heel fijn als je je geld kunt verdienen met iets waar je je geluk uit haalt, maar hoeveel mensen doen nu écht het werk wat ze leuk vinden? In hoeverre ontplooi je je als je in een kippenslachterij staat om de huur te kunnen betalen? Om dichter bij huis te blijven, ik heb een aantal banen gehad als intercedente en secretaresse. Als ik voor mezelf spreek, dan voorzien mijn huidige bezigheden in oneindig veel meer persoonlijke ontwikkeling dan de werkzaamheden die ik in een commercieel bedrijf verrichtte.

Momenteel leer ik meer keuzes te maken, geduld te oefenen, verantwoordelijkheid te nemen, mee te leven, na te denken, stressbestendigheid te demonstreren, goed rentmeesterschap te bedrijven, routines te ontwikkelen en strategieën te herzien dan in welke baan ik zou kunnen bedenken. Of in ijzingwekkende coachingstaal: ik moet vaker buiten mijn comfort zone treden dan me soms lief is.

Maar ik beschouw het als een voorrecht dat ik mag doen wat ik graag wil en wat ik belangrijk vind. Dat heet vrijheid.

‘Heb je nooit de behoefte om iets voor jezelf te doen?’

Uiteraard. Maar eigenlijk ben ik vrij snel weer opgeladen. Als ik met een vriendin naar de hammam ben geweest, een dag in mijn eentje in de bibliotheek heb kunnen zitten, naar het theater ben geweest of naar een strandtent met een paar vriendinnen, dan kan ik er daarna wel weer een weekje tegen.

We hokken natuurlijk ook geen 24 uur per dag als gezin samen. Philip, Jet en Cato hebben vriendjes en clubs waar ze naar toe gaan, ik ga een paar keer per week hardlopen. En ja, ik jaag de kinderen ook weleens naar buiten omdat ik even niet aanspreekbaar wil zijn. Maar ik prijs me gelukkig dat ik zo veel tijd met hen kan doorbrengen; ik vind het leuke mensen om om me heen te hebben.

%d bloggers liken dit: