Foto: de Volkskrant, 11 april 2018.

‘Inspectie slaat alarm: onderwijs glijdt af.’

‘Vooral lezen en rekenen punten van zorg in onderwijs.’

‘Het onderwijs in Nederland holt al twintig jaar achteruit. Inmiddels komen er jaarlijks 3.500 leerlingen van de basisschool af die – na acht jaar les – niet goed kunnen lezen. Die scholieren zijn laaggeletterd; een stapje boven analfabeet.’

‘Op het gebied van lezen is er een sterke achteruitgang te zien. Dat hangt deels samen met matige betrokkenheid die leerlingen voelen bij de leesles.’

‘Een verklaring voor de sterke daling heeft de inspectie niet. “We dachten eerst bijvoorbeeld dat de groep laaggeletterden asielzoekerskinderen waren, maar die zijn buiten beschouwing gelaten in dit onderzoek,” stelt een woordvoerder.’

Een greep uit Volkskrant, Nu.nl, AD en Trouw deze week. Zo zie je maar, let je even niet op, loopt het meteen uit de klauwen.

Die twintigjarige neerwaartse spiraal krijg je niet weg met zuchten, zuren en hoofdschudden. Want of je kind nou op school zit of op een zeilboot buiten de vaderlandse territoriale wateren vaart, of je thuisonderwijs geeft in een Hollandse stadswijk of in ruraal Friesland, we weten allemaal allang wat we moeten doen. Lezen, lezen, lezen en voorlezen.

Weet u het nog? Een kwartiertje lezen per dag zorgt voor duizend nieuwe, extra woorden per jaar.

Dat is geen punt van discussie en het is ook geen goedbewaard geheim; iedereen is het erover eens en iedereen weet het: als je wilt dat mensen kunnen lezen, moet er gelezen en voorgelezen worden. Daar is geen innovatieve onderwijsmethode voor nodig, want die resulteert alleen maar in de ‘matige betrokkenheid die leerlingen voelen bij de leesles’. Het enige wat nodig is, is: tijd om samen door te brengen, en mooie boeken.

Ik heb uit mijn geheugen en halfvergane conceptstukjes wat titels opgeduikeld om ideeën op te doen. Er zitten heel oude boeken bij en heel nieuwe, voor jonge kinderen en oudere, maar alle boeken hebben gemeen dat wij ze mooi vonden. Ik heb getwijfeld of ik ze zou sorteren op ‘nog leverbaar’ en ‘wordt schandalig genoeg niet meer uitgegeven’, maar uiteindelijk ben ik gegaan voor een indeling op ongeveer-leeftijd. En wat betreft alle uitverkochte exemplaren wil ik maar zeggen: lang leve de bibliotheek.

We beginnen met de kleintjes. Deze zag ik in de bak met prentenboeken in de bibliotheek en ik vroeg me af: waar was Mo Willems al die tijd? Blijkt dat hij er al jaren is, maar me niet was opgevallen tussen de vierhonderdduizend beertjesboeken met variaties op hetzelfde thema.

Stuur die duif op tijd naar bed! is een voorleesboek in het interactieve genre – de voorgelezene functioneert als babysitter van een eigenwijze duif. De duif moet naar bed, maar verzint allerlei uitvluchten om niet te hoeven slapen. Aan de lezer om de poot stijf te houden – succes verzekerd.

De duif-reeks bestaat uit een stuk of negen deeltjes, maar in het Nederlands is alleen nog vertaald: Laat die duif niet achter het stuur! waarbij een buschauffeur vraagt of je op zijn wagen wil letten, terwijl de duif je probeert over te halen om even te mogen rijden.

Het verbaast me dat er niet meer van Mo Willems in het Nederlands taalgebied is genesteld. The Pigeon Needs a Bath en The Pigeon Wants a Puppy lijken me bijvoorbeeld net zo leuk.

Het wordt dus uitwijken naar de originele versies van Willems. Ze zijn trouwens ook kort genoeg om al lezende te vertalen. En alleen al vanwege de titel wil ik deze dan ook lezen: Edwina, The Dinosaur Who Didn’t Know She Was Extinct.

Dan Het boek zonder tekeningen van B.J. Novak. Na drie jaar sudderen in mijn conceptenmap is de bekendheid van het boek allang tot grote hoogten gestegen, maar als je het nog niet kent: blader ‘m voor het lezen eerst zelf door, zodat je weet wat er van je verwacht wordt. Het boek drijft namelijk op de voorlezer. Bij Victoria (destijds 4) was het een hit. Inmiddels hebben wij hem zo vaak gelezen dat zelfs mijn puikste Toon Hermans-timing nauwelijks nog effect sorteert, maar de kleuterziel indachtig zal ik er over een paar maanden vast opnieuw een poelifinario mee in de wacht slepen.

Och, deze is zo leuk: De kat van Saar van Emily Gravett. Ik zeg er verder niks over, maar de tekst en tekeningen zijn, zoals het een goed prentenboek betaamt, een echte eenheid.

Ssst! We hebben een plan van Chris Haughton. Favoriet van Jakob (2). We kenden Haughton natuurlijk al van Mama kwijt en dit is in dezelfde repeterende stijl. De ene keer werkt het beter dan de andere (Stoute hond! en Welterusten allemaal vind ik minder geslaagd), maar deze is heerlijk. Prachtige platen ook.

Nog meer mooie tekeningen in Hoera, er is post! van Marianne Dubuc. Victoria (toen 4) raakte niet uitgekeken en wij voorlezers gingen er graag nog eens voor zitten. De tekst had weggelaten mogen worden, al is die niet storend; maar de prenten doen het echte werk. Postbode Muis brengt de post rond; niks geen e-mails, maar heuse brieven en pakketjes aan de deur (postbode Slak was nog leuker geweest voor de snailmail, bedenk ik nu) en wij mogen meekijken in de huizen van de geadresseerden.

Het konijn heeft een daktuintje, waardoor de worteltjes en radijzen uit het plafond groeien, de ekster verschuilt zich in de boomkruin boven zijn eigen ‘Gezocht!’-poster en de vlieg woont in een drol.

Nu we het toch over Dubuc hebben, De leeuw en het vogeltje is natuurlijk ook prachtig. Het thema is zo oud als de weg naar Rome: vriendschap, afscheid en hoop, maar dan met tekeningen waar je naar blijft kijken. Een verstilde, lieve schoonheid.

Het volgende prentenboek lazen we al met Jetje (momenteel een heuse Jet van 16), maar blijft tijdloos: Jamela’s jurk van Niki Daly. Onbegrijpelijk dat sommige boeken niet blijvend in druk zijn. Het heeft alles: een echt kind, een herkenbare gebeurtenis, veel blijheid en goede wil, een klein crisismoment, groot verdriet, troost, een oplossing, uitbundige verzoening en opnieuw blijheid. En dat allemaal in illustraties en kleuren die zo van de bladzijde je hart in glijden.


Mollenstad van Torben Kuhlman. Z’n andere boeken zijn even adembenemend geïllustreerd, maar deze spreekt hier het meeste aan. Vooral mijn esthetisch-poëtische achttienjarige is gecharmeerd van de beeldende geschiedenis: het prille begin op een grasveld in de lentezon, daaronder de eenvoudig gelukkige, vredige mollengemeenschap die langzaam uitgroeit, via industrialisatie en voortschrijdende technologie, tot een bureaucratische moloch van individualistische wezens die aan zichzelf zijn overgeleverd. Maar gewoon aangeklede molletjes bekijken met je vierjarige is ook leuk.

Vast van Oliver Jeffers (hij van de tekeningen bij De krijtjes staken). De vlieger van Fred zit vast in de boom. Fred gooit zijn schoen om de vlieger los te krijgen, maar de schoen blijft ook steken. Dan gooit Fred de kat naar boven.

Jeffers heeft meer parels: Once Upon An Alphabet en ook het gelukkig eindelijk vertaalde Die eland is van mij en Het hart in de fles (die laatste is lief bij groot en klein verdriet). Maar Vast is gezellig voor iedereen vanaf een jaar of drie. Zoals de schrijver zelf zegt: ‘Het boek gaat over het oplossen van een groeiend probleem door er dingen naartoe te gooien.’ Wie herkent het niet?

Niet brullen in de bieb van Michelle Knudsen en Kevin Hawkes (ill.). Een instant-klassieker. In mijn beleving was het boek al vijftig jaar oud, ben ik er zelf mee opgegroeid en lezen we het sinds mensenheugenis voor, maar ik zag laatst dat ie pas uit 2007 was. Zo’n boek dus.

Deze is ook zoet: Sidewalk Flowers van JonArno Lawson en Sydney Smith (ill.). De maatschappijkritiek ligt er als een laag geraffineerde kristalsuiker bovenop, maar dat geeft niks. Het blijft een lief verhaal over een meisje dat met haar vader door de stad wandelt.

De vader loopt routineus, schijnbaar uit gewoonte, is in gedachten of praat door zijn telefoon. Beetje gedateerd inmiddels, want wie praat er nog in de telefoon als je ook lekker vrijblijvend kunt appen, maar dat wisten we in 2015 nog niet. De vader heeft weinig gerichte aandacht voor zijn dochter, maar houdt haar wel bij de hand en wacht als zij ergens blijft hangen. Een doordeweeks wandelingetje van school naar huis, een automatisme. Het meisje plukt ondertussen overal bloemetjes langs het trottoir. Zoals dat gaat bij kleine kinderen: ze heeft oog voor het kleine, de schoonheid tussen de tegels.

Het boek is woordloos, dus het maakt niet uit of je de originele of de vertaalde versie neemt. Zelf vind ik de Nederlandse titel Blommetjes minder goed passen, omdat het de associatie oproept van ome Piet die een ruiker haalt voor tante Sjaan bij bloemboetiek De Lelie, maar dat is vast persoonlijk. Sidewalk Flowers dekt de lading in ieder geval zeker.

Nu we weer een voorleesbaar jongetje in huis hebben, is het zaak om boeken in huis te halen met vrachtwagens, grondverzetmachines en 112-voertuigen. Als je een combinatie daarvan treft, een verhaal op een bouwerf met én een hijskraan én een politieauto, dan weet je bijna zeker dat het in de roos is. Mooi tegenwicht voor de bloemetjes, muisjes, leeuwtjes en Jamela’s jurkjes: Kom uit die kraan!! van Tjibbe Veldkamp en Alice Hoogstad.

Geen lijstje compleet zonder Sylvia Vanden Heede. Eigenlijk stond ze er al op, want zij heeft Het boek zonder tekeningen hierboven vertaald, maar haar eigen werk mag natuurlijk ook niet ontbreken. Deze keer met illustraties van Benjamin Leroy: Een afspraakje in het bos. Ik citeer gewoon het begin, dan weet je genoeg.

‘Ik heb een afspraakje’, fluisterde de vleermuis. 
Ze hing boven de tak waarop de ijsvogel zat. En ze bloosde een beetje.
De ijsvogel keek misprijzend naar omhoog.
‘Alweer? Laat me raden. Deze keer is het de koperwiek. Of nee, de tapuit of misschien de roerdomp wel. Waarom blijf je niet bij je eigen soort?’
‘Maar dat doe ik ook!’ piepte de vleermuis en ze bloosde nog dieper. Wat had ze ooit in de ijsvogel gezien?

En vers van de pers meteen ook deze maar, het Feestboek van Vos en Haas.

Een beetje dezelfde thematiek als Sidewalk Flowers hierboven, maar dan op de onnavolgbare wijze van de grande dame van het eenlettergrepige woord, met weer een paar prachtige woordspelingen (de smartfoon heet natuurlijk zo omdat hij smart veroorzaakt – Uil wordt er namelijk verdrietig van). Er is feest in het bos, want Piep, Tok en Iek zijn op visite.

Iedereen lacht en praat en heeft plezier.
Maar Iek niet.
Iek zit onder een boom met draadjes in zijn oren.
Hij kijkt naar een ding dat ‘ping’ zegt.
‘Dat is zijn smartfoon’, legt Tok uit.
‘Daarmee zit hij op zijn feesboek.’
Uil vindt het maar gek.
Op een boek zit je niet.
Daar heb je stoelen voor! 

De tekeningen van Khing blijven weer onmisbaar – hij weet als geen ander de personages en scènes te treffen die Vanden Heede beschrijft. Ze passen zo goed bij elkaar, de karakters in tekst en op beeld, dat het me steeds weer verwondert: potige Ever, wufte Pluim en ontroerende Uil, die ontredderd op z’n stok zit, terwijl al z’n vrienden in een herkenbare kring met gekromde ruggen om de telefoon gebogen staan. Alles klopt.

De kinderen van Bolderburen van Astrid Lindgren. Behoeft geen aanbeveling, maar ik zet hem erbij als herinnering. Voor een verhaaltje tussendoor. Of een verhaaltje op een zomeravond. Verhaaltje op een druilerige middag. Verhaaltje om te lachen. Verhaaltje voor het slapengaan. Ook handig met logees, zodat ze niet halverwege in het vaste voorleesboek vallen. En natuurlijk ook geschikt als zelfleesboek: Cato (11) heeft hem pas nog in anderhalve dag uitgelezen.

Non-fictie van de bovenste plank: Onder de grond, onder water van Aleksandra en Daniel Mizielinscy. Atlas was al zo mooi, maar deze is nog beter. Van zoet water en zout water, van vulkanen en mierenhopen, aardgas en riolering, diepzeevissen en boorplatformen – zonder dat het een inhoudsloos samenraapsel is. Als je een kind een maand naar een onbewoond eiland stuurt met alleen dit boek, dan heb je de helft van alle kerndoelen basisonderwijs in de tas.

En dan Toon Tellegen. Ach, Toon Tellegen. Al die herfstochtenden in Huize Vanallemarktenthuis met de Eekhoorn en de Mier. Al die autoritten naar de geitenboerderij en het zoveelste uitje met thuisonderwijskinderen, met een klein Philipje op de achterbank, terwijl we samen een heen- en terugreis lang luisterden naar de stem van Tellegen zelf:

‘Ik heb een keer mijn reuk gebroken’, zei de krekel.
‘Je reuk? Hoe kan je die nou breken?’ vroeg de eekhoorn.
‘Alles kan breken’, zei de krekel. ‘De grond, de golven, de stilte, je voet, je stem. Dus ook je reuk.

Toon Tellegen is goed voor iedere gelegenheid. En nu is er Op een ochtend, vroeg in de zomer, met een traktatie aan tekeningen van Sylvia Weve. Ik moet er eerlijkheidshalve bij zeggen dat Philip (nu 18) meteen ook m’n énige kind is dat Toon Tellegen op waarde weet te schatten. De rest zit hem min of meer uit. Beleefdheidshalve luisteren ze naar twee verhalen. Drie als ik er thee en koekjes tegenaan gooi. Dan is hun eekhoorn-everzwijn-olifant-aardvarken-taks bereikt en kan ik het rollen der ogen niet langer negeren. Maar het is de moeite waard.

De allerbeste combinatie met illustrator Jean-Jacques Sempé blijft natuurlijk Goscinny, want dan krijg je een kleine Nicolaas, maar deze mag er ook zijn: De kleine ballerina van Sempé met Patrick Modiano. Een prentenboek voor grotere kinderen (vanaf een jaar of negen) en volwassenen, met weemoedige tekeningen van een voorbij Parijs uit de jaren vijftig van de vorige eeuw.

Brendon Chase, drie jongens overleven in het bos van B.B. (pseudoniem van Denys Watkins-Pitchford). Een onvervalst avontuur, na zeventig jaar eindelijk vertaald in het Nederlands. Het boek werd in Engeland uitgegeven in 1944, maar het verhaal van de drie broers (15, 13 en 12 jaar) speelt zich eerder af, in een niet nader genoemd jaar. Waakzame lezers denken dat het 1922 moet zijn, want in het boek komt een brief voor die geschreven is op een vrijdag, en gedateerd wordt op 20 oktober. Kwestie van opzoeken. Brendon Chase stamt in ieder geval uit de tijd waarin jongens nog in bossen rondstruinden, wegliepen van oude tantes, hutten bouwden in oude eikenbomen en kleren maakten van dierenpelzen, overlevend op zelfgevangen wild en vis.

Jef Aerts, Vissen smelten niet. Ik heb getwijfeld of ik deze zou noemen, want Jette vond het een vervelend boek. Maar ja, tegenover ieder anekdotisch bewijs kun je een tegenbewijs zetten, en ik vond het boek wel mooi, dus ik noem hem toch. Beetje surrealistisch (het landschap), beetje verdrietig (een depressieve vader), beetje ongeloofwaardig (de clou) en toch een mooi, ontroerend verhaal over familie, vriendschap, moed en ach, die grootste aller dingen: de liefde.

Deze vond Jet dan weer wel mooi: Lieve Langbeen van Jean Webster. Hartstikke oud, maar niet stoffig. Een klassieker dus – op alle internationale leeslijsten te vinden als Daddy Longlegs. Voor dromerige meisjes vanaf een jaar of 13, 14, 17, 25.

Shel Silverstein, Lafcadio, de leeuw die terugschoot. Ik dacht dat mijn herinneringen aan dit boek vooral gekleurd waren door een heerlijke kampeervakantie in Limburg twee jaar geleden, maar toen ik laatst aan de kinderen vroeg wat zij ook alweer zo leuk vonden aan het boek, waren ze nog steeds allemaal onverminderd enthousiast: het is vooral zo grappig. En dat is het ook. Dat ik het verhaal associeer met knapperige broodjes uit het campingwinkeltje en zoele, harmonieuze zomeravonden, rode wijn, doorlezen onder de luifel boven het geraas van regen uit terwijl een juli-onweersbui de lucht klaart, dat is maar bijzaak. Silverstein is een rasverteller en Lafcadio is daar een vrucht van.

Geen week zonder gedichten en met deze kun je maanden vooruit: Rond vierkant vierkant rond van Ted van Lieshout. Zo veel poëzie dat je vanzelf alles gaat zien in trocheeën, jamben en anapesten. Cato, Philip en Jet (destijds respectievelijk 9, 17 en 14 jaar) pakten het boek onafhankelijk van elkaar uit de stapel bibliotheekboeken. Zo handig, vonden ze alledrie, die uitleg over dichtvormen en versvoeten. Fascinerend om de dichter al schrappend en verbeterend aan het werk te zien. En het geeft de burger moed, want zo zie je dat je niet als Vasalis geboren hoeft te worden en de gedichten poef, kant en klaar te voorschijn komen. Het is vakmanschap. En vakmanschap kun je leren. Leg er wat Annie M.G. bij, wat Bette Westera en een bloemlezing met een beetje Elsschot, Nijhoff, Bloem en Beets, en Ted van Lieshout laat zien hoe het komt dat je zo verrast of ontroerd wordt, of waarom je moet lachen. Een dichter wil dat je ‘de woorden proeft alsof je ze nooit eerder gezien hebt.’

Meer inspiratie nodig? Pak dan Het boekenboek van Mirjam Noorduijn en Veerle Vanden Bosch. Half internet in één boek. Nou ja, bijna het halve internet. Een beetje Amazons Listmania in boekvorm. Heel veel jeugdboekentips, waarbij je van de ene favoriet naar de andere vergeten klassieker linkt. Hier kun je 24 pagina’s in pdf bekijken.

Zo is de eerste trede in de opwaartse spiraal al in de tas: mooie boeken. Nu alleen nog die tijd samen doorbrengen.

Het is een boodschap die je niet vaak genoeg kunt horen, sommige seizoenen nog een beetje vaker dan andere. Dr. Seuss schreef het al in 1973 en Bette Westera maakte er een magnifieke vertaling van, met volledig nieuw rijmschema en seussiaans idioom, weergaloos vloeiend en vindingrijk: heb jij wel door hoe gelukkig je bent? En o, open deur, de boodschap is meer dan ooit van toepassing op welvarende Westerse kindertjes en volwassenen.

Het boek begint zo:

Voel je je zielig? Zit alles tegen?
Voel je je miezerig, voel je je moe?
Zie je alleen nog maar wolken en regen?
Spreek dan jezelf ogenblikkelijk toe:

Maak je niet druk Ukkie.
Spreek van geluk, Ukkie.
Spreek van geluk en wees blij.
Sommige mensen zijn minder gelukkig,
meer nog dan min of meer zeer ongelukkig,
veel minder gelukkig dan jij!

Dan volgt een stroom pechvogels die het pas echt slecht hebben.

Knapperdammer knooppunt.

Wees blij dat je niet vaststaat op het Knapperdammer knooppunt,
gezeten op een muilkameel, of in een knoets, of lopend.
Of ergens in Verweggis woont (alleen al het idee!),
met hier de kamer waar je slaapt en ginder de wc

(waarbij slaapkamer en wc gescheiden zijn door een stelsel van torens en trappen waar Esscher jaloers op zou zijn).

Nou ja, zo kennen we natuurlijk allemaal een Knapperdammer knooppunt waarmee we ons troosten. Wie heeft zijn kind nooit gewezen op mensen die het zoveel minder hebben? Deze blijft natuurlijk geweldig:

Maar wat nou als je toevallig wel iemand bent die vaststaat in de Knapperdamse file? Of als maïspap voor jou een feestmaal is? Dan kun je iemand vinden die het nog slechter heeft – die nog verder in de file staat of helemaal geen maïspap heeft, en je daar dan aan optrekken. Maar hoe waar de boodschap van Seuss ook is, als je het alleen moet hebben van de vergelijking met anderen, ben je al snel de sjaak. Want er zijn natuurlijk ook een hoop mensen die het zoveel béter hebben dan jij. Die wel naar Thailand op vakantie kunnen. Die überhaupt op vakantie kunnen. Die wel merkluiers kunnen kopen. Die wel een baan hebben. Die wel een kind hebben dat luistert.

En dan blijft er niks meer over van een blij rijmschema met opbeurende woorden. Dan krijg je het gevoel dat jij ook recht hebt op vakantie. Dat je recht hebt op dat plasmascherm. En dan krijg je dit, zoals afgelopen week op Black Friday, die altijd vreugdevolle start van het feestseizoen:

Ziet u daar mensen die doorhebben hoe gelukkig zij zijn?

Je kunt ook een andere insteek kiezen. Je kunt ook proberen dankbaar te zijn onafhankelijk van je omstandigheden. Onafhankelijk van wat andere mensen bezitten, onafhankelijk van waar jij denkt recht op te hebben. Dat is niet gemakkelijk, hoor, vind ik. Maar het is gewoon de enige manier.

Afgelopen donderdag was het Dankbaarheidsdag, zo leerde ik uit de nieuwsbrief van Blendle. Ik wist natuurlijk dat het in Amerika Thanksgiving was, Dankzéggingsdag. Maar van een Nederlandse dankbaarheidsdag had ik nog nooit gehoord. Het was een initiatief van het tijdschrift Psychologie, want het is al lang bekend dat dankbaar zijn een hele goede keuze is. Als je je blik goed richt, is er serieus altijd iets om dankbaar voor te zijn. Voor een rustig moment in een drukke dag. Voor zonlicht dat door het raam naar binnen schijnt. Voor de mogelijkheid om je geduld te oefenen.

Laatst vroeg Cato (9) of zij eens voor de schoencadeaus mocht zorgen. Ze had mij horen klagen over druk-druk-druk en ‘o man, dan moet ik ook nog wat verzinnen voor in die schoen’ – een ware geest van dankbaarheid, zeg maar. Nou is Cato sinds jaar en dag kampioen Cadeautjes en Attenties, dus voor het vullen van zeven schoenen draait ze haar hand niet om. Daarbij had ze geld van oma gekregen en vindt ze pinnen met haar eigen pas zo’n beetje het stoerste wat er is: één en één is twee.

En zo stonden er de volgende morgen zeven werken van barmhartigheid voor de haard: glitterhaarspeldjes voor de vierjarige zus die steeds langere lokken krijgt, een kookwekker voor de veertienjarige zus die zo van bakken houdt – voor iedereen iets specifieks. Zelf kreeg Cato een zakmes, Philips oude mes. Het übercoole Zwitserse mes in camouflagekleuren met dertien onderdelen, waaronder schaar, zaag én tandenstoker, waar Cato al jaren op aast. Toen Philip (17) hoorde dat zijn zusje de schoenen zou vullen, vond hij dit het moment om zijn zakmes door te geven. Als Seuss nog geleefd had, zou hij er een wijze les aan verbonden hebben. Ik vond het genoeg om in te zien hoe gelukkig we zijn.

De aanslag

22 november 2016

Bron: @JasperMooren

Raadgedicht

19 oktober 2015

Drie weken geleden zag ik het voorbijkomen op twitter: raadgedicht. Sindsdien is het vaste prik. Op maandag kijken we wat het nieuwe gedicht is, gedurende de week denken we erover na en op vrijdag bekijken we de oplossing.

Raadgedicht is een idee van kinderboekenschrijfster Rian Visser. Zoals veel goede dingen in het leven is het concept verrassend eenvoudig: in een raadgedicht ontbreekt één woord. Tien maandagen lang komt er een nieuw gedicht online van een bekende jeugddichter. Elke week kun je tot donderdag 17.00 uur je oplossing insturen en elke vrijdag wordt de uitkomst bekendgemaakt.

Het leuke is dat alle leeftijden gelijkwaardig raden: volwassenen hebben misschien een voorsprongetje door een grotere woordenschat, maar dat wordt door jongere kinderen ruimschoots gecompenseerd door originaliteit. Hokjesvrij denken: het voorrecht van de jeugd. Daarbij biedt raadgedicht fantastisch veel gespreksonderwerpen. Hoeveel lettergrepen heeft het woord volgens jou? (En voor jongere kinderen: wat is een lettergreep?) Is het raadwoord een zelfstandig naamwoord of niet? (Een woord waar je ‘een’ voor kunt zetten.) Zie je een patroon, zoals een beginletter die steeds terugkomt of een klank die mooi past bij de rest? Kan het woord een tegenstelling zijn van iets wat eerder gezegd is, of is het eerder een synoniem?

In het gedicht van vorige week, ‘Vissen’ van Corien Oranje, vonden wij dat het zowel een bijvoeglijk naamwoord als een bijwoord kon zijn. Een bijvoeglijk naamwoord, omdat er iets kan staan over de koralen zelf: stralende, wulpse, rode. Of een bijwoord, over hoe er ‘gewuifd’ wordt: langzaam, speels, moedig. Maar Jet (13) had nog een ander idee. Zij dacht aan ‘tienduizend wuivende koralen’. Een telwoord dus.

Fragment uit ‘Vissen’ van Corien Oranje.

Ieder gedicht zorgt wel voor iets waarover we in gesprek raken. Zonder waardeoordelen, zonder goed of fout, met verrassende uitkomsten. Bij ‘Strand’ waren de kinderen bijvoorbeeld eensgezind van mening dat de ik-persoon een meisje was. Die gedachte was bij mij niet eens opgekomen, omdat ik wist dat het geschreven was door Ted van Lieshout. Verder vond ik dat het raadwoord absoluut een werkwoord moest zijn, en dat het in contrast moest staan met ‘durven’ in de regel eronder. Daar waren de kinderen het niet mee eens (terecht, bleek later).

Fragment uit ‘Strand’ van Ted van Lieshout.

Maar de gedichten zijn niet alleen kapstokken voor taalonderwerpen. ‘Skelet’ van Rian Visser paste toevallig mooi bij het anatomiehoofdstuk waar we mee bezig waren. Tijdens het lezen namen we met een tekening de botjes door, om Cato (8) en onszelf op ideeën te brengen voor het raadwoord. Waren het (vinger)kootjes? Ribben? Wervels?

Ik besloot er een poëzieweek van te maken, dat hadden we al een poos niet gedaan. Het zal u verbazen, maar mijn kinderen stonden niet onmiddellijk te juichen. Als zeven geitjes kroop de een onder een kussen, holde een ander de kamer uit en sloot de derde zich op in het toilet. Nou geef ik niet snel op, dus er kwam een pot thee op tafel, een halve overgebleven chocoladetaart van het weekend (daarmee wordt zelfs vectormeetkunde gezellig) en een stapel verzamelbundels. En geloof het of niet, maar dan komt de stemming er vanzelf in. Eerst wil iedereen zijn favoriete gedicht voorlezen: ‘De idioot in het bad’ (Jette, 13), ‘Insomnia’ (Philip, 16), ‘Oertijd’ (Cato, 8) – altijd mooi om aard en leeftijd te zien weerspiegelen. En daarna geht’s loss. Dan herinnert eentje zich een bekende strofe van een tijd geleden. Of zien ze op de bladzijde ernaast een gedicht dat ook leuk is.

Of iemand wordt nieuwsgierig naar wat er nog meer geschreven is door een bepaalde dichter. Of een grote broer of zus wil iets voorlezen aan een kleinere, omdat ze er zulke goede herinneringen aan hebben.

Net als bij de raadgedichten zoeken we dan naar patronen. We kijken naar het ambacht, want dichten is meestal niet het onder elkaar zetten van rijmende zinnen. Ik liet drie versvormen zien: het sonnet, het rondeel en het kwatrijn. Vervolgens maakten de kinderen elk een gedicht in een versvorm naar keuze. Cato koos een kwatrijn (rijmschema aaba):

Philip en Jet namen een rondeel (ABab abAB abbaAB, de hoofdletters betekenen dat de hele zin wordt herhaald). Met als resultaat bij Philip:

En bij Jet:

En dat in twintig minuten. Ik gooi het op de chocoladetaart. En op raadgedicht, want dat was de aanzet. In dat kader is er trouwens nog een leuke bundel: In een slootje ben ik een bootje van Bette Westera en Klaas Verplancke (ill.). Die bevat geen raad-, maar raadselgedichten:

Wij zijn een stel, het mes en ik.
Wij zijn al jaren samen.
Het mes snijdt alles kort en klein,
en ik, ik prik met name.

Zo staan er een stuk of twintig in. Net als bij raadgedicht voor een ruime leeftijdsmarge, want ze zijn niet allemaal even simpel; Jet en ik hadden er ook een paar mis.

En onthouden dus, de komende weken: raadgedicht. Nog vier weken iedere maandag een verse.

Zeven weken met Jakob (4)

21 augustus 2015

Uit: Lucy Scott, Doodle Diary of a New Mom, An Illustrated Journey Through One Mommy’s First Year, isbn 9780762455881.

Valreeptips voor de NOT

30 januari 2015


Als je zaterdag nog een gaatje hebt, zou ik gaan. Je hebt maar eens per twee jaar de mogelijkheid en bovendien blijft die kwakkelwinter morgen toch doormodderen, aldus weeronline. Waar is het op zo’n dag beter toeven dan op een beurs vol onderwijsmateriaal, museumkraampjes en boeken?

Aanmelden kan gratis en voor niks: op de site van de NOT. Via die link kun je eventueel ook een dagkaart van de NS aanschaffen voor 20 euro. Je hoeft niet in het onderwijs werkzaam te zijn, iedereen mag naar binnen. We signaleerden mensen met ‘Belastingdienst’ op hun naamkaartje, maar je kunt bij de bedrijfsnaam natuurlijk ook iets gezelligs invullen.

Op de site en in het boekje dat je bij de ingang krijgt, staan alle 350 exposanten met naam en locatie. Kun je een plannetje maken voor de route die je wilt gaan. Wij hadden dit jaar weinig noten op onze zang; ik hoefde geen methodes aan te schaffen en we kwamen vooral om ideeën op te doen en rond te snuffelen tussen de plezanterietjes. Hieronder een paar tips voor de NOT 2015 – in willekeurige volgorde.

  • Rekenstaafjes of base ten blocks voor onder meer Singapore Math.

    Educatheek – hal 10, locatie A044. Geweldige, thuisonderwijsvriendelijke leverancier. Van speelzand tot magnetische breukensets, via opblaasbare zonnestelsels, kleuterpuzzels, rekenstaafjes, letterdozen en zandvormpjes; een groot assortiment spullen met goede beursaanbiedingen.

  • Kinheim – hal 9, locatie A050. Veel werkboekjes die handig zijn bij zelfstandig werken. Hun serie ‘Topo Trainen’ vind ik nog steeds een van de beste in zijn soort (niet vergeten het correctievel erbij te kopen) en de geschiedenisreeks ‘Tijdvak’ is leuk, overzichtelijk en sluit goed aan op de geschiedeniscanon. Verder hebben we dit jaar een aantal puzzelboekjes gescoord: Franse woordjes voor Jet (12), spreekwoorden en taalspelletjes voor Cato (7). De beursprijzen zijn concurrerend met de reguliere prijzen: in plaats van 6,50 betaal je nu 4,50 euro per boekje én je kunt alles per stuk kopen in plaats van in sets.
  • Bekius schoolmaterialen – hal 9, locatie D080. Mooi ontwikkelingsmateriaal en veel spellen. Zelf heb ik dit jaar de denkspellen van Thinkfun laten passeren, maar ik twijfel nog steeds of dat een goede zet was, met die kortingen van dertig procent. Mocht je ideeën willen opdoen of materiaal uit de stal van Rush Hour en Camelot Jr. willen aanschaffen, dan zou ik er even langswippen.

Laser Maze van Thinkfun.

  • Naturalis – hal 8, locatie A056. Ze staan in het hoekje bij Archeon, Rijksmuseum, Zuiderzeemuseum en andere uitjes. Als je een Naturalisfolder meeneemt met hun onderwijsprogramma, zit er meteen een gratis toegangskaart in. Van de grote hoeveelheid gratis tassen die op de NOT verstrekt worden, heeft Naturalis dit jaar by far de mooiste.
  • Zwijsen – hal 10, locatie B033 (let op: niet hun locatie in hal 9). Mooie geplastificeerde posters van Europa, Wereld en Nederland, plus nog wat taal- en rekenposters. In de winkel 7,95, nu drie posters voor een tientje.
  • Entoen.nu – hal 8, locatie D048. De canon van de Nederlandse geschiedenis, moet je natuurlijk even langs.
  • Klas voor de toekomst – hal 11, locatie A078. Je kunt er niets kopen, maar wel een toffe demonstratie zien van de Legoleerlijn: een lespakket waarmee kinderen van 4-18 kunnen leren programmeren. Van simpele opdrachten tot ingewikkelde Lego-robots.

Jet in de klas voor de toekomst. Foto © Gerdine.

  • Het kinderboekenstraatje – hal 10. Een pad lang uitsluitend kraampjes met kinderboeken. Er zaten dit jaar geen enorme uitschieters bij, maar uitgeverij Gottmer moet je beslist even bezoeken. Zij hebben naast hun geweldige fondslijst een erg mooie beursaanbieding van drie boeken voor 15 euro – titels die doorgaans 15 euro per stuk zijn. Gottmer dus, in hal 10 op locatie B041.
  • Onze Taal – hal 10, locatie A017. Als je een béétje hart hebt voor het Nederlands, dan ga je hier langs. En anders ook. Want dan maak je gebruik van hun beursaanbieding en ga je zingend naar huis. Alleen al voor Onze Taal is het die treinreis waard.

Morgen dus, zaterdag 31 januari, de laatste dag van de Nationale Onderwijstentoonstelling. Jaarbeurs in Utrecht, geopend van 10 tot 16 uur. Haal hier je e-ticket.

Vorige bezoeken aan de NOT:

Dag, kunstenaar van Aadje Piraatje.

Dag, kunstenaar van Rintje.

Dag, kunstenaar van sprookjesschrijvers met vijvers vol inkt.

Dag, kunstenaar van groene lindes met moddervette hanen.

Dag, kunstenaar van Koekjes!

Dag, kunstenaar van kunstenaars, van Calder en Coppelia.

Dag, kunstenaar.

—-