Ha, courgette! (reprise)

28 augustus 2013

Omdat het seizoen in volle gang is en ik vorige week weer hulpeloos om me heen stond te kijken op zoek naar een slachtoffer, omdat alle buren in een straal van honderd meter zich achter de bank verstoppen als ze zien dat ik voor de deur sta met alweer zo’n heerlijk maaltje groente, daarom nog een keer: Ha, courgette!

Wij pachters van een volkstuin, wij hebben een zesde zintuig. Nochtans bewerken wij geconcentreerd het land, maar zodra het tuinhek piepend opengaat, weten wij of er een vaste tuinder of een onregelmatige bezoeker binnenkomt.

In het eerste geval volstaat een hoofdknik, in het tweede geval zetten wij het op een lopen om de andere volkstuinders de loef af te steken. Wij hollen de gast tegemoet, onder iedere arm een courgette ter grootte van een prehistorische knots. Als wij de argeloze bezoeker genaderd zijn, vragen wij quasi-nonchalant: ‘Heb jij misschien nog interesse in courgette?’

Ach, het is zo’n dankbare plant. Zo heel anders dan de kapucijner, die vertroeteld wenst te worden, opgebonden, gewied rond de wortels. Nee, dan de courgette. Na een incubatietijd van drie weken vensterbank kun je hem gewoon aan zijn lot overlaten. Met een beetje mazzel hoef je alleen een zaadje in de grond te stoppen; zon en regen doen de rest.

Het is een moestuingroente die garant staat voor een weelderige bloei en oogst. Je ziet de eerste kleine courgette, 10 centimeter groot, en denkt: ik wacht nog even, nog éven, tot hij zo groot is als die bij de groenteman. Als je drie dagen later komt, ligt daar het formaat van een kinderarmpje. En wanneer je hem onverhoopt nog even laat zitten, heeft hij de omvang van het dijbeen van een volwassen man.

Machtig mooi natuurlijk, met twee courgetteplanten (eentje voor ’t verlies) kun je bijna dagelijks oogsten. Maar na een paar weken plukfeest merk je toch wat bedrukte gezichtjes bij de kinderen. Het is een heikel punt op de volkstuin. Mijn buurvrouw zei van de week: ‘De kleinkinderen houden er echt van, maar laatst begonnen ze te huilen toen we weer courgettesoep aten.’

Dus wat doet een mens in zo’n geval? Nadat hij alle passanten een groene knots in de maag gesplitst heeft (‘Nee? Weet u het zeker? Ook niet voor de buren?’) snijdt hij er een paar door de roerbak, de risotto, de pastasaus en de chili sin carne (fijngehakte courgette lijkt net gehakt). En dan liggen hem nog drie flinke jongens aan te kijken, iedere keer als hij de koelkast opendoet. In zo’n geval wisselt men recepten uit.

Zes keer courgette. De cake heb ik zelf nog niet geproefd, maar is wel uit de eerste hand; een tuinbuuf garandeerde me dat ie heerlijk is.

Ratatouille

Ik kende ratatouille uit de pan, maar sinds ik deze ovenvariant op de verjaardag van vriendin V. gegeten heb, maak ik hem alleen nog maar zo. De foto klopt niet helemaal, want ik snij courgette en aubergine in plakken in de lengte. Dit plaatje komt wel het dichtst in de buurt bij wat ik zocht – op de rest van de ratatouillefoto’s zag je een roodachtige massa met brokjes courgette en aubergine, zo ziet het er niet uit als het uit de oven komt.

Ingrediënten:

• courgette
• aubergine
• tomaat
• knoflook
• olijfolie
• twee handen basilicum

Snij courgette en aubergine in dunne plakken in de lengte (iets dikker dan met een kaasschaaf), tomaat in plakjes of kwarten.

Leg in een ovenschaal, olijfolie erover, knoflook fijngesneden. Met je handen omhusselen, zodat de olie overal goed zit. Basilicum scheuren en erover strooien.

20 minuten in de oven op 180 graden. Zowel warm, lauw als koud erg lekker.

———-

Courgettecarpaccio

Ingrediënten:

• courgette, liefst kleine van maximaal 15 cm. die zijn rauw het lekkerst
• olijfolie
• 3 tenen knoflook
• pijnboompitten
• parmezaanse kaas of grana padano

Courgettes in dunne plakken snijden, iets dikker dan met de kaasschaaf. Flink wat olijfolie in een platte schaal, knoflook uit de pers erbij. Courgetteplakken goed door olie-knoflook husselen en even laten staan.

Serveer de plakken op een bord, pitjes erover en parmezaanse kaas.

———-

Indiase courgette

Ons oudste courgetterecept. John haalde het een jaar of vijftien geleden uit een Indiaas kookboek of een themanummer van Allerhande, de bron kan ik niet meer precies achterhalen. Maar het was in ieder geval de eerste keer dat ik courgette lekker vond.

Ingrediënten:

• courgette in blokjes
• blikje tomatenpuree
• olijfolie
• fenegriek, kurkuma, komijn, koriander en gember (of kerrie, daar zitten al deze kruiden ook in, en een beetje meer)

Olijfolie in de pan, kruiden erbij en even laten simmeren totdat het de geur gaat afgeven.

Voeg de tomatenpuree toe, minuutje roeren en courgette erbij. Husselen totdat alle courgette bedekt is met tomaten-kruidenmengsel en paar minuten laten koken. Courgette is dan nog knapperig. Bijgerecht.

———-

Courgettesoep

Ingrediënten:

• 3 courgettes in blokjes (of zo’n grote)
• twee uien
• veel knoflook
• bouillonblokjes
• olijfolie

Uitje-knof fruiten in olie, courgetteblokjes erbij en even laten meesudderen.

Twee liter water toevoegen, aan de kook brengen en bouillonblokjes toevoegen. Zet het vuur laag en kook 20 minuten. Daarna de soep pureren met staafmixer of in de blender tot een glad geheel.

Verder is het aan te vullen met van alles en nog wat – ik gebruik het zelf soms als basis voor groentesoep. De versie van Aschwin lijkt me ook lekker.

———-

Salade van courgettelinten

Basissalade van courgette (met olie, citroensap, zout, peper, bieslook of gesnipperde rode ui, knoflook). Neem net als bij de carpaccio ’t liefst kleintjes, die zijn rauw het lekkerst. Aan te vullen met van alles en nog wat: tomaat, blauwe kaas, olijven, zalm, munt, rode peper.

———-

Courgettecake

Zoals ik al zei, ik heb hem zelf nog niet geprobeerd, maar hij werd me van harte aanbevolen. Ik zag dat er ook zoete varianten in omloop zijn met walnoten en suiker, maar deze is hartig, met kaas. Het recept heb ik overgenomen van deze site.

Ingrediënten:

• 1 grote courgette, grof geraspt
• 100 gram boter of margarine
• 5 eieren
• 300 gram zelfrijzend bakmeel
• 1/2 theelepel zout
• 200 gram geraspte boeren belegen kaas
• 100 gram pijnboompitten

Verwarm de oven voor op 250 graden.

Laat de boter zachtjes smelten zonder bruin te laten worden.

Klop eieren los, schenk de gesmolten boter erbij en klop nog ongeveer 5 minuten door.

Voeg bakmeel en zout toe en mix het geheel tot een gladde massa.

Schep de geraspte courgette, kaas en pijnboompitten door het beslag.

Giet het mengsel in een ingevette cakevorm en bak 10 minuten in de oven.

Draai de temperatuur terug tot 175 graden en bak de cake in een uur gaar.

Een andere versie staat hier. Daar heet het taart in plaats van cake, maar die lijkt me ook lekker, met oregano en marjoraan. Ziet er zo uit:

 

Mei

22 mei 2012

Gek is dat. Op het moment van schrijven lijken dingen best coherent en toepasselijk. Maar als je het achter elkaar zet, kun je toch een raar beeld krijgen. Dat was vroeger met mijn dagboeken. Ik was niet zo’n trouwe schrijfster en vaak begon een stukje met: ‘Lief dagboek, het is alweer veel te lang geleden dat ik heb geschreven.’ Met als gevolg dat ik later bladzij na bladzij teruglas hoe weinig ik schreef en hoezeer ik me voornam vaker mijn dagboek bij te houden. Alsof het bijhouden het doel op zich was en ik niets anders deed dan me wentelen in schuldgevoelens over mijn mislukte pogingen. Terwijl ik mijn jeugd toch echt anders doorbracht.

Als ik hier nu mijn laatste posts bekijk, komt het me ook bevreemdend voor. Een beetje verzuurd. De grumpy old lady die afwisselend nostalgische muziek luistert, films kijkt en tegen de gordijnen moppert. Terwijl we daarnaast best andere dingen doen. Waarvan akte.

Zo was daar het culturele hoogtepunt van het jaar. Als u niet in een slaapzak voor het loket heeft gelegen, is de kans groot dat u geen kaarten heeft weten te bemachtigen. Een korte impressie van wat u gemist heeft.

Zij is telkens de blonde in het midden.

Maar dat zag u al aan haar ijver en toewijding, hè?

Omdat de balletschool gegroeid is, worden er dit jaar meerdere optredens gegeven. We hebben er nog een in het verschiet waarin, net als vorig jaar, naast Jet ook Cato een prominente rol zal spelen.

Voorts bracht mei een nieuwe kostganger.

Vooralsnog eentje die zich beperkt tot volle yoghurt en venkel,

maar dat wordt dan ook met overgave gesavoureerd.

Verder slokjes thee en water. Niet uit zo’n lullige tuitbeker natuurlijk. Als vierde wil je een beetje serieus deelnemen aan het gezin.

Ze werkt hard aan haar basisvaardigheden. Geluid maken, dingen vastpakken, zich voortbewegen. Allemaal heel rudimentair, hoor. Hoewel wij persoonlijk in ‘baaa-pa’ duidelijk de woorden mama en papa herkennen. En waar een ander nauwelijks meer dan een gefrustreerde buikligging ziet, zien wij een onmiskenbare poging tot kruipen.

Ze wordt ook graag gedragen. Op buik, heup en rug, in doeken, in armen,

in verscheidene draagbuidels.

Hoewel ze alles wel zou willen proeven, nemen we haar darmen een beetje in bescherming. Zoals toen we een bijzonder noviteitje aten. Een doerian. We kenden de vrucht vooral uit de wiskundeboeken van Philip en Jet en van Michael Palin op zijn wereldreizen.

Doerian staat bekend om de bijzondere smaak en afstotelijke geur; het wemelt van de historische citaten die het trachten te omschrijven. De een heeft het over ‘een smaak van volle custard met rijke amandelen’, zo ‘voortreffelijk dat hij alle fruit ter wereld overtreft’. Een ander: ‘its odor is best described as pig-shit, turpentine and onions, garnished with a gym sock’ en ‘your breath will smell as if you’d been French-kissing your dead grandmother’.

Toen ik er eentje bij de Chinese supermarkt zag, kon ik hem niet laten liggen.

Het was geen onverdeeld genoegen. Eigenlijk ben ik het met alle citaten wel eens. Nadat iedereen geproefd had, hadden we nog driekwart doerian over. Ik heb hem door vruchtenshakes met veel banaan en frambozen gepureerd (opdrinken met een rietje en een deksel, want je blijft hem door alles heen ruiken) en de rest aan de buren gegeven. Vooral de oud-zeevaarder en de Indische buurman waren er blij mee.

Over eten gesproken: we hebben ook weer eens boter gemaakt. Met Cato ben ik begonnen in Het kleine huis in het grote bos van Laura Ingalls Wilder. Alle boeken uit de serie staan tjokvol spijzen (deel vier, De grote hoeve, spant de kroon, daar kregen we voortdurend trek bij het lezen) en in het eerste deel wordt uitgebreid verteld hoe de familie Ingalls haar boter maakt. Jet herinnerde zich dat het zo lekker was toen we dat eens nadeden. Wel veel simpeler dan in negentiende-eeuws Amerika: wij gebruikten een pakje slagroom, een lege pot en tien minuten ellebogenstoom – in dit stukje heb ik het allemaal al eens neergezet. Ook deze keer was het weer een succes.

Ach, en dan was er nog ons impressionistenprojectje. Herkent u de Japanse brug van Monet?

Leuke kinderboeken hierover zijn Linde in de tuinen van Monet van Christina Björk en De schilders van Parijs van Philip Freriks. Philip en Jet besloten tot een stilleven, deels op pointillistische wijze. Klinkt deftig. Zorgt er vooral voor dat je schilderij niet gauw mis kan gaan. Bij een verkeerde streek zeg je gewoon dat het zo hoorde. Van Gogh werd ook miskend in zijn tijd.

Lief dagboek, ik hoop gauw weer eens meer te kunnen schrijven. Maar nu moet ik naar mijn baby.

Kefir van Sandra

23 oktober 2011


Je hebt van die mensen, dat zijn parels. Ze opereren meestal in het verborgene, maar hun glans verspreidt zich ongemerkt. Zo werkt dat met parels: ze zijn heel bescheiden, maar toch trekt je oog er steeds naar toe.

Het zijn bijvoorbeeld mensen die veel voor hun kiezen krijgen en toch altijd de mooie dingen blijven zien. Mensen die graag lange reizen zouden willen maken, maar in plaats daarvan kinderen uit verre landen bij hen vakantie laten vieren. Mensen die een extraatje goed kunnen gebruiken, maar er toch voor kiezen om anderen te laten delen in alles wat zij ontvangen.

Zo iemand is Sandra.

Nu heeft Sandra een poosje geleden wat kefirkorrels gekregen. U weet wel, zo’n melkzuurbacterie waarmee je een lekker fris drankje kunt maken. Kefirkorrels vermenigvuldigen zich snel, dus op een gegeven moment heb je er te veel, tenzij je graag zoveel kefir wilt kweken dat je erin kunt baden.

Dan kun je twee dingen doen: je kunt je overtollige kefirplantjes verkopen, zoals veel mensen op internet doen. Of je kunt ze weggeven. Nou mag u raden wat Sandra doet. Juist.

Hier op haar blog legt Sandra precies uit hoe ze de kefir uitdeelt en wat je ervoor nodig hebt. Je stuurt gewoon een envelop naar haar toe en dan stuurt zij je weer de korrels. Afijn, het wijst zich vanzelf.

Wij hebben inmiddels onze tweede pot kefir gemaakt. Ik had het nog nooit gedronken, maar ik zit, as we speak, al aan mijn tweede glaasje deze avond. Lekker man. Beetje karnemelk met lichte bubbeltjes. Een zuurtje en een frisje, zoals de heren van Topchef zouden zeggen.

O ja, en als je dan toch op Sandra’s blog bent, kijk dan even naar het vrijwilligerswerk dat zij doet voor de stichting Compassion. Mocht je nou drie tientjes per maand over hebben, dan kun je overwegen om een kind via die stichting te ondersteunen. Dat zou Sandra niet zeggen, hoor, als ze je die kefirkorrels gratis toestuurt. Dat zeg ik.

Verse bietjes uit de oven

11 augustus 2011

Ze zijn nog altijd prima verkrijgbaar: rauwe, verse rode bieten. Je kunt ze natuurlijk grof raspen met wat crème fraiche en kruiden, dan smaken ze een beetje peperig. Je kunt ze koken, dan zijn ze lekker zoet. Maar je kunt ze ook in de oven roosteren. Kantlijntje: het is niet helemaal een gerecht dat je in een kwartiertje op tafel tovert. Voorbereiding is niet zoveel werk, maar ze moeten wel een uurtje in de oven.

Ingrediënten:

  • 2 rauwe bietjes per persoon (of meer)
  • stuk of wat tenen knoflook
  • olijfolie
  • zout en peper
  • 1 citroen (voor sap en schil)
  • paar blaadjes (krop)sla per persoon
  • zachte geitenkaas
  • eventueel wat verse bieslook en/of peterselie

Verwarm de oven voor op 220 graden.

Borstel de bieten schoon of schil ze. Je kunt handschoenen gebruiken als je er niet twee dagen lang wilt bijlopen als Jack the Ripper. Snij de bieten, afhankelijk van hun grootte, in 4-8 partjes. Pel de knoflook.

Leg de bietenpartjes op een bakplaat met tenen knoflook er tussen. Giet flink wat olie over het geheel en hussel een beetje om.

Zet de bietjes 10 minuten in de oven op 220 graden, vervolgens nog 1 uur op 160 graden. Laat ze daarna een beetje afkoelen (mag tot kamertemperatuur).

Maak ondertussen een bedje van sla. Je kunt een paar blaadjes per bord doen of gewoon een bak met sla waar je straks de bieten op legt. Rasp de citroenschil en maak een dressing van citroensap, schil en olijfolie. Juist die schil erin maakt het extra lekker en intens met de bietjes en kaas.

Leg de bietjes en wat knoflook op de sla, bestrooi met zout en peper en giet de olie-citroendressing erover. Brokkel de geitenkaas over de bietensalade, besprenkel met eventuele bieslook of peterselie  en serveer.

De krootjes zien er niet zo mooi uit als ze uit de oven komen, gerimpeld en heel donker, maar dat hoort zo.

Wij aten het met couscous en tabouleh, maar met gebakken aardappels lijken ze me ook lekker.

Terzijde: er zijn veel variaties op dit recept te vinden en de meeste bevatten ook hazelnoten of pijnboompitten. Dat heb ik een keer toegevoegd, maar eerlijk gezegd vond ik het zonder noten lekkerder. De zoete, aardse grondsmaak van geroosterde verse bietjes komt heel lekker uit met de geitenkaas en citroen, daar heb je verder niets bij nodig.

Mangia, mangia!

21 juni 2011

Voor de goede orde: dat ik geen filmpje van vijftien minuten maak met uitsloverige beelden van een biodiesellaboratorium en mijzelf in seventiesjurken, wil niet zeggen dat er niks gebeurt in onze urban homestead.

Je kijkt eens naar links

en daar wuiven de doperwten, koolrabi’s, venkeltjes en slaplanten je tegemoet.

Je kijkt eens naar rechts

en struikelt bijna over de aardbeien, snijbonen, augurken, bietjes en kapucijners.

Ja nee, helemáál zelfvoorzienend zijn we nog niet met onze dertig vierkante meter. Maar dat is een kwestie van bescheidenheid. De meneer uit dat filmpje heeft er vijfentwintig jaar over gedaan om die luttele plantjes bij mekaar te krijgen – ik heb pas drie jaar geleden mijn eerste zaadje in de grond gestopt. Er is dan ook geen enkele reden om schamper te doen over onze opbrengst.

Het leek me een lucratief idee om Jet en Cato met al deze ambachtelijke groente de restaurants langs te sturen, zodat we de randstedelijke horeca van verse producten konden voorzien. Maar daar wilden de kinderen niks van weten.

Zij hadden er immers zoveel werk voor verzet.

Zij hadden de strijd tegen de elementen aangebonden. Tegen onkruid, kraaien en merels.

Potend, schoffelend en plukkend tot hun vingertjes er krom van stonden.

Werkdagen van vijftien, zestien uur, onderbroken slechts voor een korst brood en een slokje water.

In de brandende zon slepend met gieters water uit de sloot. Met als enige ontspanning een kortstondige blik op voorbijzwemmende ganzenkuikens.

In onbewaakte ogenblikken zich afreagerend, want met een grote broer als uitvinder kunnen er zomaar wapens getoverd worden. Bloemkoolzwaarden bijvoorbeeld, gesneden uit de dikke nerf van bloemkoolbladeren.   

Dus heb ik het restaurantidee maar laten varen. En hebben we zelf die bloemkolen opgegeten.

Afgewisseld met jonge courgettes in talloze variaties. De laatste tijd uitsluitend klein geplukt, vijftien centimeter zo’n beetje, meestal in plakjes gebakken en een half onsje gorgonzola er doorheen gesmolten.

Of sugar snaps met verse doperwten. Daar kun je tijdens de oogst al goed van eten, maar er is genoeg om een of twee keer per week een bijgerecht van te maken. Hoef je niks aan toe te voegen, geen zout of kruiden, alleen vijf minuten samen wokken in een lekkere olie.

En aardbeien toe. Als er slechts een paar rijp zijn, worden ze ter plaatse burgemeester gemaakt. Maar telkens wanneer er een pondje of meer geoogst kan worden, gaan ze mee naar huis. Maken we natuurlijk wel even een omweg langs de supermarkt voor een kokertje slagroom.  

Ik kan dus met gemak een filmpje maken van mijn agrarische stadshoeve en drie voorbeeldige kinderen in Laura Ingallskleding, waarbij ik u persoonlijk voorzie van filosofische oneliners. Maar ik doe het niet.

Joodse appeltaart (vetvrij)

15 november 2010

En als je dan toch Yentl gaat kijken, neem er dan meteen een puntje taart bij. Ik ben normaal niet van het vetvrije, maar deze kwam ik op het spoor toen ik op een avond ontzettende zin had in appeltaart, maar geen boter in huis had. En geen zin om naar de supermarkt te wandelen.

Naast een aantal recepten met zonnebloemolie stond de joodse appeltaart op de eerste pagina googleresultaten. Ik hoef me niet aan de spijswetten te houden (melk en vlees gescheiden, herkauwers met gespleten hoeven en geen kruipend gewemel), maar de taart leek me lekker. Het is even hachelijk met die stijfgeklopte eiwitten – want daar drijft het recept op; maar als je dat eenmaal voor elkaar hebt, is het verder een klusje van niks.

Het oorspronkelijke recept komt uit het kookprogramma Werelds en staat helaas niet meer online. Ik heb de hoeveelheden aangepast aan de grootte van mijn springvorm en een beetje rozemarijn toegevoegd, want dat doe ik altijd in appeltaarten. Ooit van een topkok afgekeken, smaakt heerlijk.

Men neme:

  • een springvorm ø 28 cm
  • 12 appels
  • 2 citroenen
  • 7 eieren
  • 300 gram zelfrijzend bakmeel
  • 235 gram suiker
  • 2 theelepels rozemarijn (gedroogd, van die naaldjes)
  • kaneel naar smaak

Verwarm de oven voor op 180 graden.

Schil de appels, snijd ze in kwarten en daarna in plakjes. Bestrooi met kaneel en hussel door elkaar.

Pers het sap uit de citroenen en splits de eieren. Wees nauwkeurig, er mag echt geen eigeel bij het eiwit komen.

Eigeel, suiker, rozemarijn en citroensap in een kom en vijf minuten mixen.

Voeg het bakmeel toe aan het eigeel-suiker-citroenmengsel en kneed met de hand tot een deeg.

Klop vervolgens de eiwitten stijf. Zorg dat kom en garde of mixer echt vetvrij zijn, anders wordt het niks. Veel mensen hebben een eigen eiwitkloptrucje. Ik ben niet zo’n deskundige, maar ik wrijf kom en garde vantevoren altijd even na met citroensap en een keukenpapiertje, om de laatste vettigheidjes weg te poetsen.

Sla de stijfgeklopte eiwitten voorzichtig door het deeg.

Voeg de appels toe, maar bewaar een deel van de partjes om de bovenkant mee te bedekken, en roer ze goed door het deeg.

Giet het geheel in de springvorm en bedek de bovenkant met de apart bewaarde appelpartjes.

Je kunt eventueel geraspte citroenschil en/of nog wat suiker over de bovenste appels op de taart strooien (doe ik zelf niet).

Bak de taart in 70 minuten gaar.

Om het gebrek aan grasboter te compenseren, schrijf ik voor dat er een flinke dot slagroom bij geserveerd wordt. Mag trouwens ook voor joodse gasten die de kasjroet houden, want de ingrediënten in de taart zijn parve, zodat er zowel zuivel als vlees bij gegeten mag worden.

Een collega vroeg zich terecht af: ‘Maar was het ook lekker?’ Ja! Omdat de appels door het deeg gemengd zijn, heb je niet die lekkere korst die je normaal altijd bij appeltaart krijgt, maar hij smaakt verrukkelijk!

Kinderen en eten

1 november 2010

Jet werd op haar vierde vegetariër. Dat was koren op de molen van onze omgeving, die ons reeds met argusogen in de gaten hield toen duidelijk werd dat we dat waanzinnige thuisonderwijsexperiment daadwerkelijk gingen doorzetten. Je zag ze denken: nou dit weer.

Alle vooruitstrevende opvoedmethodes en de daarop onvermijdelijke contrabewegingen ten spijt, is het nog steeds een vreemde zaak als je je kinderen tamelijk serieus neemt. ‘Laat je haar ook op eigen initiatief de straat oversteken?’ vroeg een vriend. Nee, natuurlijk liet ik haar niet zomaar de straat oversteken. En ze mocht ook niet balanceren in het open raam, geen zelfontplooiende vingerverfschilderingen maken op het behang en niet alle boeken uit het bibliotheekschap trekken.

Maar een principiële eetkeuze vind ik legitiem. Toen Jet begreep wat vlees eigenlijk was, wilde ze het niet meer. Zelfs het gehaktballetje, waar ze erg van hield, legde ze terug op haar bord nadat ze er een hapje van genomen had. Met volle mond en tranen in haar ogen zei ze: ‘Ik vind het zo lekker, maar ik vind het zo zielig!’ Dus hoefde ze geen vlees te eten.

Voor Philip was het nooit een punt van overweging geweest. Ik denk dat hij zich altijd al zo over de wereld verbaasd heeft, dat het eten van dieren er ook nog wel bij kon. Toen hij net goed begrepen had dat vlees een stuk dier is, wees hij naar zijn karbonade en vroeg: ‘Eten we nu een hondje?’ Dat het een varken bleek te zijn, maakte het er voor hem niet logischer op, maar hij nam het zoals het was.

Cato heeft nog geen principes getoond over de herkomst van haar eten. Ansjovis, broccoli, haring, worst, boterhammen, als het maar lékker is. Er zijn natuurlijk weleens wat schermutselingen aan de dis, maar dat heeft te maken met de leeftijd en aard onzer To. Bij tijd en wijlen is het haar noodzaak duidelijk te maken dat ze niet zomaar alles over haar kant kan laten gaan, ook niet op eetgebied. Dan declameert ze: ‘Ik hoef alleen maar dát (aardappelpuree) en dát (feta) en verder niks.’ Als ik toch de tuinboontjes opgeschept heb (waar de feta doorheen gebrokkeld zit) murmureert ze wat na, bereiken we een compromis (drie boontjes) en zegt ze na tien minuten: ‘Ik vind deze wel heerlijk.’ Zo is het in ieder geval haar eigen keus geweest.

Inmiddels is Jet vegetariër-af. We eten niet dagelijks vlees, maar twee keer per week komt het toch wel op tafel. En dan blijkt de roep van worst en spekjes te groot om je principes tegenin te fluisteren – ik vind het zelf ook lastig. Maar ik denk dat het wel belangrijk is dat kinderen zich realiseren waar hun eten vandaan komt. Zodat ze weten wat goed is voor hen en hun leefomgeving, en zodat ze zelf keuzes kunnen maken. Vandaar ook dat moestuintje, vandaar het meehelpen met boodschappen doen en koken. Het is natuurlijk geen noodzaak – ik ben ook niet opgegroeid met zelfgekweekte groente en kijk eens hoe ik blaak van gezondheid. Maar toch. Ik houd ervan de omstandigheden zo gunstig mogelijk te scheppen. In de hoop dat ze er niet over piekeren om dit in hun lijven te stoppen: