Maartens moestuin
13 mei 2014
Wij zitten er klaar voor, hoor, iedere maandagavond. Het blijft toch een beetje collegaatjes onder elkaar. Hij last van slakken, wij last van slakken. Hij knolvoet, wij knolvoet. Ik knik begripvol als hij vertelt over de houtduiven die in één vlucht je pas opgeschoten kapucijnerplantjes wegkapen of zegt dat broccoli nauwelijks in een moestuin te telen valt. Vertel mij wat. En ik hou ook van J.C. Bloem.
Toch kun je ons niet helemáál naadloos op elkaar leggen. Voor een buitenstaander is het niet altijd waarneembaar, maar: er zijn verschillen. Om te beginnen heeft Maarten dertig bunder vruchtbare klei tot zijn beschikking.
En ik vijftien vierkante meter zandgrond met mest van de plaatselijke kinderboerderij.
Bij calamiteiten als onwillige kinderen of een griepestafette binnen het gezin kan het voorkomen dat onkruid wieden wat lager op de prioriteitenladder staat. Heeft Maarten geen last van, want zijn tuintje ligt op het belendende perceel.
Daar staat tegenover dat ik veel hulp heb.
Maarten moet alles alleen doen.
Maar hij heeft dan weer zestig jaar tuinervaring. En hij heeft een kas. Ter grootte van mijn huis. En een boomgaard. En een bladblazer op wieltjes, een eigen kruiwagen die hij niet met veertig andere tuinders hoeft te delen en een rolschoffel.
Alles tegen elkaar afwegende denk ik toch dat wij het beter doen. Zeker gezien onze beperkte materialen. Ik bedoel, ik heb bij Maarten nog geen courgette voorbij zien komen. En ik wil niet veel zeggen, maar mijn spinazie staat al duimhoog boven de aarde.
Nee, dan Maarten met zijn fokking kleine rode kolen en z’n mislukte uien en z’n appels van superieure oude rassen. O, o, wat was de sperziebonenoogst weer groot dit jaar. En met die spitskool kan hij drie weken doen, ja, maar dat komt ook omdat hij porties eet waar wij doorgaans vier borden van wegblaffen. Met z’n hoedjes. Komediant.
Maar kom, geen nijd onder moestuincollega’s. We dienen allemaal hetzelfde doel. En het blijft heerlijke televisie. Via uitzending gemist kun je de afleveringen terugkijken.
De procedure
13 februari 2014
De winter wil nog niet vlotten, maar wij zijn met ons hoofd al bij de lente. Bij het uitbotten van de bomen, de jonge scheuten die overal omhoog zullen komen, het planten van zaadjes. En daarna de zomer natuurlijk, als al die zaden uitgekomen zijn en je de weelde kunt plukken.
De eindeloze dagen van zon, picknicks, werken in de tuin.
Net zolang tot het koud begint te worden en je alles in het werk stelt om nog wat langer buiten te blijven.
Dus ja, wij wilden weer een moestuin. In tegenstelling tot een echt volkstuincomplex, waar je de geneugten hebt van een grote lap grond en meerjarige planten, gaan wij ieder jaar voor de tijdelijke tuin. Eentje die je acht maanden per jaar mag bewerken, in november voor je omgeschoffeld wordt en waar je in maart weer mee aan de slag kunt.
Zo’n seizoenstuin heeft als nadeel dat je geen frambozenstruik kunt planten, want die gaat pas na een paar jaar echt lekker vrucht geven. Het heeft daarentegen het voordeel dat je ieder jaar met een schone lei kunt beginnen, en dat typische volkstuinactiviteiten als het organiseren van de bingomatinee en de bardienst samen met ome Piet van tante Cor aan je neus voorbijgaan.
Nu wonen wij in een speelse gemeente. De jaarlijkse uitgifte van seizoenstuintjes zou een eenvoudige aangelegenheid kunnen zijn, maar daar wil onze gemeente niet aan. Ieder jaar wordt er een survivalweekend georganiseerd in Ootmarsum, waar de voltallige afdeling Groenvoorziening twee dagen bij elkaar gaat zitten brainstormen over de leukste manier om de tuinen dit jaar te verdelen.
‘Hebben we vorig jaar iedereen een formulier laten invullen? Dan houden we dit jaar een tombola. Of wacht, dat hebben we in 2011 gedaan! Laten we dit jaar niet één, maar twee stempels vragen – te verkrijgen tussen 14.30 en 15.00 uur op twee verschillende locaties die door middel van een puzzeltocht te vinden zijn.’
Een heerlijk ritueel. Zoals in sommige regio’s mensen hun vrije dagen opsparen om een week lang kermis te vieren, zo nemen hier de mensen snipperdagen om zich in te schrijven voor een moestuin van drie bij vijf meter. Hele families liggen met thermosflessen en paardendekens voor de uitgifteposten, ’s avonds bijgelicht door vuurkorven, terwijl de afdeling Groenvoorziening koffiedrinkend voor het raam naar buiten staat te kijken, wachtend tot het tijd is om de deur te openen. Om het nog leuker te maken, zijn er tijdens deze dag altijd slechts twee beambten aangesteld: een om de nummertjes uit te delen en een ander om de inschrijvingen te noteren.
Het loont de moeite om vervolgens in juli te kijken wat er van al die moestuinen geworden is. Dan blijkt dat er grofweg drie soorten tuiniers zijn. Je hebt mensen die met stellages van wilgentenen en handgeweven zeildoek vijftien soorten lathyrussen en de meest schimmelgevoelige tomatenrassen tot volle wasdom hebben weten te brengen. Die beslaan zo’n tien procent van de moestuinbevolking.
Dan zijn er de mensen die blij zijn als ze naast courgette ook een keer snijbonen en bietjes kunnen eten, met een bos zelfgeplukte goudsbloemen en margrieten in de vensterbank. Dat is ongeveer veertig procent.
De overige vijftig procent bestaat uit mensen die in februari nog vol vuur in de rij stonden om de drie formulieren in te vullen, gekalligrafeerd en bezegeld met eigen bloed, om daarna hun tuin precies twee keer te bezoeken. Eén keer in maart, om te zaaien en te genieten van de heerlijke frisse buitenlucht. En één keer in juni, om te zien dat het onkruid op heuphoogte staat.
Dit jaar was de inschrijving verdeeld over twee dagen, waarbij de selectieprocedure werd bepaald door oud-Hollandse gezelschapsspelen als spijkerpoepen en eierlopen, met als afsluiting een dropping in het Zwarte Woud. Uitgifte van tuinen geschiedde op volgorde van binnenkomst. Mensen die slecht ter been waren, mochten in plaats van de dropping ook een nier of linkerarm afstaan.
Het is gelukt, we hebben weer een tuintje. Ik heb nu al zin in de zomer.
In Asterix en de helden moeten de Gallische vrienden twaalf Hercules-opdrachten vervullen. Een van de opdrachten is het bemachtigen van een administratief document, het zogenaamde ‘Vrijgeleide A-38’. De procedure die volgt is geïnspireerd op de uitgifte van moestuinen in sommige Nederlandse gemeenten.
Tegenvallers in de tuin
12 augustus 2011
Terwijl ik aan mijn snijbonenstellage hing die door de storm omver was geblazen, bedacht ik dat het goed was om ook de mindere resultaten van onze tuin met u te delen.
Over het algemeen werken mijn triomfen natuurlijk louter aanstekelijk, maar soms, als de tuinbonen weggevreten zijn door zwarte luis of de tomatenplant niet wil bloeien, heeft een mens behoefte aan wat gedeelde smart.
Welnu, de snijbonen heb ik weer opgebonden, maar met mijn venkel wil het niet lukken. Veel spriet en pluis, weinig knol. We hebben ze nog niet gegeten (wat moet je met anderhalve knol en vijf personen, dan zit je elkaar maar aan te kijken), maar het is om zo te zeggen geen A-kwaliteit.
Ook de radijs was geen succes. Vanwege de droogte in de voorzomer waren ze piepklein of gewoon rot. Soms leken ze van buiten mooi, maar bleken binnenin bruin en uitgeknaagd door een wormpje of iets anders wat tunneltjes graaft.
Komkommer hebben we dit jaar voor het eerst geplant. Vorig jaar mochten we er een paar plukken van een tuinbuurvrouw op vakantie. Die waren zo lekker, mooi en anders dan in de winkel, dat ik ze dit jaar zelf ook wilde. In tegenstelling tot de beeldschone exemplaren van de buurvrouw kan ik mijn oogst echter naar Christine le Duc brengen.
De ranken en bloemen zagen er nog veelbelovend uit, maar iedere komkommer die zich ook maar een beetje ontwikkelt, heeft een afwijking of twee, drie.
En ook de paksoi groeit niet naar behoren. Van de pakweg twaalf exemplaren die we gezaaid hadden, hebben we er vier kunnen eten. Die waren samen genoeg voor één persoon; klein geoogst omdat ze op 15 cm hoogte al in de bloem schoten, en dan wordt de groente bitter. Ik had mijn hoop nog op deze gevestigd, maar daags na de foto prijkte ook daar een gele bloem in het hart van de plant.
Nog iets over zwarte luis. Ik heb gemerkt dat luis niet erg is voor snijbonen (die groeien ongeschonden door), maar wel voor tuinbonen. Bloesem en beginnende bonen worden gewoon weggevreten. Ik heb ondervonden -vooral toen ik het een jaar niet deed- dat het echt helpt om vroeg (half maart) te planten én er goudsbloemen naast te zaaien. De goudsbloemen komen wel onder de luis, maar de tuinbonen worden grotendeels met rust gelaten. Dille helpt ook, dat zaai ik vooral tussen de rode bietjes en snijbiet.
Voor de handigheid heb ik een pdf gemaakt met gewassen die beter wel of niet naast elkaar geplant kunnen worden.
Hij opent door op het plaatje te klikken en staat ook op deze fonkelnieuwe pagina, met alle tuintips op een rijtje.
By Jet
26 juni 2011
Ik merk op dat het niet stormloopt met mijn weggeefactie. Dat kan maar één oorzaak hebben: WordPress is overbelast.
Terwijl u over elkaar heen buitelde om uw naam achter te laten, is de boel op tilt geslagen. Het is slechts drie diehards gelukt een reactie achter te laten, tezamen met de vijf kandidaten die zich er per e-mail doorheen geworsteld hebben. Gelukkig zijn er nog enkele uren over om mee te dingen naar die geweldige prijs.
Ik zou zeggen: houdt moed! De lijnen blijven tot twaalf uur open, waarbij u kans loopt een van onze fantastische artiesten aan het woord te krijgen. Ik noem een Dries Roelvink, een Wolter Kroes, ja, zelfs de weduwe Klaas Bruinsma is bereid gevonden uw naam te registreren. Op de achtergrond zullen the Weather Girls zingen over het groeizame weer dat wij binnenkort verwachten.
Ten slotte een laatste poging om u aan te vuren. Ik besef dat het grof geschut is, dus bij voorbaat excuus aan alle WordPressgebruikers die tot twaalf uur voor een zwart scherm zitten: hier zijn de foto’s die Jet vorige week in onze hortus vegetabilis gemaakt heeft.
La courgette.
La pluksla.
L’ijsbloem.
Le paksoi.
La stilleven.
Le tuinboon.
La lavendel.
La Catootje avec bloemkoolzwaard.
Ik wens u allen: bonne chance!
Cadeautje: De Late Oogst
24 juni 2011
Daar zit je dan, eind juni. Zonder eigen kropsla, zonder biologisch bloemkooltje, zonder het vooruitzicht op ranken vol augurken. Ja, zelfs zonder je dagelijkse courgette.
Weg met die sippe gezichtjes!
Geen nood, er is nog een zee van tijd om allerlei heerlijks op eigen bodem te laten groeien. De droogte is voorbij, de grond is lekker opgewarmd en de zomer is maar net begonnen.
Het hele lijstje hieronder kan nog gezaaid worden: sla, paksoi, bietjes, venkel, worteltjes. Sperziebonen om in oktober zó van de eigen stammetjes te plukken.
Dus als je eerste pogingen dit jaar jammerlijk mislukt zijn, als je geen tijd gehad hebt om dat kleine hoekje tuin te schoffelen, om je gemeente te bellen voor een schooltuintje of om een stuk of wat grote potten voor je balkon te kopen (bij Action – alle soorten en maten), dan heb je nu nog een paar weken de tijd om een kleine groentetuin te beginnen. Today is the first day of the rest of your life!
Om dat te vieren geef ik een verrassingspakketje weg: een aardigheidje van tien verschillende groentezaden die in juli nog geplant kunnen worden.
Deze zit er in ieder geval bij: snijbiet.
Het is me een raadsel waarom dat nergens in de winkel te koop is. De smaak is voortreffelijk: lekker zacht en toch een stevig blaadje, zonder draden of taaiheid.
Je kunt het wokken of rauw eten
en de plantjes blijven maar geven: je kunt er oeverloos van blijven plukken. Niet voor niets heet het in het Engels perpetual spinach.
Wil je kans maken op de midzomerverrassingszaden, dan kun je hieronder een reactie achterlaten of een mail sturen via het contactformulier. Je hebt tot en met zondag 26 juni om te reageren. Daarna trekken we net als de vorige keer een naam uit de hoge hoed en weten we maandagochtend aan wie ik de envelop kan sturen.
Mangia, mangia!
21 juni 2011
Voor de goede orde: dat ik geen filmpje van vijftien minuten maak met uitsloverige beelden van een biodiesellaboratorium en mijzelf in seventiesjurken, wil niet zeggen dat er niks gebeurt in onze urban homestead.
Je kijkt eens naar links
en daar wuiven de doperwten, koolrabi’s, venkeltjes en slaplanten je tegemoet.
Je kijkt eens naar rechts
en struikelt bijna over de aardbeien, snijbonen, augurken, bietjes en kapucijners.
Ja nee, helemáál zelfvoorzienend zijn we nog niet met onze dertig vierkante meter. Maar dat is een kwestie van bescheidenheid. De meneer uit dat filmpje heeft er vijfentwintig jaar over gedaan om die luttele plantjes bij mekaar te krijgen – ik heb pas drie jaar geleden mijn eerste zaadje in de grond gestopt. Er is dan ook geen enkele reden om schamper te doen over onze opbrengst.
Het leek me een lucratief idee om Jet en Cato met al deze ambachtelijke groente de restaurants langs te sturen, zodat we de randstedelijke horeca van verse producten konden voorzien. Maar daar wilden de kinderen niks van weten.
Zij hadden er immers zoveel werk voor verzet.
Zij hadden de strijd tegen de elementen aangebonden. Tegen onkruid, kraaien en merels.
Potend, schoffelend en plukkend tot hun vingertjes er krom van stonden.
Werkdagen van vijftien, zestien uur, onderbroken slechts voor een korst brood en een slokje water.
In de brandende zon slepend met gieters water uit de sloot. Met als enige ontspanning een kortstondige blik op voorbijzwemmende ganzenkuikens.
In onbewaakte ogenblikken zich afreagerend, want met een grote broer als uitvinder kunnen er zomaar wapens getoverd worden. Bloemkoolzwaarden bijvoorbeeld, gesneden uit de dikke nerf van bloemkoolbladeren.
Dus heb ik het restaurantidee maar laten varen. En hebben we zelf die bloemkolen opgegeten.
Afgewisseld met jonge courgettes in talloze variaties. De laatste tijd uitsluitend klein geplukt, vijftien centimeter zo’n beetje, meestal in plakjes gebakken en een half onsje gorgonzola er doorheen gesmolten.
Of sugar snaps met verse doperwten. Daar kun je tijdens de oogst al goed van eten, maar er is genoeg om een of twee keer per week een bijgerecht van te maken. Hoef je niks aan toe te voegen, geen zout of kruiden, alleen vijf minuten samen wokken in een lekkere olie.
En aardbeien toe. Als er slechts een paar rijp zijn, worden ze ter plaatse burgemeester gemaakt. Maar telkens wanneer er een pondje of meer geoogst kan worden, gaan ze mee naar huis. Maken we natuurlijk wel even een omweg langs de supermarkt voor een kokertje slagroom.
Ik kan dus met gemak een filmpje maken van mijn agrarische stadshoeve en drie voorbeeldige kinderen in Laura Ingallskleding, waarbij ik u persoonlijk voorzie van filosofische oneliners. Maar ik doe het niet.
Hoehoe
24 mei 2011
Ik leef nog, hoor. Het zal u misschien verbazen, maar ik kan niet zeggen dat de vaart er lekker in zat qua bloggen, de afgelopen weken. In het -op de kop af- vierjarig bestaan van mijn digitale vingerafdruk is een dergelijke pauze niet eerder voorgekomen. En het was ook geen vooropgezet plan. Maar soms gebeuren die dingen.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat het léven niet doorgegaan is. Er waren de gewone, dagelijkse dingen. De routineklussen, het schrijven en rekenen.
Er is wat afgelezen.
En afgebakken. Want Philip en Jet hebben zich de laatste maanden op de keuken gestort. Jet wil vooral leren koken: risotto (ook al lust ze dat niet), salades (daar is ze dan weer dol op), chili’s, aardappeltjes, exotische groentegerechten als Indische sajoerboontjes, noem maar op.
Philip is meer van de pattiserie: koekjes, cakes, pannenkoeken, wentelteefjes. We hebben de afgelopen weken Topchef, de jonge professionals gevolgd, dus het jargon zit er lekker in. Om extra cachet te geven roepen John en ik af en toe: ‘Mooie compositie! Goed getampeerd!’ en natuurlijk aansporingen als ‘Ik mis een zuurtje! Of nee… toch een zoetje!’ waarop de kinderen dan braaf antwoorden met ‘Goed chef, bon chef.’
Niet alleen de kinderen hebben gebakken, ook ikzelf heb de fameuze limoentaart, scones en worteltjestaart een paar keer van stal mogen halen. Want er waren er twee jarig, hoera, hoera.
Jet werd negen. Naast een avondjurk en andere damescadeaus wilde ze graag naar de nagelstudio. Ik kan u zeggen: dat is een belevenis.
Zelf had ik nooit een nagelstudio van binnen gezien, maar Jet voelde zich er meteen thuis. Het was dan ook een mevrouw die negenjarige meisjes begreep. ‘Je wilt zeker French manicure?’ vroeg zij retorisch. Jet wist niet wat dat was, maar toen de mevrouw het parafraseerde als lichtroze-met-een-wit-randje, knikte Jet enthousiast. Zo worden leemtes in de opvoeding vanzelf gevuld.
Het resultaat was verbluffend. Nou is Jet al prachtig, maar met een frens mennekjoer en een bloemetje op je nagel ben je echt áf.
Hoewel het háár verjaarscadeau was, vond Jet het toch goed dat Cato ook mocht. En de styliste nam haar werk serieus: ook bij een vierjarige worden de nagelriemen losgeduwd en de nagels gevijld. Ik was blij dat er aan het eind van de behandeling meer dan alleen een pols overgebleven was. Als u goed kijkt, ziet u nog net Cato’s hand onder de polijstvijl verdwijnen.
Terwijl ik mijn eigen handen angstvallig in mijn zakken hield (zo’n moestuin is niet bevorderlijk voor damesnagels), werd Cato voorzien van piepkleine roze nageltjes met een nog piepkleiner wit randje.
En dan werd er nog iemand twaalf.
Hij had er lang over nagedacht, maar wist het nu zeker: hij ging sparen voor een Wii. Familieleden waren allang blij dat ze niet over twaalfjarigejongenscadeaus hoefden na te denken, dus er werd kwistig met enveloppen gestrooid en aan het einde van de dag had Philip zijn Wii bij elkaar. Aanvankelijk dacht hij aan een nieuwe, totdat hij op Marktplaats keek. Daar werden binnen een straal van vijf kilometer 37 Wii’s aangeboden, met accessoires en spellen, voor een vijfde van de nieuwprijs. Binnen twee dagen stond er een complete uitrusting met spellen, controllers en een balance board in huis. Thans beraadt hij zich op een nieuw spaardoel voor al het overgebleven verjaardagsgeld.
En dan waren er nog de uitjes. Sommige zal ik later apart posten, maar ik wil alvast melden dat we, naast de nagelstudio, nog een hiaat in de opvoeding hebben kunnen wegnemen. De kinderen zijn voor het eerst van hun leven naar een kermis geweest.
Het was voor mijzelf ook al pakweg vijfentwintig jaar geleden, een jubileum dat niet vaak gevierd wordt. Dat leek me nu eens tijd worden.
Philip bleek beresterk bij de Kop van jut (het blijft verleidelijk om de beginletters om te wisselen).
Natuurlijk gingen we met z’n vijven in het reuzenrad.
En geen kermis is compleet zonder lunapark. Met dansende bruggen, wiebeltrap en lopende band. Philip vond dit bijna de leukste attractie.
Maar het gaafst vonden ze de luchtbellen op het water.
En al die tijd is er natuurlijk ook de moestuin die aandacht nodig heeft.
De tuinbonen, doperwten, kapucijners, bietjes, sla, wortels, snijbiet (fantastisch, wat een heerlijke groente), de tomaten, aardbeien, komkommer, courgette, radijs, snijbonen en paksoi. Denkt u soms dat dat vanzelf groeit? Neen mijnheer, daar zit heel wat werk in. Als Petâh Timofeeff bij zijn weersvoorspellingen de boeren toespreekt die te lijden hebben onder de droogte, dan knik ik gelaten mee. I’ve been there. Maar de eerste oogst is binnen! En als het even meezit, is er nog een zomer van overvloed in het verschiet.
Ach, dat zou ik bijna nog vergeten! Houd je duim en wijsvinger eens acht centimeter van elkaar. Of wacht, dat is makkelijker als je iets vertrouwds als ijkpunt neemt: acht centimeter is ongeveer de grootte van twee champagnekurken op elkaar.
Gelukt?
Houd dan nu je gespreide duim en wijsvinger voor je buik, zo’n zeven centimeter onder je navel.
Ben je er?
Ongeveer op die plaats is er iets aan het groeien in mijn buik. Helemaal vormeloos is het niet meer, maar het duurt nog even voordat het echt af is, zo tot half november. Toch kun je al zien dat het geen zeepaardje is, en ook geen kalfje of olifantje. Ik heb het al zien zwaaien.
Herinner je je nog dat ik bedlegerig was? Toen de moeheid langer dan drie weken aanhield, vermoedde ik dat het misschien ernstig was. Acute leukemie of zo. Maar toen ik ook misselijk werd, begon me iets te dagen.
Achteraf gezien waren er meer indicaties, hoor. Zoals die keer dat ik coûte que coûte om tien voor negen ’s avonds naar de supermarkt wilde om tomaten en karnemelkse gortepap te halen, omdat ik anders nooit zou kunnen slapen. Of die zaterdag toen ik drie uur lang op handen en knieën het tapijt schoonmaakte met een afwasborstel en aangelengde schoonmaakazijn, omdat ik me realiseerde dat dat al veel te lang niet gebeurd was. Dat zijn zo van die dingen, die heb ik anders niet gauw.
Kortom: we krijgen weer een baby!