Inzicht

2 mei 2022

Hij zit voor het raam, zoals vaak, en geeft commentaar op de dingen die hij ziet. Mensen die voorbijkomen, een duif op de vensterbank, een mooie auto. Hij heeft een goed plekje, drie meter boven straatniveau met vrij zicht op een kruispunt en winkels. Het was dezelfde plek waar hij ‘de tahona’ zag, iets meer dan twee jaar geleden. Hij zat op zijn plekje op de rugleuning van de bank en riep ineens: ‘Mam, ik zie de tahona! Daar loopt de tahona!’ Toen ik kwam kijken, wees hij naar een mevrouw met een mondkapje, de eerste keer dat hij zoiets zag. Hij draaide zich triomfantelijk naar me om: voilà, gedetermineerd en onschadelijk gemaakt. Een vierjarige heeft daar geen pcr-test voor nodig.

Nu zit hij weer in die vensterbank en evalueert het straatbeeld hardop voor zichzelf. ‘Meneer, wat doet u toch?’ mompelt hij. Na een paar minuten betrekt hij me in het gesprek. ‘Kijk, die meneer is al drie keer de straat in gereden, dan maakt hij een rondje en rijdt weer terug.’ Ik zeg dat de man misschien het goede huisnummer niet kan vinden of gewoon de verkeerde straat in was gereden en nu omkeert. ‘Drie keer?’ zegt hij wantrouwig. ‘En waarom heeft hij eigenlijk vier wielen aan z’n fiets? Kijk, twee grote achter en twee kleine voor.’ Het klinkt bijna als een verwijt.

Ik leg m’n telefoon weg en begin uit te leggen. Bij een vijfde kind is het thuisonderwijsvuur er voor jezelf dan wel een beetje uit, maar de macht der gewoonte neemt vanzelf over. Ik zeg dat de man waarschijnlijk niet goed zijn evenwicht kan houden op twee wielen, dat hij misschien geboren is met een beperking, of een ziekte heeft gekregen, bijvoorbeeld parkinson, zoals opa, of misschien heeft hij wel een ongeluk gehad. Dan kosten alle gewone dingen veel meer moeite: je veters strikken, een zware tas tillen, fietsen. ‘Ja’, zegt hij mijmerend. Hij is een paar minuten stil.

Dan zegt hij: ‘Weet je, ik realiseer me net dat het eigenlijk bijzonder is dat ik bij mijn geboorte niks had. Niet verlamd of zo. Of blind. Ik kan alles.’ 

Ik denk aan m’n zwangerschappen, hoe ik eens gelezen had dat drie op de honderd kinderen een afwijking heeft bij de geboorte. Drie op de honderd! Het hele spectrum van een elfde teentje tot niet-levensvatbaarheid trok aan me voorbij. Avondenlang las ik over de zeldzaamste syndromen en beperkingen, gaandeweg ervan overtuigd rakend dat mijn baby sowieso tot die drie procent zou horen. En naarmate de kinderschare groeide, hielp m’n leeftijd natuurlijk ook niet mee (‘Boven de 35 neemt de kans op een erfelijke of niet-erfelijke aangeboren afwijking aanzienlijk toe. Te denken valt aan een open schedel, hartafwijking of open buikwand’). Ik bedacht dat het ook minder erg kon zijn, en ter bezwering gaf ik mezelf de keuze tussen een vervormd oorschelpje of die elfde teen. 

Toen de kinderen geboren werden, waren ze alle vijf gezond. Ik weet nog hoe innig dankbaar ik was en hoe ik me voornam om nooit meer iets voor lief te nemen. Maar ja, weelde went. Je moet je blijven omringen met gebrokenheid om te blijven verlangen naar het volmaakte.

Ik kijk hem aan, mijn mooie kind, mijn kleine filosoof. ‘Nou en of,’ zeg ik, ‘dat is heel bijzonder. Jij kan alles.’

Verheffing des volks

19 mei 2017

Soms is het kunst, een reclamefilmpje. En zeker tot verheffing des volks.

Zeven weken met Jakob (6)

15 september 2015

‘Gaat het schoolwerk nou gewoon door, met de nieuwe baby?’ Als ik een euro kreeg voor iedere keer dat die vraag gesteld werd, waren we nu verhuisd naar de Eikenhorst.

Ik moet zeggen: het leidt natuurlijk wel af, zo’n schatje.

Maar het korte antwoord is: ja, ook met een baby gaan de lessen door. Ware het niet dat deze baby vlak voor de zomervakantie geboren is en de werkboeken niet vanwege hem, maar vanwege zon, zee, slaapzakken en luchtbedden al opgeborgen waren. Toch werden er nog wat losse eindjes afgehecht; dat geeft meer voldoening als je daarna op dat strand ligt.

Zo rondde Jet de complete Duitse cursus af van Rosetta Stone:

En Philip stapte over van thuisonderwijs-met-het-hele-gezin naar highschool op afstand. Omdat dergelijke constructies in Nederland nog niet bestaan -met uitzondering van de Wereldschool, à raison van zevenduizend euro per jaar, waarbij ik met m’n vijf kinderen verwijs naar de Eikenhorst hierboven- zijn we weer uitgeweken overzee. In het buitenland zijn ontelbare mogelijkheden om je diploma online te halen; zoek op ‘high school diploma online’ en er gaat een wereld van solide, geaccrediteerde opleidingen voor je open.

Philip doet het via een school in de Verenigde Staten. Je kunt op die manier in één of twee jaar klaar zijn, maar dat is volgens mijn zoon voor mensen zonder leven. Waar laat een normaal mens anders zijn vrienden, vriendinnetje, bijbaan en drumsessies in een jazzband? En laten we wel wezen, zo’n lichaam krijg je niet als je boven je algebra hangt. Kortom, we mikken op drie jaar. En Nederlands, poëzie en voorlezen doen we nog gezellig met z’n allen, dus de gezinscharme van thuisonderwijs blijft nog even bestaan.

Maar alle officiële studievorderingen terzijde, je kunt je natuurlijk afvragen of er ook zonder werkboeken niet geleerd wordt. Is dit niet belangrijk?

Jet (13) en Victoria (3). Foto: © Gerdine

Of dit?

Cato (8) zoekt (en vindt) krabbetjes met vriendinnen.

Of dit?

Philip (16) en vriend D. (17) met 557,92 km voor de boeg.

Persoonlijk vind ik een week fietsvakantie leerzamer dan twee jaar Nederlandse grammatica. Het een hoeft het ander niet uit te sluiten, hoor, maar als je nou eens niet met je neus boven het studievaardighedenplan en de leerdoelen blijft hangen, vijf stappen achteruit loopt en nadenkt, echt nadenkt waar het nou om gaat, wat is dan belangrijk?

Zelf je fietsroute uitstippelen, die halverwege wijzigen omdat de weg te saai blijkt, veerdiensten checken, genoeg water meenemen, op het laatste moment slaapplaatsen regelen, je neus stoten op een bonnefooicamping en twintig euro verliezen; daar leer je van. Mits op eigen initiatief. Als ik de opdracht had gegeven: ‘Plan een fietsvakantie met je vriend. Bereken de kortste route van Schoorl naar Assen, via Bolsward en Roodeschool, maak een paklijst en een budget en houd rekening met tegenvallers’, dan had het zijn doel voorbijgestreefd.

En om meteen maar even door te gaan: is bessen plukken minder leerzaam dan een biologiewerkblad invullen? Zelf cakejes bakken, die mislukken omdat je het bakpoeder vergeten was, wat je dus nu nooit meer vergeet? Een huilende baby troosten? Ja dus, de lessen gaan gewoon door met een nieuwe baby. In sommige gevallen is die baby zelf de les.

Eigenlijk zeg ik dit vooral voor mezelf. De kunst is om het te blijven zien. Vooral ikzelf. Om dat voldane gevoel niet pas te krijgen nadat ik zes uur Amerikaanse geschiedenis, werkwoordsvervoegingen, Duitse woordjes, schoonschrijven en celbiologie heb weten te jongleren in een opgeruimd huis, keurig gevouwen was en een biologische maaltijd, waarna ik drie kinderen heb afgezet op sociaalverantwoorde clubjes en de rest van de avond kan doorbrengen met mijn echtgenoot. De kunst is om het te zien terwijl de achtjarige is uitgeschoten met voedingskleurstof bij haar knutselproject, terwijl ik de telefoon van mijn zestienjarige uit zijn rechterhand moet beitelen, terwijl er nog honderdvijftig geboortekaartjes liggen te wachten en mensen zeggen: ‘Ik dacht al, wat raar, geen kaartje’, terwijl er niets terechtkomt van mijn dagplanning, omdat de baby zich met minuscule vingertje heeft vastgegrepen aan mijn shirt en onder geen beding neergelegd wil worden. Dan is het de kunst om de les in alles te zien.

Pas als ik op die manier kijk naar omgevallen beslagkommen, boze dertienjarigen en buikkrampjes, dan zie ik weer waar het eigenlijk om gaat. Dan zijn de zeven weken met Jakob er ineens dertien geworden en denk ik: ik zou niet anders willen.

Zeven weken met Jakob (5)

27 augustus 2015

En toen gingen we verhuizen. Want het is natuurlijk enig, vijf schatten van kinderen, maar ze hebben ook allemaal vijf paar schoenen. Of vijftien. En winterjassen. En skeelers, fietsen, een speelkeukentje, zestien jaar lang gespaarde lego, een hobbelpaard, twee kuub knutselspulletjes en een verzameling halters waar het fitnesscentrum van een middelgrote gemeente jaloers op zou zijn. Dat moet je toch ergens kwijt.

Aangezien de meeste dingen in het leven niet te plannen zijn, viel de sleuteloverdracht net na de kraamweek, samen met de komst van honderdvijftig verhuisdozen. Ik overwoog mij een maandlang achter het slaapkamergordijn te verschansen, ademend in een boterhamzakje, maar gelukkig zorgt borstvoeding voor de aanmaak van oxytocine, beter bekend als het knuffelhormoon.

In deze toestand van babysnuffelende apathie pakten wij dozen in, zochten vloerkleden uit, maten vensters op, sopten keukenkastjes, zogen huisdierenresten achter verwarmingen vandaan, legden vloerbedekking, koesterden een warme band met de mannen van grofvuil en kringloop, picknickten op kale vloeren en lazen boekjes voor,

alles tussen de voedingen, verschoningen, slaapjes en bekkenbodemspieroefeningen door.

Gelukkig hadden we veel hulp van familie en vrienden. Mensen die meer wisten van het verschil tussen schrobvaste muurverf en houtlak op waterbasis dan wij. Die met gevaar voor eigen leven zingend ons leuke nieuwe trappenhuis van zes meter hoog verfden, drempels schuurden, stopcontacten verwijderden (en weer terugplaatsten, dat ook), gordijnroedes en lampen ophingen, eindeloze vierkante meters muur afsponsden met ammonia en ze daarna schilderden in die ene, subtiele kleur witachtig geel met beige ondertoon. Uiteraard onder het alziend oog en met fijne assistentie van Victoria.

En iedereen weet hoeveel sneller het gaat als een driejarige meehelpt.

Na drie weken was de klus geklaard. Deze is nog speciaal voor alle zestienjarig meisjes uit onze kenniskring die helaas verhinderd waren:

Zo’n verhuisdag is merkwaardig. Het oog van de storm. Ik was vaker verhuisd in mijn leven, maar nooit eerder met vijf kinderen. Wekenlang ben je zestien uur per dag bezig geweest en ineens is daar de deadline.

Tillen sterke mannen je inboedel naar binnen, stromen de kamers vol dozen en meubels en woon je in een huis dat je tot dan toe alleen nog in poedelnaakte toestand had gezien. Blijkt die zorgvuldig getekende plattegrond met op schaal uitgeknipte kasten, stoelen en banken nergens op te slaan, want in het echt ziet het er heel anders uit. Ben je nog een dag bezig om de loeizware mahoniehouten boekenkasten te verschuiven die de verhuismannen (‘Waar moet deze, mevrouw? Snel!’) al op hun plek gezet hadden. En dan zijn er dus die eindeloze rijen dozen. Er was een moment waarop ik bij het woord ‘doos’ schreeuwend met borden wilde gooien, maar uiteindelijk stond alles op z’n plaats.

De eerste nachten zijn onwennig, lig je met ronde ogen naar een vreemd plafond te staren en hoor je twee keer per nacht trippelvoetjes naderen omdat er meer mensen zijn voor wie alles onwennig is. Maar als de boekenkast is ingericht, de eerste vrienden en vriendinnen zomaar weer even aanwippen,

het eerste knutselproject weer begonnen is,

Tie-dye picknickkleed in wording.

de eerste koekjes gebakken en de eerste pan soep weer gemaakt is,

dan begint het vanzelf als thuis te voelen.

Krak, zegt de ruit

12 augustus 2014

Als ik een schatting moet geven, dan denk ik dat ik dit versje een kleine 382.511 keer heb voorgelezen. Het staat ergens tussen ‘Kaatje, katje, kattenspul / in je haar een krul’ en ‘Eén twee, hop / de roltrap op’.

Het mooie van de rijmpjes uit Wiele wiele stap is dat ze zo gezellig alledaags zijn. Het is allemaal zo herkenbaar. Behalve deze met dat fietsje. Ik bedoel: hoe vaak komt dat nou voor? Ik weet niet in welke achterbuurt Miep Diekmann woonde toen ze dit schreef, maar ons soort kinderen rijdt doorgaans niet door ruiten.

Mag ik u trouwens voorstellen aan Cato?

Cato reed gisteren met haar fiets door een bushokje heen. Zij heeft een veel grotere fiets dan het jongetje in Wiele wiele stap natuurlijk, want Cato is al zeven. En het waren ook geen scherven met van die punten. De hele ruit was er gewoon in een keer uit, van boven naar beneden, in een miljoen brokjes.

Zelf had Cato geen noemenswaardig letsel. Ze mocht gelukkig wel op de brancard. Het ambulancepersoneel was heel aardig en de politieagenten ook, maar de sneeën vielen mee, ondanks het bloed. Meer dan een paar grote pleisters en zwaluwstaarten waren er eigenlijk niet nodig. Haar zus had veel harder moeten huilen, want die had het zien gebeuren: ‘Ik dacht dat ze dood zou gaan, met al dat bloed.’

Terwijl Jet nog zat bij te komen van de schrik, wilde Cato graag een kommetje soep. En of we haar broer even konden appen; die zit in de Ardennen. Het zou zonde zijn als hij niet zou weten wat er gebeurd was.

Vanochtend belde de exploitant van het bushokje op, want we hadden ons telefoonnummer achtergelaten. Hij was er een beetje beduusd van en hij vroeg zich af wat hij precies moest doen. ‘We maken eerlijk gezegd nooit mee dat we weten wie de dader is.’ Dat begrepen we wel. Cato vond dat háár naam doorgegeven moest worden, niet die van haar ouders. Ere wie ere toekomt.

Zomeren

22 juli 2014

Zomerroutine.

Zomereten.

Zomerbillen.

Zomerpluk bij Pluk!

Zomersms van kamperende dochter op telefoon uit het pleistoceen.

Zomerzoon.

Zomerselfie met driekwart nageslacht.

Voorlezen

16 juli 2014

Voorshands een opwarmertje, morgen weer eens een nieuw lijstje (voorlees)boeken.