Opzouten met je rokjesdag. Het was geen rokjesdag, het was de eerste dag van het academisch jaar. Dat kan natuurlijk plaatsvinden in een auditorium, maar dan wordt het algauw dit.

Nee, dan vandaag. Dat was pas een opening, dat zag je aan alles. Aan de bomen die mooier getooid waren dan de plechtigste rector magnificus in de zwartste toga. Aan de koolmezen en blauwborsten die met opgeheven kinnen hun inaugurele reden hielden. Aan de zon die ad valvas aankondigde dat de colleges konden aanvangen.

Want waar vindt het nou echt plaats? In de wereld. Omringd door mensen die eindeloos vertellen en uitleggen. Die voorlezen, je aan het denken zetten, je aan het lachen maken, aanwijzen waar je het laatst over gehad hebt.

Met wie je kunt praten, die je verbeteren, aanvullen, nieuwe dingen introduceren. Aan wie je oneindig veel vragen kunt stellen, zodat je je gedachten kunt ordenen.

Daar waar je kunt oefenen. Waar jouw bijdrage gewaardeerd wordt.

Waar je donder en bliksem ontdekt, aerodynamica en zwaartekracht, waar je temperatuur en viscositeit onderzoekt.


Met iemand die helpt om het stof van je voeten te wassen.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Zodat je daarna weer opnieuw kunt beginnen.

Maar het een sluit het ander niet uit natuurlijk. Als je ’s morgens met je poppen hebt gespeeld en hebt getekend terwijl je broer en zussen luisterden naar Great Expectations, als je Duits hebt gedaan, economie, een interpunctiedictee en wiskunde, dan trek je daarna je tuinbroek aan – of toch een rokje. Om de feestelijkheden bij te wonen van je echte alma mater.

Hora est.

Maartens moestuin

13 mei 2014

Wij zitten er klaar voor, hoor, iedere maandagavond. Het blijft toch een beetje collegaatjes onder elkaar. Hij last van slakken, wij last van slakken. Hij knolvoet, wij knolvoet. Ik knik begripvol als hij vertelt over de houtduiven die in één vlucht je pas opgeschoten kapucijnerplantjes wegkapen of zegt dat broccoli nauwelijks in een moestuin te telen valt. Vertel mij wat. En ik hou ook van J.C. Bloem.

Toch kun je ons niet helemáál naadloos op elkaar leggen. Voor een buitenstaander is het niet altijd waarneembaar, maar: er zijn verschillen. Om te beginnen heeft Maarten dertig bunder vruchtbare klei tot zijn beschikking.

En ik vijftien vierkante meter zandgrond met mest van de plaatselijke kinderboerderij.

Bij calamiteiten als onwillige kinderen of een griepestafette binnen het gezin kan het voorkomen dat onkruid wieden wat lager op de prioriteitenladder staat. Heeft Maarten geen last van, want zijn tuintje ligt op het belendende perceel.

Daar staat tegenover dat ik veel hulp heb.

Maarten moet alles alleen doen.

Maar hij heeft dan weer zestig jaar tuinervaring. En hij heeft een kas. Ter grootte van mijn huis. En een boomgaard. En een bladblazer op wieltjes, een eigen kruiwagen die hij niet met veertig andere tuinders hoeft te delen en een rolschoffel.

Alles tegen elkaar afwegende denk ik toch dat wij het beter doen. Zeker gezien onze beperkte materialen. Ik bedoel, ik heb bij Maarten nog geen courgette voorbij zien komen. En ik wil niet veel zeggen, maar mijn spinazie staat al duimhoog boven de aarde.

Nee, dan Maarten met zijn fokking kleine rode kolen en z’n mislukte uien en z’n appels van superieure oude rassen. O, o, wat was de sperziebonenoogst weer groot dit jaar. En met die spitskool kan hij drie weken doen, ja, maar dat komt ook omdat hij porties eet waar wij doorgaans vier borden van wegblaffen. Met z’n hoedjes. Komediant.

Maar kom, geen nijd onder moestuincollega’s. We dienen allemaal hetzelfde doel. En het blijft heerlijke televisie. Via uitzending gemist kun je de afleveringen terugkijken.

De procedure

13 februari 2014

De winter wil nog niet vlotten, maar wij zijn met ons hoofd al bij de lente. Bij het uitbotten van de bomen, de jonge scheuten die overal omhoog zullen komen, het planten van zaadjes. En daarna de zomer natuurlijk, als al die zaden uitgekomen zijn en je de weelde kunt plukken.

De eindeloze dagen van zon, picknicks, werken in de tuin.

Net zolang tot het koud begint te worden en je alles in het werk stelt om nog wat langer buiten te blijven.

Dus ja, wij wilden weer een moestuin. In tegenstelling tot een echt volkstuincomplex, waar je de geneugten hebt van een grote lap grond en meerjarige planten, gaan wij ieder jaar voor de tijdelijke tuin. Eentje die je acht maanden per jaar mag bewerken, in november voor je omgeschoffeld wordt en waar je in maart weer mee aan de slag kunt.

Zo’n seizoenstuin heeft als nadeel dat je geen frambozenstruik kunt planten, want die gaat pas na een paar jaar echt lekker vrucht geven. Het heeft daarentegen het voordeel dat je ieder jaar met een schone lei kunt beginnen, en dat typische volkstuinactiviteiten als het organiseren van de bingomatinee en de bardienst samen met ome Piet van tante Cor aan je neus voorbijgaan.

Nu wonen wij in een speelse gemeente. De jaarlijkse uitgifte van seizoenstuintjes zou een eenvoudige aangelegenheid kunnen zijn, maar daar wil onze gemeente niet aan. Ieder jaar wordt er een survivalweekend georganiseerd in Ootmarsum, waar de voltallige afdeling Groenvoorziening twee dagen bij elkaar gaat zitten brainstormen over de leukste manier om de tuinen dit jaar te verdelen.

‘Hebben we vorig jaar iedereen een formulier laten invullen? Dan houden we dit jaar een tombola. Of wacht, dat hebben we in 2011 gedaan! Laten we dit jaar niet één, maar twee stempels vragen – te verkrijgen tussen 14.30 en 15.00 uur op twee verschillende locaties die door middel van een puzzeltocht te vinden zijn.’

Een heerlijk ritueel. Zoals in sommige regio’s mensen hun vrije dagen opsparen om een week lang kermis te vieren, zo nemen hier de mensen snipperdagen om zich in te schrijven voor een moestuin van drie bij vijf meter. Hele families liggen met thermosflessen en paardendekens voor de uitgifteposten, ’s avonds bijgelicht door vuurkorven, terwijl de afdeling Groenvoorziening koffiedrinkend voor het raam naar buiten staat te kijken, wachtend tot het tijd is om de deur te openen. Om het nog leuker te maken, zijn er tijdens deze dag altijd slechts twee beambten aangesteld: een om de nummertjes uit te delen en een ander om de inschrijvingen te noteren.

Het loont de moeite om vervolgens in juli te kijken wat er van al die moestuinen geworden is. Dan blijkt dat er grofweg drie soorten tuiniers zijn. Je hebt mensen die met stellages van wilgentenen en handgeweven zeildoek vijftien soorten lathyrussen en de meest schimmelgevoelige tomatenrassen tot volle wasdom hebben weten te brengen. Die beslaan zo’n tien procent van de moestuinbevolking.

Dan zijn er de mensen die blij zijn als ze naast courgette ook een keer snijbonen en bietjes kunnen eten, met een bos zelfgeplukte goudsbloemen en margrieten in de vensterbank. Dat is ongeveer veertig procent.

De overige vijftig procent bestaat uit mensen die in februari nog vol vuur in de rij stonden om de drie formulieren in te vullen, gekalligrafeerd en bezegeld met eigen bloed, om daarna hun tuin precies twee keer te bezoeken. Eén keer in maart, om te zaaien en te genieten van de heerlijke frisse buitenlucht. En één keer in juni, om te zien dat het onkruid op heuphoogte staat.

Dit jaar was de inschrijving verdeeld over twee dagen, waarbij de selectieprocedure werd bepaald door oud-Hollandse gezelschapsspelen als spijkerpoepen en eierlopen, met als afsluiting een dropping in het Zwarte Woud. Uitgifte van tuinen geschiedde op volgorde van binnenkomst. Mensen die slecht ter been waren, mochten in plaats van de dropping ook een nier of linkerarm afstaan.

Het is gelukt, we hebben weer een tuintje. Ik heb nu al zin in de zomer.

In Asterix en de helden moeten de Gallische vrienden twaalf Hercules-opdrachten vervullen. Een van de opdrachten is het bemachtigen van een administratief document, het zogenaamde ‘Vrijgeleide A-38’. De procedure die volgt is geïnspireerd op de uitgifte van moestuinen in sommige Nederlandse gemeenten.

Ha, courgette! (reprise)

28 augustus 2013

Omdat het seizoen in volle gang is en ik vorige week weer hulpeloos om me heen stond te kijken op zoek naar een slachtoffer, omdat alle buren in een straal van honderd meter zich achter de bank verstoppen als ze zien dat ik voor de deur sta met alweer zo’n heerlijk maaltje groente, daarom nog een keer: Ha, courgette!

Wij pachters van een volkstuin, wij hebben een zesde zintuig. Nochtans bewerken wij geconcentreerd het land, maar zodra het tuinhek piepend opengaat, weten wij of er een vaste tuinder of een onregelmatige bezoeker binnenkomt.

In het eerste geval volstaat een hoofdknik, in het tweede geval zetten wij het op een lopen om de andere volkstuinders de loef af te steken. Wij hollen de gast tegemoet, onder iedere arm een courgette ter grootte van een prehistorische knots. Als wij de argeloze bezoeker genaderd zijn, vragen wij quasi-nonchalant: ‘Heb jij misschien nog interesse in courgette?’

Ach, het is zo’n dankbare plant. Zo heel anders dan de kapucijner, die vertroeteld wenst te worden, opgebonden, gewied rond de wortels. Nee, dan de courgette. Na een incubatietijd van drie weken vensterbank kun je hem gewoon aan zijn lot overlaten. Met een beetje mazzel hoef je alleen een zaadje in de grond te stoppen; zon en regen doen de rest.

Het is een moestuingroente die garant staat voor een weelderige bloei en oogst. Je ziet de eerste kleine courgette, 10 centimeter groot, en denkt: ik wacht nog even, nog éven, tot hij zo groot is als die bij de groenteman. Als je drie dagen later komt, ligt daar het formaat van een kinderarmpje. En wanneer je hem onverhoopt nog even laat zitten, heeft hij de omvang van het dijbeen van een volwassen man.

Machtig mooi natuurlijk, met twee courgetteplanten (eentje voor ’t verlies) kun je bijna dagelijks oogsten. Maar na een paar weken plukfeest merk je toch wat bedrukte gezichtjes bij de kinderen. Het is een heikel punt op de volkstuin. Mijn buurvrouw zei van de week: ‘De kleinkinderen houden er echt van, maar laatst begonnen ze te huilen toen we weer courgettesoep aten.’

Dus wat doet een mens in zo’n geval? Nadat hij alle passanten een groene knots in de maag gesplitst heeft (‘Nee? Weet u het zeker? Ook niet voor de buren?’) snijdt hij er een paar door de roerbak, de risotto, de pastasaus en de chili sin carne (fijngehakte courgette lijkt net gehakt). En dan liggen hem nog drie flinke jongens aan te kijken, iedere keer als hij de koelkast opendoet. In zo’n geval wisselt men recepten uit.

Zes keer courgette. De cake heb ik zelf nog niet geproefd, maar is wel uit de eerste hand; een tuinbuuf garandeerde me dat ie heerlijk is.

Ratatouille

Ik kende ratatouille uit de pan, maar sinds ik deze ovenvariant op de verjaardag van vriendin V. gegeten heb, maak ik hem alleen nog maar zo. De foto klopt niet helemaal, want ik snij courgette en aubergine in plakken in de lengte. Dit plaatje komt wel het dichtst in de buurt bij wat ik zocht – op de rest van de ratatouillefoto’s zag je een roodachtige massa met brokjes courgette en aubergine, zo ziet het er niet uit als het uit de oven komt.

Ingrediënten:

• courgette
• aubergine
• tomaat
• knoflook
• olijfolie
• twee handen basilicum

Snij courgette en aubergine in dunne plakken in de lengte (iets dikker dan met een kaasschaaf), tomaat in plakjes of kwarten.

Leg in een ovenschaal, olijfolie erover, knoflook fijngesneden. Met je handen omhusselen, zodat de olie overal goed zit. Basilicum scheuren en erover strooien.

20 minuten in de oven op 180 graden. Zowel warm, lauw als koud erg lekker.

———-

Courgettecarpaccio

Ingrediënten:

• courgette, liefst kleine van maximaal 15 cm. die zijn rauw het lekkerst
• olijfolie
• 3 tenen knoflook
• pijnboompitten
• parmezaanse kaas of grana padano

Courgettes in dunne plakken snijden, iets dikker dan met de kaasschaaf. Flink wat olijfolie in een platte schaal, knoflook uit de pers erbij. Courgetteplakken goed door olie-knoflook husselen en even laten staan.

Serveer de plakken op een bord, pitjes erover en parmezaanse kaas.

———-

Indiase courgette

Ons oudste courgetterecept. John haalde het een jaar of vijftien geleden uit een Indiaas kookboek of een themanummer van Allerhande, de bron kan ik niet meer precies achterhalen. Maar het was in ieder geval de eerste keer dat ik courgette lekker vond.

Ingrediënten:

• courgette in blokjes
• blikje tomatenpuree
• olijfolie
• fenegriek, kurkuma, komijn, koriander en gember (of kerrie, daar zitten al deze kruiden ook in, en een beetje meer)

Olijfolie in de pan, kruiden erbij en even laten simmeren totdat het de geur gaat afgeven.

Voeg de tomatenpuree toe, minuutje roeren en courgette erbij. Husselen totdat alle courgette bedekt is met tomaten-kruidenmengsel en paar minuten laten koken. Courgette is dan nog knapperig. Bijgerecht.

———-

Courgettesoep

Ingrediënten:

• 3 courgettes in blokjes (of zo’n grote)
• twee uien
• veel knoflook
• bouillonblokjes
• olijfolie

Uitje-knof fruiten in olie, courgetteblokjes erbij en even laten meesudderen.

Twee liter water toevoegen, aan de kook brengen en bouillonblokjes toevoegen. Zet het vuur laag en kook 20 minuten. Daarna de soep pureren met staafmixer of in de blender tot een glad geheel.

Verder is het aan te vullen met van alles en nog wat – ik gebruik het zelf soms als basis voor groentesoep. De versie van Aschwin lijkt me ook lekker.

———-

Salade van courgettelinten

Basissalade van courgette (met olie, citroensap, zout, peper, bieslook of gesnipperde rode ui, knoflook). Neem net als bij de carpaccio ’t liefst kleintjes, die zijn rauw het lekkerst. Aan te vullen met van alles en nog wat: tomaat, blauwe kaas, olijven, zalm, munt, rode peper.

———-

Courgettecake

Zoals ik al zei, ik heb hem zelf nog niet geprobeerd, maar hij werd me van harte aanbevolen. Ik zag dat er ook zoete varianten in omloop zijn met walnoten en suiker, maar deze is hartig, met kaas. Het recept heb ik overgenomen van deze site.

Ingrediënten:

• 1 grote courgette, grof geraspt
• 100 gram boter of margarine
• 5 eieren
• 300 gram zelfrijzend bakmeel
• 1/2 theelepel zout
• 200 gram geraspte boeren belegen kaas
• 100 gram pijnboompitten

Verwarm de oven voor op 250 graden.

Laat de boter zachtjes smelten zonder bruin te laten worden.

Klop eieren los, schenk de gesmolten boter erbij en klop nog ongeveer 5 minuten door.

Voeg bakmeel en zout toe en mix het geheel tot een gladde massa.

Schep de geraspte courgette, kaas en pijnboompitten door het beslag.

Giet het mengsel in een ingevette cakevorm en bak 10 minuten in de oven.

Draai de temperatuur terug tot 175 graden en bak de cake in een uur gaar.

Een andere versie staat hier. Daar heet het taart in plaats van cake, maar die lijkt me ook lekker, met oregano en marjoraan. Ziet er zo uit:

 

Tegenvallers in de tuin

12 augustus 2011

Terwijl ik aan mijn snijbonenstellage hing die door de storm omver was geblazen, bedacht ik dat het goed was om ook de mindere resultaten van onze tuin met u te delen.

Over het algemeen werken mijn triomfen natuurlijk louter aanstekelijk, maar soms, als de tuinbonen weggevreten zijn door zwarte luis of de tomatenplant niet wil bloeien, heeft een mens behoefte aan wat gedeelde smart.

Welnu, de snijbonen heb ik weer opgebonden, maar met mijn venkel wil het niet lukken. Veel spriet en pluis, weinig knol. We hebben ze nog niet gegeten (wat moet je met anderhalve knol en vijf personen, dan zit je elkaar maar aan te kijken), maar het is om zo te zeggen geen A-kwaliteit.

Ook de radijs was geen succes. Vanwege de droogte in de voorzomer waren ze piepklein of gewoon rot. Soms leken ze van buiten mooi, maar bleken binnenin bruin en uitgeknaagd door een wormpje of iets anders wat tunneltjes graaft.

Komkommer hebben we dit jaar voor het eerst geplant. Vorig jaar mochten we er een paar plukken van een tuinbuurvrouw op vakantie. Die waren zo lekker, mooi en anders dan in de winkel, dat ik ze dit jaar zelf ook wilde. In tegenstelling tot de beeldschone exemplaren van de buurvrouw kan ik mijn oogst echter naar Christine le Duc brengen.

De ranken en bloemen zagen er nog veelbelovend uit, maar iedere komkommer die zich ook maar een beetje ontwikkelt, heeft een afwijking of twee, drie.

En ook de paksoi groeit niet naar behoren. Van de pakweg twaalf exemplaren die we gezaaid hadden, hebben we er vier kunnen eten. Die waren samen genoeg voor één persoon; klein geoogst omdat ze op 15 cm hoogte al in de bloem schoten, en dan wordt de groente bitter. Ik had mijn hoop nog op deze gevestigd, maar daags na de foto prijkte ook daar een gele bloem in het hart van de plant. 

Nog iets over zwarte luis. Ik heb gemerkt dat luis niet erg is voor snijbonen (die groeien ongeschonden door), maar wel voor tuinbonen. Bloesem en beginnende bonen worden gewoon weggevreten. Ik heb ondervonden -vooral toen ik het een jaar niet deed- dat het echt helpt om vroeg (half maart) te planten én er goudsbloemen naast te zaaien. De goudsbloemen komen wel onder de luis, maar de tuinbonen worden grotendeels met rust gelaten. Dille helpt ook, dat zaai ik vooral tussen de rode bietjes en snijbiet.

Voor de handigheid heb ik een pdf gemaakt met gewassen die beter wel of niet naast elkaar geplant kunnen worden.

Hij opent door op het plaatje te klikken en staat ook op deze fonkelnieuwe pagina, met alle tuintips op een rijtje.

Verse bietjes uit de oven

11 augustus 2011

Ze zijn nog altijd prima verkrijgbaar: rauwe, verse rode bieten. Je kunt ze natuurlijk grof raspen met wat crème fraiche en kruiden, dan smaken ze een beetje peperig. Je kunt ze koken, dan zijn ze lekker zoet. Maar je kunt ze ook in de oven roosteren. Kantlijntje: het is niet helemaal een gerecht dat je in een kwartiertje op tafel tovert. Voorbereiding is niet zoveel werk, maar ze moeten wel een uurtje in de oven.

Ingrediënten:

  • 2 rauwe bietjes per persoon (of meer)
  • stuk of wat tenen knoflook
  • olijfolie
  • zout en peper
  • 1 citroen (voor sap en schil)
  • paar blaadjes (krop)sla per persoon
  • zachte geitenkaas
  • eventueel wat verse bieslook en/of peterselie

Verwarm de oven voor op 220 graden.

Borstel de bieten schoon of schil ze. Je kunt handschoenen gebruiken als je er niet twee dagen lang wilt bijlopen als Jack the Ripper. Snij de bieten, afhankelijk van hun grootte, in 4-8 partjes. Pel de knoflook.

Leg de bietenpartjes op een bakplaat met tenen knoflook er tussen. Giet flink wat olie over het geheel en hussel een beetje om.

Zet de bietjes 10 minuten in de oven op 220 graden, vervolgens nog 1 uur op 160 graden. Laat ze daarna een beetje afkoelen (mag tot kamertemperatuur).

Maak ondertussen een bedje van sla. Je kunt een paar blaadjes per bord doen of gewoon een bak met sla waar je straks de bieten op legt. Rasp de citroenschil en maak een dressing van citroensap, schil en olijfolie. Juist die schil erin maakt het extra lekker en intens met de bietjes en kaas.

Leg de bietjes en wat knoflook op de sla, bestrooi met zout en peper en giet de olie-citroendressing erover. Brokkel de geitenkaas over de bietensalade, besprenkel met eventuele bieslook of peterselie  en serveer.

De krootjes zien er niet zo mooi uit als ze uit de oven komen, gerimpeld en heel donker, maar dat hoort zo.

Wij aten het met couscous en tabouleh, maar met gebakken aardappels lijken ze me ook lekker.

Terzijde: er zijn veel variaties op dit recept te vinden en de meeste bevatten ook hazelnoten of pijnboompitten. Dat heb ik een keer toegevoegd, maar eerlijk gezegd vond ik het zonder noten lekkerder. De zoete, aardse grondsmaak van geroosterde verse bietjes komt heel lekker uit met de geitenkaas en citroen, daar heb je verder niets bij nodig.

Mensen, er is een winnaar. Goed kijken, want de naam is zo voorbij en het is nog steeds gemaakt met mijn trouwe camera zonder geluid.

Gefeliciteerd winnaar! Mail me even je adres, dan komt de geïncubeerde moestuin naar je toe.

P. S. Jet en Cato zijn ook in te huren als juich – of klaagvrouw bij trouwerijen en begrafenissen.