Ha, courgette! (reprise)

28 augustus 2013

Omdat het seizoen in volle gang is en ik vorige week weer hulpeloos om me heen stond te kijken op zoek naar een slachtoffer, omdat alle buren in een straal van honderd meter zich achter de bank verstoppen als ze zien dat ik voor de deur sta met alweer zo’n heerlijk maaltje groente, daarom nog een keer: Ha, courgette!

Wij pachters van een volkstuin, wij hebben een zesde zintuig. Nochtans bewerken wij geconcentreerd het land, maar zodra het tuinhek piepend opengaat, weten wij of er een vaste tuinder of een onregelmatige bezoeker binnenkomt.

In het eerste geval volstaat een hoofdknik, in het tweede geval zetten wij het op een lopen om de andere volkstuinders de loef af te steken. Wij hollen de gast tegemoet, onder iedere arm een courgette ter grootte van een prehistorische knots. Als wij de argeloze bezoeker genaderd zijn, vragen wij quasi-nonchalant: ‘Heb jij misschien nog interesse in courgette?’

Ach, het is zo’n dankbare plant. Zo heel anders dan de kapucijner, die vertroeteld wenst te worden, opgebonden, gewied rond de wortels. Nee, dan de courgette. Na een incubatietijd van drie weken vensterbank kun je hem gewoon aan zijn lot overlaten. Met een beetje mazzel hoef je alleen een zaadje in de grond te stoppen; zon en regen doen de rest.

Het is een moestuingroente die garant staat voor een weelderige bloei en oogst. Je ziet de eerste kleine courgette, 10 centimeter groot, en denkt: ik wacht nog even, nog éven, tot hij zo groot is als die bij de groenteman. Als je drie dagen later komt, ligt daar het formaat van een kinderarmpje. En wanneer je hem onverhoopt nog even laat zitten, heeft hij de omvang van het dijbeen van een volwassen man.

Machtig mooi natuurlijk, met twee courgetteplanten (eentje voor ’t verlies) kun je bijna dagelijks oogsten. Maar na een paar weken plukfeest merk je toch wat bedrukte gezichtjes bij de kinderen. Het is een heikel punt op de volkstuin. Mijn buurvrouw zei van de week: ‘De kleinkinderen houden er echt van, maar laatst begonnen ze te huilen toen we weer courgettesoep aten.’

Dus wat doet een mens in zo’n geval? Nadat hij alle passanten een groene knots in de maag gesplitst heeft (‘Nee? Weet u het zeker? Ook niet voor de buren?’) snijdt hij er een paar door de roerbak, de risotto, de pastasaus en de chili sin carne (fijngehakte courgette lijkt net gehakt). En dan liggen hem nog drie flinke jongens aan te kijken, iedere keer als hij de koelkast opendoet. In zo’n geval wisselt men recepten uit.

Zes keer courgette. De cake heb ik zelf nog niet geproefd, maar is wel uit de eerste hand; een tuinbuuf garandeerde me dat ie heerlijk is.

Ratatouille

Ik kende ratatouille uit de pan, maar sinds ik deze ovenvariant op de verjaardag van vriendin V. gegeten heb, maak ik hem alleen nog maar zo. De foto klopt niet helemaal, want ik snij courgette en aubergine in plakken in de lengte. Dit plaatje komt wel het dichtst in de buurt bij wat ik zocht – op de rest van de ratatouillefoto’s zag je een roodachtige massa met brokjes courgette en aubergine, zo ziet het er niet uit als het uit de oven komt.

Ingrediënten:

• courgette
• aubergine
• tomaat
• knoflook
• olijfolie
• twee handen basilicum

Snij courgette en aubergine in dunne plakken in de lengte (iets dikker dan met een kaasschaaf), tomaat in plakjes of kwarten.

Leg in een ovenschaal, olijfolie erover, knoflook fijngesneden. Met je handen omhusselen, zodat de olie overal goed zit. Basilicum scheuren en erover strooien.

20 minuten in de oven op 180 graden. Zowel warm, lauw als koud erg lekker.

———-

Courgettecarpaccio

Ingrediënten:

• courgette, liefst kleine van maximaal 15 cm. die zijn rauw het lekkerst
• olijfolie
• 3 tenen knoflook
• pijnboompitten
• parmezaanse kaas of grana padano

Courgettes in dunne plakken snijden, iets dikker dan met de kaasschaaf. Flink wat olijfolie in een platte schaal, knoflook uit de pers erbij. Courgetteplakken goed door olie-knoflook husselen en even laten staan.

Serveer de plakken op een bord, pitjes erover en parmezaanse kaas.

———-

Indiase courgette

Ons oudste courgetterecept. John haalde het een jaar of vijftien geleden uit een Indiaas kookboek of een themanummer van Allerhande, de bron kan ik niet meer precies achterhalen. Maar het was in ieder geval de eerste keer dat ik courgette lekker vond.

Ingrediënten:

• courgette in blokjes
• blikje tomatenpuree
• olijfolie
• fenegriek, kurkuma, komijn, koriander en gember (of kerrie, daar zitten al deze kruiden ook in, en een beetje meer)

Olijfolie in de pan, kruiden erbij en even laten simmeren totdat het de geur gaat afgeven.

Voeg de tomatenpuree toe, minuutje roeren en courgette erbij. Husselen totdat alle courgette bedekt is met tomaten-kruidenmengsel en paar minuten laten koken. Courgette is dan nog knapperig. Bijgerecht.

———-

Courgettesoep

Ingrediënten:

• 3 courgettes in blokjes (of zo’n grote)
• twee uien
• veel knoflook
• bouillonblokjes
• olijfolie

Uitje-knof fruiten in olie, courgetteblokjes erbij en even laten meesudderen.

Twee liter water toevoegen, aan de kook brengen en bouillonblokjes toevoegen. Zet het vuur laag en kook 20 minuten. Daarna de soep pureren met staafmixer of in de blender tot een glad geheel.

Verder is het aan te vullen met van alles en nog wat – ik gebruik het zelf soms als basis voor groentesoep. De versie van Aschwin lijkt me ook lekker.

———-

Salade van courgettelinten

Basissalade van courgette (met olie, citroensap, zout, peper, bieslook of gesnipperde rode ui, knoflook). Neem net als bij de carpaccio ’t liefst kleintjes, die zijn rauw het lekkerst. Aan te vullen met van alles en nog wat: tomaat, blauwe kaas, olijven, zalm, munt, rode peper.

———-

Courgettecake

Zoals ik al zei, ik heb hem zelf nog niet geprobeerd, maar hij werd me van harte aanbevolen. Ik zag dat er ook zoete varianten in omloop zijn met walnoten en suiker, maar deze is hartig, met kaas. Het recept heb ik overgenomen van deze site.

Ingrediënten:

• 1 grote courgette, grof geraspt
• 100 gram boter of margarine
• 5 eieren
• 300 gram zelfrijzend bakmeel
• 1/2 theelepel zout
• 200 gram geraspte boeren belegen kaas
• 100 gram pijnboompitten

Verwarm de oven voor op 250 graden.

Laat de boter zachtjes smelten zonder bruin te laten worden.

Klop eieren los, schenk de gesmolten boter erbij en klop nog ongeveer 5 minuten door.

Voeg bakmeel en zout toe en mix het geheel tot een gladde massa.

Schep de geraspte courgette, kaas en pijnboompitten door het beslag.

Giet het mengsel in een ingevette cakevorm en bak 10 minuten in de oven.

Draai de temperatuur terug tot 175 graden en bak de cake in een uur gaar.

Een andere versie staat hier. Daar heet het taart in plaats van cake, maar die lijkt me ook lekker, met oregano en marjoraan. Ziet er zo uit:

 

Mei

22 mei 2012

Gek is dat. Op het moment van schrijven lijken dingen best coherent en toepasselijk. Maar als je het achter elkaar zet, kun je toch een raar beeld krijgen. Dat was vroeger met mijn dagboeken. Ik was niet zo’n trouwe schrijfster en vaak begon een stukje met: ‘Lief dagboek, het is alweer veel te lang geleden dat ik heb geschreven.’ Met als gevolg dat ik later bladzij na bladzij teruglas hoe weinig ik schreef en hoezeer ik me voornam vaker mijn dagboek bij te houden. Alsof het bijhouden het doel op zich was en ik niets anders deed dan me wentelen in schuldgevoelens over mijn mislukte pogingen. Terwijl ik mijn jeugd toch echt anders doorbracht.

Als ik hier nu mijn laatste posts bekijk, komt het me ook bevreemdend voor. Een beetje verzuurd. De grumpy old lady die afwisselend nostalgische muziek luistert, films kijkt en tegen de gordijnen moppert. Terwijl we daarnaast best andere dingen doen. Waarvan akte.

Zo was daar het culturele hoogtepunt van het jaar. Als u niet in een slaapzak voor het loket heeft gelegen, is de kans groot dat u geen kaarten heeft weten te bemachtigen. Een korte impressie van wat u gemist heeft.

Zij is telkens de blonde in het midden.

Maar dat zag u al aan haar ijver en toewijding, hè?

Omdat de balletschool gegroeid is, worden er dit jaar meerdere optredens gegeven. We hebben er nog een in het verschiet waarin, net als vorig jaar, naast Jet ook Cato een prominente rol zal spelen.

Voorts bracht mei een nieuwe kostganger.

Vooralsnog eentje die zich beperkt tot volle yoghurt en venkel,

maar dat wordt dan ook met overgave gesavoureerd.

Verder slokjes thee en water. Niet uit zo’n lullige tuitbeker natuurlijk. Als vierde wil je een beetje serieus deelnemen aan het gezin.

Ze werkt hard aan haar basisvaardigheden. Geluid maken, dingen vastpakken, zich voortbewegen. Allemaal heel rudimentair, hoor. Hoewel wij persoonlijk in ‘baaa-pa’ duidelijk de woorden mama en papa herkennen. En waar een ander nauwelijks meer dan een gefrustreerde buikligging ziet, zien wij een onmiskenbare poging tot kruipen.

Ze wordt ook graag gedragen. Op buik, heup en rug, in doeken, in armen,

in verscheidene draagbuidels.

Hoewel ze alles wel zou willen proeven, nemen we haar darmen een beetje in bescherming. Zoals toen we een bijzonder noviteitje aten. Een doerian. We kenden de vrucht vooral uit de wiskundeboeken van Philip en Jet en van Michael Palin op zijn wereldreizen.

Doerian staat bekend om de bijzondere smaak en afstotelijke geur; het wemelt van de historische citaten die het trachten te omschrijven. De een heeft het over ‘een smaak van volle custard met rijke amandelen’, zo ‘voortreffelijk dat hij alle fruit ter wereld overtreft’. Een ander: ‘its odor is best described as pig-shit, turpentine and onions, garnished with a gym sock’ en ‘your breath will smell as if you’d been French-kissing your dead grandmother’.

Toen ik er eentje bij de Chinese supermarkt zag, kon ik hem niet laten liggen.

Het was geen onverdeeld genoegen. Eigenlijk ben ik het met alle citaten wel eens. Nadat iedereen geproefd had, hadden we nog driekwart doerian over. Ik heb hem door vruchtenshakes met veel banaan en frambozen gepureerd (opdrinken met een rietje en een deksel, want je blijft hem door alles heen ruiken) en de rest aan de buren gegeven. Vooral de oud-zeevaarder en de Indische buurman waren er blij mee.

Over eten gesproken: we hebben ook weer eens boter gemaakt. Met Cato ben ik begonnen in Het kleine huis in het grote bos van Laura Ingalls Wilder. Alle boeken uit de serie staan tjokvol spijzen (deel vier, De grote hoeve, spant de kroon, daar kregen we voortdurend trek bij het lezen) en in het eerste deel wordt uitgebreid verteld hoe de familie Ingalls haar boter maakt. Jet herinnerde zich dat het zo lekker was toen we dat eens nadeden. Wel veel simpeler dan in negentiende-eeuws Amerika: wij gebruikten een pakje slagroom, een lege pot en tien minuten ellebogenstoom – in dit stukje heb ik het allemaal al eens neergezet. Ook deze keer was het weer een succes.

Ach, en dan was er nog ons impressionistenprojectje. Herkent u de Japanse brug van Monet?

Leuke kinderboeken hierover zijn Linde in de tuinen van Monet van Christina Björk en De schilders van Parijs van Philip Freriks. Philip en Jet besloten tot een stilleven, deels op pointillistische wijze. Klinkt deftig. Zorgt er vooral voor dat je schilderij niet gauw mis kan gaan. Bij een verkeerde streek zeg je gewoon dat het zo hoorde. Van Gogh werd ook miskend in zijn tijd.

Lief dagboek, ik hoop gauw weer eens meer te kunnen schrijven. Maar nu moet ik naar mijn baby.

Kefir van Sandra

23 oktober 2011


Je hebt van die mensen, dat zijn parels. Ze opereren meestal in het verborgene, maar hun glans verspreidt zich ongemerkt. Zo werkt dat met parels: ze zijn heel bescheiden, maar toch trekt je oog er steeds naar toe.

Het zijn bijvoorbeeld mensen die veel voor hun kiezen krijgen en toch altijd de mooie dingen blijven zien. Mensen die graag lange reizen zouden willen maken, maar in plaats daarvan kinderen uit verre landen bij hen vakantie laten vieren. Mensen die een extraatje goed kunnen gebruiken, maar er toch voor kiezen om anderen te laten delen in alles wat zij ontvangen.

Zo iemand is Sandra.

Nu heeft Sandra een poosje geleden wat kefirkorrels gekregen. U weet wel, zo’n melkzuurbacterie waarmee je een lekker fris drankje kunt maken. Kefirkorrels vermenigvuldigen zich snel, dus op een gegeven moment heb je er te veel, tenzij je graag zoveel kefir wilt kweken dat je erin kunt baden.

Dan kun je twee dingen doen: je kunt je overtollige kefirplantjes verkopen, zoals veel mensen op internet doen. Of je kunt ze weggeven. Nou mag u raden wat Sandra doet. Juist.

Hier op haar blog legt Sandra precies uit hoe ze de kefir uitdeelt en wat je ervoor nodig hebt. Je stuurt gewoon een envelop naar haar toe en dan stuurt zij je weer de korrels. Afijn, het wijst zich vanzelf.

Wij hebben inmiddels onze tweede pot kefir gemaakt. Ik had het nog nooit gedronken, maar ik zit, as we speak, al aan mijn tweede glaasje deze avond. Lekker man. Beetje karnemelk met lichte bubbeltjes. Een zuurtje en een frisje, zoals de heren van Topchef zouden zeggen.

O ja, en als je dan toch op Sandra’s blog bent, kijk dan even naar het vrijwilligerswerk dat zij doet voor de stichting Compassion. Mocht je nou drie tientjes per maand over hebben, dan kun je overwegen om een kind via die stichting te ondersteunen. Dat zou Sandra niet zeggen, hoor, als ze je die kefirkorrels gratis toestuurt. Dat zeg ik.

Kinderen en eten

1 november 2010

Jet werd op haar vierde vegetariër. Dat was koren op de molen van onze omgeving, die ons reeds met argusogen in de gaten hield toen duidelijk werd dat we dat waanzinnige thuisonderwijsexperiment daadwerkelijk gingen doorzetten. Je zag ze denken: nou dit weer.

Alle vooruitstrevende opvoedmethodes en de daarop onvermijdelijke contrabewegingen ten spijt, is het nog steeds een vreemde zaak als je je kinderen tamelijk serieus neemt. ‘Laat je haar ook op eigen initiatief de straat oversteken?’ vroeg een vriend. Nee, natuurlijk liet ik haar niet zomaar de straat oversteken. En ze mocht ook niet balanceren in het open raam, geen zelfontplooiende vingerverfschilderingen maken op het behang en niet alle boeken uit het bibliotheekschap trekken.

Maar een principiële eetkeuze vind ik legitiem. Toen Jet begreep wat vlees eigenlijk was, wilde ze het niet meer. Zelfs het gehaktballetje, waar ze erg van hield, legde ze terug op haar bord nadat ze er een hapje van genomen had. Met volle mond en tranen in haar ogen zei ze: ‘Ik vind het zo lekker, maar ik vind het zo zielig!’ Dus hoefde ze geen vlees te eten.

Voor Philip was het nooit een punt van overweging geweest. Ik denk dat hij zich altijd al zo over de wereld verbaasd heeft, dat het eten van dieren er ook nog wel bij kon. Toen hij net goed begrepen had dat vlees een stuk dier is, wees hij naar zijn karbonade en vroeg: ‘Eten we nu een hondje?’ Dat het een varken bleek te zijn, maakte het er voor hem niet logischer op, maar hij nam het zoals het was.

Cato heeft nog geen principes getoond over de herkomst van haar eten. Ansjovis, broccoli, haring, worst, boterhammen, als het maar lékker is. Er zijn natuurlijk weleens wat schermutselingen aan de dis, maar dat heeft te maken met de leeftijd en aard onzer To. Bij tijd en wijlen is het haar noodzaak duidelijk te maken dat ze niet zomaar alles over haar kant kan laten gaan, ook niet op eetgebied. Dan declameert ze: ‘Ik hoef alleen maar dát (aardappelpuree) en dát (feta) en verder niks.’ Als ik toch de tuinboontjes opgeschept heb (waar de feta doorheen gebrokkeld zit) murmureert ze wat na, bereiken we een compromis (drie boontjes) en zegt ze na tien minuten: ‘Ik vind deze wel heerlijk.’ Zo is het in ieder geval haar eigen keus geweest.

Inmiddels is Jet vegetariër-af. We eten niet dagelijks vlees, maar twee keer per week komt het toch wel op tafel. En dan blijkt de roep van worst en spekjes te groot om je principes tegenin te fluisteren – ik vind het zelf ook lastig. Maar ik denk dat het wel belangrijk is dat kinderen zich realiseren waar hun eten vandaan komt. Zodat ze weten wat goed is voor hen en hun leefomgeving, en zodat ze zelf keuzes kunnen maken. Vandaar ook dat moestuintje, vandaar het meehelpen met boodschappen doen en koken. Het is natuurlijk geen noodzaak – ik ben ook niet opgegroeid met zelfgekweekte groente en kijk eens hoe ik blaak van gezondheid. Maar toch. Ik houd ervan de omstandigheden zo gunstig mogelijk te scheppen. In de hoop dat ze er niet over piekeren om dit in hun lijven te stoppen:

 

Philip klieft

Maandag hebben we boter gemaakt. Dat klinkt landelijk, met versgemolken zuivel en een karnton, maar het was met een kokertje slagroom uit de supermarkt en een schone pindakaaspot.

Ik ben al een jaar of wat geabonneerd op de proefjeslijst van Robert ‘The Beard’ Krampf, een hit in thuisonderwijzend Nederland (en in 94 ander landen, zag ik op zijn website) en redder van alle alfamoeders die hun kinderen alvast iets bèta’s willen meegeven.

Als je je aanmeldde, stuurde mijnheer Krampf je iedere week een huis-tuin-en-keukenexperiment uit het natuur- en scheikundespectrum met een duidelijke uitleg van wat er gebeurde. Na een paar jaar begon de klad erin te komen op de rondzendlijst en ontving ik bijna geen proefjes meer. Schudden, schudden, schuddenToen ik laatst bij een collega-moeder las dat de experimenten via een ander kanaal weer in volle gang waren, heb ik me opnieuw aangemeld voor de nieuwsbrief van Robert Krampf.

Het experiment van vorige week was dus ‘boter maken’. Appeltje-eitje voor de ervaren boerin, maar zelf associeerde ik het vooral met veel rommel en weinig resultaat. Krampfs uitvoering leek echter simpel en de uitleg van vetmembraantjes en melkzuur was goed te begrijpen, dus we hebben ons eraan gewaagd. Pakje slagroom een nacht buiten de koelkast laten staan en: schudden!

Na een poosje zijn alle vetmembranen kapotgeslagen en wordt het een grote klont:

De room klontert

Nog een paar ferme slagen, afgieten en tadaa:

Burro!

Turks brood erbij,

Philip snijdt

smeren,

Smeren

en smikkelen.

Mangez!

De boter was goed gelukt en lekker, maar de volgende keer wil ik de room iets langer buiten de koelkast laten staan, want het rook nog niet echt zurig. En dan nemen we biologische room van de boerderie, kijken of dat nog invloed heeft op het resultaat.

Hieronder het filmpje met instructies en verklaring van De Baard zelf.

Dit is de link naar het originele filmpje met een uitgebreide beschrijving van het experiment.

Sjippies

28 april 2008

Vriendje D. (10 jaar) kwam langs. De meivakantie is begonnen en dat betekent dat schoolgaande vriendjes weer vaker kunnen spelen. D. kwam halverwege de ochtend aanwaaien en nadat ze binnenshuis al hun rollen hadden opgevoerd (‘We gaan verder waar we vorige keer gebleven waren, ik was een spion…’), lang buiten hadden gespeeld, een late lunch met gebakken eieren hadden genoten en Cato hadden voorgelezen, was het vier uur.

De landerigheid begon in te zetten: ‘Mogen we televisie kijken?’ Ik was in een heldhaftige bui, maar niet moedig genoeg om zes achterstallige wassen weg te vouwen. Dus gingen we chips bakken.

Men neme aardappels – altijd Nicola’s, die zijn sowieso het lekkerst. Schillen is niet nodig, afwassen volstaat. Plakken snijden met een dikke kaasschaaf en een beetje laten drogen op speciaal voor dit doel aangeschaft keukenpapier.

Olie in de pan.

(Ondertussen ruimt Cato het keukenkastje uit.)

De olie is heet genoeg wanneer je een plakje in de pan gooit en het direct naar boven komt borrelen.

Je neemt een handje aardappelplakjes en gooit dat snel achter elkaar, een voor een alsof je geld telt, in de olie. Niet te veel plakjes tegelijk in de pan, anders daalt de temperatuur te snel.

De plakjes goudbruin laten worden – duurt ongeveer een minuut of vier.

(Tussen twee ladingen door Cato met een waterijsje in de kinderstoel zetten.)

De gare plakjes met een schuimspaan uit de olie halen en even laten uitlekken op het keukenpapier. Daarna zout erover. Of zout met paprikapoeder.

Lekker. En goed voor extra punten op de schaal van Leuke Moeder.