Olympisch verliezen

11 augustus 2016

Het concept van eervol verlies is nog een puntje van aandacht in de opvoeding. Of misschien kan ik beter erkennen dat het bij sommige van de kinderen gewoon mislukt is. Wanneer u bijvoorbeeld de woorden ‘Philip’ en ‘Cluedo’ in één zin gebruikt, kan ik niet voor de gevolgen instaan.

Des te blijer wordt een mens van David Katoatau, kampioen gewichtheffer van Kiribati. Kiri-wat? Ja, Kiribati.

Ach natuurlijk, Kiribati. Daar zo’n beetje rechtsonder op de kaart. Of in het midden, als je in Australië woont.

En als we dertig jaar wachten, hoef je niet meer op de kaart te kijken, want dan is Kiribati onder water verdwenen. U weet wel: opwarming, stijgende zeespiegel, verloren landbouwgrond, blablabla.

Tenminste, blablabla als je er zelf niet woont natuurlijk. David Katoatau woont er wel, en om ervoor te zorgen dat wij ook zo nu en dan aan Kiribati denken, heeft hij een dans ingestudeerd die hij na iedere gewichtheffing opvoert. Telkens als hij driehonderdzoveel olympische kilo’s boven zijn hoofd gehouden heeft, danst hij.

The Guardian, augustus 2016

Laatst mislukte zijn oefening in Rio. Hij tilde 349 kilo omhoog – zo’n beetje vijf keer mijn gewicht (in een parallel universum, of als ik de rest van mijn leven gras eet). David kreeg de halter drie, vier, vijf keer omhoog, maar de laatste keer ging het mis. Nog één keer wilde hij de wereld eraan herinneren dat het van ónze leefstijl afhangt of de mensen op Kiribati straks nog kunnen dansen op hun eiland.

Hij buikdanste het podium af, onder luid gejuich. Ik neem het mee als lesdoel voor het komende jaar.

 

Tijd voor een zomeractie. Heb je de replica van het VOC-schip nog nooit bezocht? Was je altijd al van plan om de tentoonstelling over slavernij of de Gouden Eeuw te bezoeken? Dan is dit je kans.

Ik heb zeven vrijkaarten om uit te delen, geldig tot en met 31 augustus, voor het Scheepvaartmuseum in Amsterdam.

Als je wilt meeloten, laat het dan weten in het reactieveld hieronder of mail me hier, via ‘Wie, wat & contact. Vermeld je naam en het aantal gewenste kaarten. Houd er dus rekening mee dat de kaarten geldig zijn tot en met 31 augustus aanstaande.

Zie ook ons laatste verslag met het Scheepvaartmuseum.

Aanstaande woensdag, 30 juli, geef ik een slinger aan random.org en worden de namen van de winnaars hier bekendgemaakt.

Voorleesoogst

17 juli 2014

Ik mag het graag met een tuintje vergelijken, zo’n stapel boeken. Er zit van alles tussen. Voedzaam maar lelijk als een selderijknol. Beeldschoon en vluchtig als lathyrus. Of veelbelovend maar leeg, als een prachtig uitziende radijs, die vanbinnen voos en hol blijkt te zijn. En natuurlijk zijn er talloze doperwtjes, aardbeien en snijbonen die zowel mooi als lekker zijn.

Hieronder een lijstje bonte, sprankelende, oude, nieuwe, maar vooral gevarieerde voorleesboeken voor verschillende leeftijden. In willekeurige volgorde.

Atlas

Atlas van Aleksandra Mizielinska en Daniel Mizielinski. Perfect vakantieboek. Op weg naar Italië alle landen opzoeken waar je doorheen rijdt, hangend in een wankele kampeerstoel op een camping in Frankrijk of thuis op je buik in het gras: je blijft kijken, lezen, kijken. Hieronder alvast Nederland en België, klikken voor groot.

Wel jammer dat er geen register in staat, maar het is dan ook geen naslagwerk. Het zijn gewoon meer dan vijftig landkaarten met strooigoed voor je ogen. ISBN 9789401409285. Alle leeftijden.

Wonder van R.J. Palacio, het mooiste boek dat ik in jaren las en de kinderen (7, 11 en 14) waren het met me eens. Hier een bespreking. ISBN 9789045114163. Voorlezen vanaf een jaar of 6.

Lindbergh

Lindbergh van Torben Kuhlmann. U dacht dat Charles Lindbergh als eerste de oceaan over vloog? Neen, mijnheer. Er staat weinig over in de schoolboeken, maar zo nu en dan verschijnt er een boek dat een tipje van de sluier oplicht. Hij was het.

Dat muisje dat uren doorbracht in de bibliotheek en naar Amerika wilde. Hij oefende, oefende – met z’n zelfgeknutselde vleugels. De eerste pogingen mislukten natuurlijk. Maar hij ploeterde voort. Totdat hij, daar rechts, vloog.

Een snoepje van een boek, met bijna honderd platen die stuk voor stuk in een lijstje gehangen kunnen worden. Het is een beetje Muizenhuis meets Shaun Tan, maar de teksten zijn net iets beter dan die van Het muizenhuis en het verhaal is net iets minder surrealistisch dan De aankomst. ISBN 9789051163582. Alle leeftijden.

Geschiedenis van de Lage Landen van Jaap ter Haar. Klassiek en dat is niet voor niks. Met Philip (15) lees ik nu het vierde deel: Op de drempel van een nieuwe tijd. Niet gemakkelijk, maar Jaap kan goed vertellen en eindelijk snap ik nu zelf ook hoe het zat met de patriotten en alle Willems. Dik en groot, geen strandboek – meer voor als je ’s avonds na de barbecue aalbessen zit te eten en de telefoon uit de hand van je kind hebt kunnen wrikken.

De uitgave van 2005 is het mooist, met veel illustraties. Op het geschiedenislijstje staan de ISBN’s van alle delen. Vanaf een jaar of 13, 14.

In hetzelfde genre, maar een stuk handzamer is de Ooggetuigenreeks. Als we bij Jaap ter Haar over Napoleon lezen, checken we of er uit diezelfde tijd ooggetuigenverslagen zijn. Dan krijg je bijvoorbeeld het verhaal van een ontstelde Franse adjudant die erbij was toen Napoleon zich terugtrok bij de Berezina. Of je leest wat er ondertussen elders in de wereld gebeurde: een verpauperd Amsterdams meisje vertelt hoe hun kelderwoning overstroomde, een Groningse matroos ziet voor het eerst New York. Bij ieder verhaal merk je hoe je blik verruimt en je perspectief exponentieel uitdijt. Wie wil dat nou niet? Hier meer over de verschillende Ooggetuigen.

Buurman leest een boek van Koen Van Biesen. Bijzonder prentenboek met swingende, jazzy cd. Warre Borgmans heeft hem al voor je voorgelezen met een Vlaamse tongval waar je zelf toch nooit aan kunt tippen, dus eigenlijk kun je deze gewoon op de achterbank gooien en meeluisteren. Hier een voorproefje van 2 minuten.

Cato (toen 6) heeft hem een tijdlang grijsgedraaid en de rest van het gezin werd er niet eens gek van (al moet ik zeggen dat we tot veel bereid waren, na de cd van Violinde uit Sprookjeswonderland). ISBN 9789058388018. Vanaf een jaar of 3.

Een sprookje van Blexbolex. Fantastisch, wat een boek. Ik had aanvankelijk weinig verwachtingen, want ik hou van verhalen, niet van losse woorden, en dit sprookje bestaat voornamelijk uit losse woorden. Toch is het het ultieme verhaal. Een verhaal dat zeven maal opnieuw begint, telkens uitgebreid wordt, verschilt in nuance, in spanning toeneemt en waarin je vooruit en terug wilt bladeren om te zien wat er gaat komen en hoe het ook alweer was. Bijkomend voordeel: doordat onalledaagse woorden niet geschuwd worden (defilé, impasse, tuimelingen), groeit de woordenschat onder je ogen. En toch is het geen moeilijk boek, want ieder woord krijgt een knallende illustratie en maakt deel uit van een echte context. ISBN 9789044820362. Vanaf piepklein, maar nog leuker om samen met een 7- of 10-jarige te lezen.

De ridder die niet slapen wilde (en zijn paardje Parcival) van Randall Casaer. Gloedjenieuw en erg tof.

Over een ridder die voor het slapengaan absoluut al zijn wapens nog moet uitproberen. Hij is gewoon gemaakt om ridderlijke dingen doen: met zijn hellebaard de lakens doorklieven, schieten, hakken, houwen. ISBN 9789058389336. Vanaf 0 jaar, voor alle kinderen die graag amok maken.

Meneertje Streepjespyjama in New York van Michaël Leblond en Frédérique Bertrand. Van het verhaal moet je het niet hebben, maar de illustraties zijn zo bijzonder dat je er zeker de handen voor op elkaar krijgt. Door het inlegvel over de tekening te schuiven komt de pagina tot leven. Er zijn straten met razend autoverkeer, flikkerende lichtjes in de stad en ritselende bladeren aan de bomen in Central Park. ISBN 9789044818154. Vanaf 2 jaar.

Deze hoed is niet van mij van Jon Klassen. Ik ga er niet te veel over zeggen, maar het is een van de geestigste prentenboeken die ik ken (samen met Superheldjes en Slaapkamernachtdieren van Loes Riphagen). Uiterst simpel maar zo grappig, heel knap. ISBN 9789025754914. Vanaf 3 jaar (aan jongere kinderen gaat de clou voorbij, vermoed ik), maar een voorleesfeest voor alle leeftijden.

De vleugels van Wouter Pannekoek van Anke de Vries. Weet je nog wel, oudje? Hoe zou het zijn om bij de dokter twee pleisters te kunnen halen die je onder je schouderbladen plakt, en waar ’s nachts vleugels uit groeien? Wat zou je dan allemaal kunnen meemaken? Fantastisch voorleesboek vanaf een jaar of 6. ISBN 9789056378257.

De vakanties van de kleine Nicolaas van René Goscinny en Jean-Jacques Sempé. Of elke willekeurige Nicolaas, for that matter. Zolang er nog iemand bestaat die hem niet gelezen heeft, blijf ik erover dazen. Ter introductie zou je kunnen beginnen met De kleine Nicolaas, maar als je in vakantiesferen wilt blijven, kun je ook meteen deze pakken.

Klik voor pdf van het eerste hoofdstuk.

Alle Nicolazen zijn magistraal vertaald door Marijke Koekoek. Het is onbegrijpelijk dat ze niet opnieuw worden uitgegeven, maar tot die tijd zou ik zeggen: op naar de bibliotheek. ISBN 9789045013930. Vanaf een jaar of 5, maar ook geweldig voor 12- en 16-jarigen en alles wat daaronder of -boven zit.

Architecture pigeons

Architecture according to pigeons van Speck Lee Tailfeather (met medewerking van Stella Gurney en Natso Seki). Bij uitzondering een Engelstalige; ik kan er ook niks aan doen dat ze hem niet vertaald hebben. Toch is ie het vermelden waard, want hoeveel kinderboeken over architectuur vanuit duivenperspectief zijn er nou helemaal?

Hier bijvoorbeeld de Murder Ring aka Colosseum. Of La Sagrada Familia, onder duiven beter bekend als The Forest of Dreams.

Mocht je deze zomer Rome aandoen, Barcelona of Parijs – of gewoon lol hebben in het kijken naar de Taj Mahal of het Opera House in Sydney; een betere gids dan Speck Lee kun je niet treffen. ISBN 9780714863535. De Engelse leeftijdsindicatie is 7+, maar dat zegt niet veel voor Nederlandse lezers: jongere kinderen kunnen de platen blijven bekijken, oudere begrijpen de tekst.

Mocht je nog eens iets leuks willen doen, dan moet je schelpen gaan zoeken in hartje stad. Hoog Catharijne ligt er bezaaid mee, maar wij gingen kijken in Amsterdam.

Het was in het kader van onze Leonardo Da Vincifase. We waren op bezoek geweest in Rotterdam, bij ‘Da Vinci, the Genius’, de rondreizende tentoonstelling die nu ergens tussen Neurenberg en Singapore opgebouwd staat.

De expositie gaf een overzicht van werk en leven van de oude meester. We hadden een rondleiding geboekt.

Je denkt misschien dat Da Vinci alleen een beetje kon kleuren

Mona Lisa 3.5

en knutselen,

Trommelwagen voor op het slagveld.

maar niks hoor. Naast schilder, beeldhouwer, ingenieur, architect en uitvinder was het ook een heel verdienstelijk bioloog en paleontoloog. En omdat hij thuisonderwijs kreeg -als onwettig kind mocht hij niet naar school- straalt dat ook een beetje op ons af natuurlijk. Allemaal kleine genieën (wisten wij allang).

Da Vinci werd tot zijn vijftiende voornamelijk opgeleid door zijn oom, die een fervent natuurliefhebber was. Samen maakten ze lange wandelingen en dat heeft waarschijnlijk de kiem gelegd voor Leonardo’s fascinatie voor stenen en fossielen – op zichzelf geen algemene interesse in Renaissancistisch Italië.

Omdat we ervan houden om onderwerpen met elkaar te verbinden, gingen ook wij op fossielenjacht. Het was een ongebruikelijke plek: middenin het centrum van Amsterdam, maar de gids verzekerde ons dat we ze echt zouden vinden.

We gingen op de natste dag van het jaar. Denk moesson, denk wolkbreuk, en dat maal vier. Een dag lang. Zo nat was het.

Maar, dat zul je altijd zien, bij het zoeken naar fossielen is het juist goed als het regent. Dan zie je ze beter. De standaarduitrusting van de gids bevat dan ook altijd een paar plantenspuiten om de fossielen beter zichtbaar te maken. Die waren nu niet nodig.

Het was een openbaring. Vlekken waarvan we altijd gedacht hadden dat het kauwgom was, gemorste verf of iets anders triviaals, bleken zomaar brachiopoden. Meegenomen in kalksteen uit Ierland, om de Amsterdamse stoepen en grachtenpanden op te sieren.

Vanwege het weer kon het ingeroosterde onderdeel ‘Teken enkele fossielen na in je werkboekje’ nu niet doorgaan. Daar hadden mijn kinderen geen bezwaar tegen. De enige meegebrachte paraplu, in dit soort omstandigheden doorgaans een bron van huilbuien en vechtpartijen, werd gul aangeboden aan `mensen die hem beter konden gebruiken’, uit vrees dat de gids een droge plek zou bespeuren waar ze alsnog met houtskool aan de slag zouden moeten.

Wie overigens denkt dat de plantenspuiten nu in de tas konden blijven, heeft het mis. Er is altijd een reden om een plantenspuit te gebruiken.

Ook om bij plekjes te kunnen die onder een afdakje staan.

Sindsdien lopen we nooit meer met nonchalance over het plaveisel. Altijd kijken we even omlaag naar de stoeprand en opzij naar de grijze gevels. Het gaat vanzelf, je kunt er niet meer omheen als je het eenmaal weet. Kijk, zeggen we dan tegen elkaar, een zeelelie. En kijk daar, koraal.

Versteend struikkoraal.

Ik vond een filmpje van Vroege vogels waarin emeritus professor Bert Boekschoten je door de stad wandelt en fossiele schatten aanwijst. Maar eigenlijk moet je natuurlijk even in het echt gaan kijken.

 

Deze is voor de gecombineerde les aardrijkskunde, geschiedenis en maatschappijleer van vandaag. Gepikt van Facebook en volgens mij al een ouwetje, zelfs de bron is dubieus. Maar alleen al vanwege de tijdloze toepassing verdient ie een klassieke status.

ALERTS TO THREATS IN 2013 EUROPE
From JOHN CLEESE

The English are feeling the pinch in relation to recent events in Syria and have therefore raised their security level from “Miffed” to “Peeved”. Soon, though, security levels may be raised yet again to “Irritated” or even “A Bit Cross.” The English have not been “A Bit Cross” since the blitz in 1940 when tea supplies nearly ran out. Terrorists have been re-categorized from “Tiresome” to “A Bloody Nuisance”. The last time the British issued a “Bloody Nuisance” warning level was in 1588, when threatened by the Spanish Armada.

The Scots have raised their threat level from “Pissed Off” to “Let’s get the Bastards”. They don’t have any other levels. This is the reason they have been used on the front line of the British army for the last 300 years.

The French government announced yesterday that it has raised its terror alert level from “Run” to “Hide.” The only two higher levels in France are “Collaborate” and “Surrender.” The rise was precipitated by a recent fire that destroyed France ’s white flag factory, effectively paralyzing the country’s military capability.

Italy has increased the alert level from “Shout Loudly and Excitedly” to “Elaborate Military Posturing”. Two more levels remain: “Ineffective Combat Operations” and “Change Sides”.

The Germans have increased their alert state from “Disdainful Arrogance” to “Dress in Uniform and Sing Marching Songs”. They also have two higher levels: “Invade a Neighbour” and “Lose”.

Belgians, on the other hand, are all on holiday as usual; the only threat they are worried about is NATO pulling out of Brussels.

The Spanish are all excited to see their new submarines ready to deploy. These beautifully designed subs have glass bottoms so the new Spanish navy can get a really good look at the old Spanish navy.

Australia, meanwhile, has raised its security level from “No worries” to “She’ll be right, Mate”. Two more escalation levels remain: “Crikey! I think we’ll need to cancel the barbie this weekend!” and “The barbie is cancelled”. So far no situation has ever warranted use of the last final escalation level.

Regards,
John Cleese ,
British writer, actor and tall person

And as a final thought – Greece is collapsing, the Iranians are getting aggressive, and Rome is in disarray. Welcome back to 430 BC.

Life is too short…

Deze had u nog te goed. Hij is van een paar weken geleden, maar het is de week die ik op foto gezet had voordat mijn computer ontplofte. Die computer is nog niet helemaal gered, maar de foto’s wel. Uit lijfsbehoud heb ik besloten dat het niet uitmaakt voor de reportage; geen week is gelijk. Als ik vorige week had genomen, had u wat meer korte mouwen gezien, twee dansvoorstellingen en Wiplala in plaats van De wind in de wilgen. Ik hoop dat u het me zult vergeven. Hier komt de week van Cato.

Dit is Cato. Cato is zes jaar. Als ze op school had gezeten, zat ze in groep twee. Maar Cato zit niet op school.

Volgens de vastgestelde kerndoelen van het primair onderwijs zou Cato nu horen te weten dat men een boek van voor naar achter leest en een bladzijde van boven naar beneden, niet andersom of willekeurig. Ze zou de begrippen kleinste, middelste, grootste moeten kennen en van 1 tot 10 kunnen tellen.

Ook is groep 2 het moment waarop Cato dient te weten dat er zoiets bestaat als ‘lezen’ en ‘schrijven’ en dat dat twee verschillende dingen zijn. Mocht een zesjarig kind hierin nog geen onderscheid kunnen maken, dan geven de kerndoelen handige tips om een en ander vlot te trekken: ‘Benoem als leerkracht je handelingen: “Ik schrijf eerst even op dat (…) ziek is.” of “Hé op dit briefje lees ik dat we morgenmiddag vrij zijn.”’

Als ik zou willen, zou ik een uitgebreide administratie kunnen bijhouden van alle vorderingen. Er zijn leerlingvolgsystemen met lange, lange lijsten waarop ik kan aanvinken of Cato al weet dat je een bladzijde van boven naar beneden leest. En of haar motoriek wel op schema ligt.

Opdracht uit observatieboekje Leerlingvolgsysteem groep 1-2.
Bron: testen-en-toetsen.blogspot.nl

Sommige mensen kunnen zich nauwelijks voorstellen dat ik het aandurf om Cato zonder leerlingvolgsysteem op te voeden. Maar ach, wat zal ik zeggen? Ik hou ervan om gevaarlijk te leven. Mijn aangeboren leerlingvolgsysteem is erg accuraat. U zult het misschien niet geloven, maar als iemand vraagt of Cato al tot 10 kan tellen, dan hoef ik dat niet in een ordner op te zoeken. Ik weet zelfs uit het blote hoofd of zij een groen vierkant van een rode cirkel kan onderscheiden. Net als vóór 1990 zeg maar, toen het volgsysteem werd ingevoerd.

Cato heeft nog geen vakken die zij dagelijks moet doen. Tot een jaar of zeven, acht vind ik het belangrijk dat de kinderen zo veel mogelijk spelen en voorgelezen worden. Dat hoeft niet per se te gebeuren aan een tafel.

Maar het kan wel.

Die leeftijd van zeven, acht staat niet in marmer gebeiteld. Als blijkt dat Cato volgende week meer leerstructuur nodig heeft, komt die er. Als ze weinig initiatief zou tonen, landerig zou zijn, veel om schermtijd zou vragen, niet zou spelen. Maar zolang haar dagen drukbezet zijn rondom het leef- en leerritme van het gezin, gaat Cato mee zonder rooster. Net als wij allemaal leert ze het meest van het proefondervindelijk leven: de gesprekken aan tafel, in de auto en het dagelijks lezen in de kinderbijbel, boodschappen doen, meehelpen met koken, omgaan met andere mensen, haar plaats ontdekken in de wereld.

Soms heeft ze periodes waarin ze net als Philip en Jet een vakkenpakket wil. Het gaat haar eigenlijk niet om de vakken, maar om het afvinken. Dan maak ik een lijst met dingen als tandenpoetsen, voorlezen, een woordpuzzel, een kaart aan oma schrijven, naar streetdance, een spelletje spelen. Hoe uitgebreider hoe beter. Met een hokje ervoor om af te kruisen. Drie dagen lang is ze dan druk aan het vinken en afwikkelen; activiteiten die ze normaal uit zichzelf doet, maar die op papier ineens officieel zijn. Vervolgens ontdekt ze de keerzijde van het officiële, dat alle dingen die je voorheen met plezier deed, plotseling minder leuk zijn omdat ze moeten in plaats van mogen. En dan speelt ze weer hele dagen met haar poppen of gaat een luisterboek luisteren terwijl ze eigenlijk ingeroosterd stond voor een bordspel. Dat zie ik dan door de vingers.

Want van spelen leer je zo veel. Je leert de wereld om je heen te begrijpen. Je leert jezelf kennen. Je leert verhalen maken, je concentreren, opgaan in een universum waarin jij heer en meester bent – in plaats van leerling.

En als er dan een andere leerling komt kijken, van een afstandje, dan denk je eerst: ‘Nee, hè…’


Maar dan herinner je je hoe jij je voelt in zo’n situatie. Dat het naar is om weggestuurd te worden. Dat het oneerlijk voelt als mensen ervan uitgaan dat jij wel weer alles zult vernachelen, terwijl je alleen maar wilt leren. En dan geef je je zusje het voordeel van de twijfel.

Zo belangrijk is spelen. Daarom stel ik voor dat iedere kabinetsformatie verplicht vergezeld gaat van een sessie speltherapie. Als opfrissertje.

Daarnaast heeft Cato deze week:

  • Scones gebakken (onder leiding van haar broer, die met dit zusje continu onderworpen wordt aan een opfriscursus Inlevingsvermogen Tonen en Creatieve Oplossingen Verzinnen).

  • Geschreven in haar schrijfboekje (2x). Schrijven is een van de weinige dingen waar we schoolboekjes bij gebruiken. Cato kan al wel blokletters, maar ik vind het belangrijk dat ze een vlot en soepel handschrift ontwikkelt en dat gaat beter met een goede methode dan met zelfgeconstrueerde letters. Bovendien is schrijven niet mijn expertise, dus zoals ik een kookboek gebruik bij moeilijke recepten en een wiskundeboek bij algebra, zo gebruik ik ook de kennis van bekwame, behulpzame makers om mijn kinderen goed te leren schrijven.
  • Gefietst naar de kinderboerderij.

fiets kinderboerderij

  • Engels: onder meer Heckedy Peg en King Bidgood van Audrey en Don Wood voorgelezen, meesters van de lichtval in kinderboekenillustraties.
  • Engels (2x): het programma van de online klas van Rosetta Stone.
  • Ze is spion, prinses en Onzichtbare Man geweest met een vriendinnetje dat de hele middag bij ons was.
  • Ik heb voorgelezen uit De wind in de wilgen van Kenneth Grahame terwijl Cato er een tekening bij maakte van Das in zijn burcht.

  • Biologie: boekenleggers en kaarten gemaakt met de bloemen die we vorig jaar geplukt hadden en lang hadden laten drogen.  Zo lang dat we ze eigenlijk een beetje vergeten waren en het dus een verrassing was dat we op een regenachtige lentedag toch iets fleurigs konden doen. Gekleed voor de gelegenheid.

  • Geëxperimenteerd met de doos ‘Kristallen kweken en edelstenen’ die Cato voor haar verjaardag had gekregen. Wederom in gelegenheidskleding.

  • Zelf gelezen in Job en de duif van Eveline De Vlieger en Noëlle Smit en twee prentenboeken van Max Velthuijs.
  • Geschilderd.

  • Het hele luisterboek De schippers van De Kameleon van Hotze de Roos geluisterd terwijl zij in haar TopModel-kleurboek kleurde.

Cato heeft drie vaste clubjes per week. Streetdance, de woensdagmiddagclub (sport, spel en knutsel met kinderen uit de buurt) en zwemles.

Verder hadden we deze week één uithuizige dag, een bijeenkomst van Cato’s thuisonderwijsclub The Home Learners. De organisatoren doen hun best een afwisselend jaarrooster te maken: de ene keer gaan ze naar een museum, dan weer naar zwembad, speeltuin of hortus. Of er worden workshops gegeven door stagiaires.

Nu stond er een museum op het programma, eentje waar ik zelf niet snel opgekomen zou zijn: het Museum voor hedendaagse Aboriginalkunst in Utrecht. Omdat er minstens zes nationaliteiten vertegenwoordigd zijn bij The Home Learners en alle deelnemende gezinnen per seizoen een activiteit moeten organiseren voor de groep, komt de hele wereld vanzelf langs. Deze keer had een Australische moeder een rondleiding en workshop besproken.

Er valt namelijk heel wat te vertellen over de geschiedenis en de kunst van de Aboriginals. Die schilderijen, hè, dat zijn eigenlijk verhalen. Het lijkt een verzameling stipjes, streepjes en vlekjes, maar zoals bij alles: niets is wat het lijkt. Iedere lijn op het doek heeft een betekenis. Er zijn streepjes die mensen uitbeelden, slangen, vogels.

Met al die symbolen en kronkels wordt duizenden jaren Aboriginalgeschiedenis verteld. De mooie dingen en de verdrietige. Aboriginals hebben geen schrift, daarom vertellen ze hun geschiedenis aan elkaar door met woorden en tekeningen.

Na de rondleiding mochten de kinderen hun eigen verhaal vertellen. Met stipjes en vlekjes en streepjes.

Zo eindigde Cato’s week. Ik heb de kerndoelen er nog eens op nageslagen en ik geloof dat we aardig op schema zitten. Alleen het doel ‘laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback, bijvoorbeeld door te knikken of te antwoorden’ is nog in ontwikkeling. Cato’s gepaste feedback bestaat voornamelijk uit luidruchtige repliek in plaats van een volgzame hoofdknik. Ik geloof dat ik daar nog maar wat remedial teaching tegenaan gooi.

—-

Meer ‘Weken uit het leven van…’:

Paleis op de Dam

12 juni 2013

Als je geen gouden keeltje hebt en niet tot de naaste vriendenkring van Jeroen Krabbé behoort, kun je het Rijksmuseum nog steeds het beste bezoeken vóór elf uur ’s ochtends of na drie uur ’s middags. In de tussentijd is er mooi het Paleis op de Dam.

Cato’s eerste associatie met het Paleis is Wiplala, het kaboutertje van Annie M.G. dat in het gelijknamige boek op de Dam terechtkomt. Daar, bovenop het dak van het Paleis, wekt Wiplala de reus Atlas tot leven. Atlas draagt het hemelgewelf op zijn rug – Annie heeft het per abuis over de aardbol, maar dat vergeven we haar subiet – en is blij dat hij even van vlees en bloed geworden is: hij heeft al vierhonderd jaar jeuk op zijn rug en kan nu zijn bol een paar minuutjes afleggen (‘Permitteert u dat ik even krab?’) voordat hij terugbetinkeld wordt in het beeld dat nog altijd prominent op het paleisdak staat.

Philip en Jet kunnen Wiplala ook dromen, maar zij herinneren zich het Paleis daarnaast van de thuisonderwijsrondleiding die we er voor de verbouwing eens gehad hebben. Deze keer deden we een audiotour; helemaal nieuw sinds de heropening.

Eigenlijk moet je het Paleis op de Dam minstens drie keer bezoeken. Een keertje voor de geschiedenis, een keertje voor de kunst en een keertje voor de architectuur. Zo’n Burgerzaal bijvoorbeeld, daar kun je alleen al een halfuur rondkijken naar symboliek.

Atlas staat er ook, daar achteraan, om aan te geven dat Amsterdam toch gewoon het middelpunt van het universum is. Voor wie de hint ontgaan is, staat er aan de andere kant van de zaal nog een beeld: de Stedenmaagd van Amsterdam, neerkijkend op de wereld die aan haar voeten ligt. Alles sans gêne uiteraard; een visie die de hoofdstad nooit echt verlaten heeft. Of zoals wij laatst iemand hoorden zeggen: ‘Waarom zou ik Engels leren? Laten zij maar Amsterdams leren. Er komen meer Engelsen naar Amsterdam dan er Amsterdammers naar Engeland gaan.’

In de marmeren vloer liggen prachtige zeventiende-eeuwse kaarten van het oostelijk en westelijk halfrond en overal zijn personificaties in beeld en reliëf: de vier elementen, de windrichtingen, Minerva, godin van de wijsheid, samen met ‘Kracht’ en ‘Goed Bestuur’. ‘Nijd’ (in de vorm van Medusa) en ‘Hebzucht’ (koning Midas) worden er vertrapt door ‘Gerechtigheid’, alles even imposant.

Cato is nog niet volkomen ingelezen in de Klassieken en haar audiotour ging over de geschiedenis; Lodewijk Napoleon, eerste koning van Holland en broer van -.  Lodewijks zoon, prins Louis, leidde Cato rond in het Paleis van het begin van de negentiende eeuw. Langs slaapkamers en bijzondere vertrekken, gangen en zalen waar de ornamenten en beeldhouwwerken ook weer een betekenis hebben. Prinsje Louis vertelde mooie verhalen, maar stelde ook vragen. En telkens als Cato het antwoord wist, kon ze een sticker op haar rondleidingsmedaille bijplakken.

Philip en Jet kozen voor een audiotour die in de zeventiende eeuw speelde, toen Paleis nog stadhuis was. De tour werd geschreven door Simon van der Geest, schrijver van rapversie Dissus, over Odysseus en zijn matties. De tour gaat over de dertienjarige Jacob de Graeff, zoon van de burgemeester. Of eigenlijk zoon van een burgemeester, want van de vijftiende tot de negentiende eeuw had Amsterdam vier burgemeesters tegelijkertijd.

Ook in dit avontuur is er aandacht voor de metaforen op de muren; Jacob voert gesprekjes met onder meer Atlas en Apollo, maar om meer te begrijpen van de symboliek is het wel het allerleukst om de mythen te kennen. Het geldt voor alle kunst: je kunt pas je mening geven als je begrijpt wat er verteld wordt.

Beide tours eindigden in de spannendste kamer van het Paleis: de Vierschaar, de kamer waar de doodsvonnissen werden uitgesproken. Herkent u de scène achter Jet?

Voor prinsje Louis werden er in de negentiende eeuw gordijnen voor de reliëfs gehangen, zodat hij geen nare dromen zou krijgen als hij wandelend door het paleis in de Vierschaar terechtkwam. Maar meer dan vonnissen uitspreken, gebeurde er niet. In de kamer zelf zijn nooit akelige straffen uitgevoerd, daarvoor hadden we het Damplein natuurlijk, want waarom zou je in stilte radbraken als je het ook met publiek kunt doen?

En nu moeten we nog een keer terug voor de architectuur. Daar weet ik veel te weinig van. Niks eigenlijk. Gelukkig mag ik me daar ambtshalve in verdiepen. Een mens is nooit uitgeleerd.