Paleis op de Dam

12 juni 2013

Als je geen gouden keeltje hebt en niet tot de naaste vriendenkring van Jeroen Krabbé behoort, kun je het Rijksmuseum nog steeds het beste bezoeken vóór elf uur ’s ochtends of na drie uur ’s middags. In de tussentijd is er mooi het Paleis op de Dam.

Cato’s eerste associatie met het Paleis is Wiplala, het kaboutertje van Annie M.G. dat in het gelijknamige boek op de Dam terechtkomt. Daar, bovenop het dak van het Paleis, wekt Wiplala de reus Atlas tot leven. Atlas draagt het hemelgewelf op zijn rug – Annie heeft het per abuis over de aardbol, maar dat vergeven we haar subiet – en is blij dat hij even van vlees en bloed geworden is: hij heeft al vierhonderd jaar jeuk op zijn rug en kan nu zijn bol een paar minuutjes afleggen (‘Permitteert u dat ik even krab?’) voordat hij terugbetinkeld wordt in het beeld dat nog altijd prominent op het paleisdak staat.

Philip en Jet kunnen Wiplala ook dromen, maar zij herinneren zich het Paleis daarnaast van de thuisonderwijsrondleiding die we er voor de verbouwing eens gehad hebben. Deze keer deden we een audiotour; helemaal nieuw sinds de heropening.

Eigenlijk moet je het Paleis op de Dam minstens drie keer bezoeken. Een keertje voor de geschiedenis, een keertje voor de kunst en een keertje voor de architectuur. Zo’n Burgerzaal bijvoorbeeld, daar kun je alleen al een halfuur rondkijken naar symboliek.

Atlas staat er ook, daar achteraan, om aan te geven dat Amsterdam toch gewoon het middelpunt van het universum is. Voor wie de hint ontgaan is, staat er aan de andere kant van de zaal nog een beeld: de Stedenmaagd van Amsterdam, neerkijkend op de wereld die aan haar voeten ligt. Alles sans gêne uiteraard; een visie die de hoofdstad nooit echt verlaten heeft. Of zoals wij laatst iemand hoorden zeggen: ‘Waarom zou ik Engels leren? Laten zij maar Amsterdams leren. Er komen meer Engelsen naar Amsterdam dan er Amsterdammers naar Engeland gaan.’

In de marmeren vloer liggen prachtige zeventiende-eeuwse kaarten van het oostelijk en westelijk halfrond en overal zijn personificaties in beeld en reliëf: de vier elementen, de windrichtingen, Minerva, godin van de wijsheid, samen met ‘Kracht’ en ‘Goed Bestuur’. ‘Nijd’ (in de vorm van Medusa) en ‘Hebzucht’ (koning Midas) worden er vertrapt door ‘Gerechtigheid’, alles even imposant.

Cato is nog niet volkomen ingelezen in de Klassieken en haar audiotour ging over de geschiedenis; Lodewijk Napoleon, eerste koning van Holland en broer van -.  Lodewijks zoon, prins Louis, leidde Cato rond in het Paleis van het begin van de negentiende eeuw. Langs slaapkamers en bijzondere vertrekken, gangen en zalen waar de ornamenten en beeldhouwwerken ook weer een betekenis hebben. Prinsje Louis vertelde mooie verhalen, maar stelde ook vragen. En telkens als Cato het antwoord wist, kon ze een sticker op haar rondleidingsmedaille bijplakken.

Philip en Jet kozen voor een audiotour die in de zeventiende eeuw speelde, toen Paleis nog stadhuis was. De tour werd geschreven door Simon van der Geest, schrijver van rapversie Dissus, over Odysseus en zijn matties. De tour gaat over de dertienjarige Jacob de Graeff, zoon van de burgemeester. Of eigenlijk zoon van een burgemeester, want van de vijftiende tot de negentiende eeuw had Amsterdam vier burgemeesters tegelijkertijd.

Ook in dit avontuur is er aandacht voor de metaforen op de muren; Jacob voert gesprekjes met onder meer Atlas en Apollo, maar om meer te begrijpen van de symboliek is het wel het allerleukst om de mythen te kennen. Het geldt voor alle kunst: je kunt pas je mening geven als je begrijpt wat er verteld wordt.

Beide tours eindigden in de spannendste kamer van het Paleis: de Vierschaar, de kamer waar de doodsvonnissen werden uitgesproken. Herkent u de scène achter Jet?

Voor prinsje Louis werden er in de negentiende eeuw gordijnen voor de reliëfs gehangen, zodat hij geen nare dromen zou krijgen als hij wandelend door het paleis in de Vierschaar terechtkwam. Maar meer dan vonnissen uitspreken, gebeurde er niet. In de kamer zelf zijn nooit akelige straffen uitgevoerd, daarvoor hadden we het Damplein natuurlijk, want waarom zou je in stilte radbraken als je het ook met publiek kunt doen?

En nu moeten we nog een keer terug voor de architectuur. Daar weet ik veel te weinig van. Niks eigenlijk. Gelukkig mag ik me daar ambtshalve in verdiepen. Een mens is nooit uitgeleerd.

%d bloggers liken dit: