Voor je lunchpauze. Helemaal 2013, want flitsend en hip (deze zin is bij het opschrijven al gedateerd) en toch heb je het idee dat je iets leerzaams zit te doen. Je zult er geen triviantje mee winnen, maar het is genoeg om je verwondering te voeden en te prikkelen.

Het videokanaal PHD Comics heeft het onderdeel Two Minute Thesis, filmpjes waarin promovendi in twee minuten het onderzoek voor hun proefschrift beschrijven. De onderwerpen lopen uiteen, ik zet er hier twee.

Eentje over amber, de stof uit walvisdarmen die in parfums gebruikt wordt (in het Engels wordt amber ook whale vomit, walvisbraaksel genoemd, maar het is dus meer poep).

Het andere gaat over wandelende takken. Wel weer over hun darmen – ik kan er ook niks aan doen. Maar ik vind het een mooie filmpje, omdat het laat zien dat er eigenlijk maar één reden mag zijn om een thesis tot stand te laten komen: nieuwsgierigheid.

Mocht je meer interesse hebben in kunstneuzen of veilig autorijden, dan kun je hier kijken.

Op de rest van het videokanaal staan nog veel meer onderwerpen: Wat doet koffie in je hersenen? Waarom zijn bijen belangrijk? Waarom blijft Shakespeare fascineren? Wat heb je aan kwantummechanica? Allemaal op dezelfde stripachtige manier getekend door cartoonist en roboticus Jorge Cham. Niet te lang kijken, hoor, die pauze is zo voorbij.

Raketgeleerden

30 maart 2012

Nu André Kuipers een beetje door dat heelal dwarrelt, is het goed om te weten dat ook beneden de dampkring de honneurs worden waargenomen.

Jet, Cato en Victoria-op-schoot-bij-Philip volgden een workshop astronautica van een meneer die naar eigen zeggen ‘een beetje in die wereld zit’. Hij vertelde over de geschiedenis van de ruimtevaart, stofzuigerplassen in een spaceshuttle en waarom kinderen geen reisje naar de maan mogen maken: omdat ze in de groei zijn en je spieren krimpen tijdens een ruimterit. 

Voor Philip was veel van de informatie gesneden koek. Zoals tachtig procent van de jongetjes heeft hij keurig alle stadia doorlopen die bij het Y-chromosoom horen: via vuilnisauto’s en graafmachines, langs piraten en dinosaurussen tot Star Wars en de rest van het heelal. Hij was dan ook een uitstekend souffleur voor Jet en Cato, die daar een stuk minder door gegrepen zijn geweest. Uit zijn mondhoek miespelde hij op de juiste momenten: ‘Uranus’ of ‘Laika’ en dat werd haarfijn opgepikt door Cato, die onmiddellijk haar arm heel hoog in de lucht stak en het juiste antwoord gaf alsof zij al jaren ook een beetje in die wereld zit. 

Er was één vraag die geen van de aanwezigen kon beantwoorden. Wie is dit?

Gelukkig mochten moeders langs de kant ook hun hand opsteken, want ik wist ‘em wel.

Twee dingen vonden de kinderen het gaafst. De mini-Wall-E die de meneer had meegenomen. Het robotje werkte precies zoals de echte marsrover, die op dit moment nog over de rode planeet schuifelt. Op zoek naar water en buitenaardse wezens leeft hij op zonne-energie. Ze konden hem commando’s geven. Twee passen naar rechts, vijf naar voren.

Het andere bijzonderheidje was het astronauteneten dat ze zelf mochten maken. Er was écht poeder dat astronauten écht eten. Je kunt het nergens kopen, maar de kinderen mochten voor de gelegenheid een beetje proberen. Het rook lekker. 

Het deed me denken aan saroma, de fluoriscerende bubbeltjespudding die ik begin jaren tachtig als toppunt van chemische traktatie weleens mocht maken. We maakten er echt een culinair project van, mijn broer en ik. Wit poeder in een kommetje, water erbij en abacadabra, het werd zuurstokroze. Na een uur opstijven in de koelkast serveerden wij het als michelinkoks voor dessert. 

Het astronautenvoedsel veranderde van wit poeder in een maïsgele gelei.

Maar waar je bij saroma overduidelijk de smaaksensatie van E160, natriumfosfaten en sacharose ervaart, smaakt astronautenvoedsel nergens naar. De geur lijkt een zetje in de goede richting te geven, maar als je nog een keer proeft, is het eigenlijk helemaal niet lekker.

Ze hebben de cursus met goed gevolg afgerond. Voor Cato was het een geruststelling dat ze een echt diploma kreeg. ‘Als ik dan eens met een raket wil, kan ik dat gewoon laten zien.’   

Leidse school

24 oktober 2010

Jette heeft momenteel het soort stem waarmee ze moeiteloos wordt aangenomen bij het damesdispuut van Minerva. Dat komt door een verkoudheid, maar het is ook toepasselijk, want sinds twee maanden gaan Philip en Jet naar de universiteit. Eigenlijk mag het de naam nauwelijks hebben, twee keer per maand een uurtje les, maar het klinkt goed: jeugduniversiteit. En met die stem erbij is het helemaal echt als Jet ’s ochtends vraagt: ‘Hoe laat heb ik college?’

Er zijn veel steden die een kinderuniversiteit aanbieden; Philip en Jet gaan naar Leiden. Ze krijgen les van een universitair docent of professor over uiteenlopende onderwerpen, van vlinders tot hoofdpijn. De colleges worden gegeven in vijf Leidse musea, die ieder een eigen reeks aanbieden. Philip en Jet nemen deel in Museum Boerhaave en Naturalis.

Sommige onderwerpen bereiden we voor. Bij het college over hoofdpijn moesten ze vragen inleveren, en voor de lezing ‘Geheimen van Escher’ lazen we het boek Tovenaar op papier van Bruno Ernst, uit de mooie serie kinderkunst van Waanders. Na afloop van het college legde Philip me nog eens uit hoe het zat met het droste-effect.    

Ze hebben er nog een paar te gaan, en het leukste college tot nu toe vonden ze unaniem dat van dr. Tinde van Andel, over de wonderlijke eigenschappen van planten.

Philip en Jet hadden alles onthouden – de hele terugreis buitelden ze over elkaar heen met hun verslagen. Over het Indische bloemriet canna indica met zijn ‘weglopershagel’ bijvoorbeeld. Daarmee konden gevluchte slaven in Suriname een echt plantengeweer maken. De zaadjes van het bloemriet zijn namelijk zo hard en rond als kogeltjes; je kunt ze met een holle stengel en wat gestolen buskruit afschieten op barbaarse slavenhouders.

De kinderen waren ook gefascineerd door het bijgeloof dat mensen al eeuwen hechten aan eigenschappen van sommige planten. Neem het kruidje-roer-mij-niet. Dat vouwt zijn blaadjes dicht en verschrompelt als je het aanraakt. Dus wat deden bijgelovige vrouwen? Die gebruikten het voor hun overspelige mannen. Als het kruidje in het bed van de echtgenoot werd gelegd, zou er nog meer verschrompelen, zodat er weinig overspeligs overbleef. 

Of het Surinaamse verstopkruid, dat mensen het idee geeft dat zij onzichtbaar zijn. Vroeger populair bij slaven, omdat het hun de moed gaf weg te lopen. Tegenwoordig is het geliefd onder bolletjesslikkers, die denken minder snel gezien te worden door de douane.

Ik luister en verbaas me, bewonder en geniet mee van hun verhalen. Ik zou dolgraag ieder college zelf bijwonen, maar dat mag niet. De jeugduniversiteit kent een strikte leeftijdsgrens: alleen voor kinderen van 8 tot en met 12 jaar. Dus zit ik samen met andere ouders op de gang te wachten, lees een boek of maak een ommetje door het museum. En eigenlijk vind ik dat ook niet erg. Eigenlijk is het geweldig om na afloop bijgepraat te worden door enthousiaste kinderen over dingen waar ik nog niks van wist.

Bètabronnen

18 september 2010


Naar aanleiding van ons bezoek aan de Newtontentoonstelling in Museum Boerhaave nog wat boeken en sites die we gebruiken voor de exacte vakken.

Zoals ik wel vaker verteld heb, maken we relatief weinig gebruik van echte schoolboeken. Niet omdat ik a priori iets tegen schoolboeken heb, maar omdat ze over het algemeen gemaakt zijn om leerstof in een beperkte tijd tot een toets of examen over te brengen. Dat is logisch voor een schoolboek, maar als het mogelijk is om met een geestdriftiger soort boeken dezelfde boodschap over te brengen, geschreven door mensen die met bevlogenheid hun enthousiasme voor een onderwerp willen overbrengen, dan maak ik daar liever gebruik van.

De enige schoolmethode die we gebruiken op het gebied van natuurwetenschappen, heet Topklassers.

Hier staat meer informatie over deze reeks, maar ik heb nu nog twee pagina’s van het natuurkundedeel gescand. Om het auteursrecht niet al te erg te schenden, heb ik geen volledige les gekopieerd, maar twee halve lessen. Zo krijg je toch een idee van het boek en de werkwijze. Hier staat les 2 en hier les 3 van Topklassers, Wetenschap deel 3: Natuurkunde.

Ook hebben we het stripboek gelezen dat gemaakt is naar aanleiding van NewtonMania: Newton in Nederland. Ik had het eerst Philip in handen geduwd, maar toen ik het later zelf inbladerde, kon ik me voorstellen dat het niet direct klikte. De tekeningen zijn aansprekend en het verhaal op zich is duidelijk, maar de tekst is voor mijn kinderen gewoon nog te ingewikkeld, met verwijzingen naar Spinoza en de politieke situatie in de 17e eeuw. Daarom heb ik het voorgelezen.

De strip gaat over Willem Jacob ’s Gravesande, de man die Newtons werk vertaalde en zijn wetten populariseerde in Nederland. Onze audiotour in het Boerhaavemuseum ging juist over het slingertoestel van ’s Gravesande, waarmee hij studenten de wetten van Newton demonstreerde, dat was een leukigheidje. Dit zijn de eerste twee pagina’s van het boek, zodat je een indruk kunt krijgen van de tekst.

Het voorlezen werkte goed, want zo kon ik uitleggen waarom sommige grapjes erin zaten en de kinderen verwijzen naar dingen die ze al wel weten over de Gouden Eeuw. Daarmee was het zelfs voor Jet goed te begrijpen en konden ze erg lachen om de slapstick in de tekeningen.

Ach en dan deze, die is gaaf! De junior bètacanon: vijf cd’s vol kindercolleges. Een mastodontje van uitgeverij Luisterwijs, waar je nog veel meer van dit soort cd’s kunt vinden.

Alle onderwerpen in de cd-box worden als nieuwsitems aangekondigd door razende reporter Frank Groothof – al een plezier op zich. Na de inleiding volgt het hoorcollege, variërend van Pavlovreacties, algoritmen, het cijfer 0 tot de ziekte beriberi, 350 minuten lang. Fantastisch. Dit is een stukje over de Hollandse waterwerken.

Hier ook een recensie uit het Reformatorisch Dagblad, met rechtsboven nog een luisterfragment van 7 minuten.

Verder heeft Philip een aantal filmpjes van Eureka! bekeken. De tekenfilmserie werd in de jaren tachtig uitgezonden in Canada, maar ik vind hem nog steeds geweldig. Op een simpele manier wordt een aantal natuurwetten uitgelegd. Het is in het Engels, maar als je de termen vertaalt (inertia is traagheid, mass is massa enzovoorts), dan is de rest van het filmpje niet zo ingewikkeld.

Hier staat deel twee van Eureka! Vanaf daar kun je rechts in de kantlijn alle episodes aanklikken.

In de bibliotheek vond ik de prachtige dvd Dat willen wij ook, ooit uitgezonden door VPRO’s Noorderlicht. Acht filmpjes van een kwartier die ieder een natuurwonder laten zien waar wij mensen van proberen te leren. De sterke draad van een spin die we willen namaken, het ongeorganiseerde functioneren van mieren in een mierenhoop, dat door robots geïmiteerd zou kunnen worden, zodat gevaarlijke klussen voortaan niet meer door mensen gedaan hoeven worden.

Ik weet niet of de dvd nog te koop is, maar je kunt het ook bekijken op youtube (hier) of bij uitzending gemist van Noorderlicht: hier.

Ten slotte nog goed nieuws voor de groteren onder ons. In NRC stond van de week dat steeds meer universiteiten gratis lesmateriaal online zetten. In andere landen is het aanbod al enorm, maar Nederland begint ook te komen. Dit zijn de gratis colleges van de Open Universiteit, hier staan lessen van de TU Delft voor kinderen in het voortgezet onderwijs en hier staat OpenCourseWare, dat is het volwassenenaanbod van de TU Delft. De structuur van de Delftse website is soms niet helemaal duidelijk, maar als je blijft doorklikken, vooral links in de kantlijn, kom je vanzelf op videocolleges en lesmateriaal in pdf-formaat.

Op de schouders van reuzen

12 september 2010

We gingen naar museum Boerhaave, op instigatie van thuisonderwijsvriendin E. De tentoonstelling NewtonMania zag er virtueel goed uit en toevallig werkt Philip sinds een paar weken in het natuurkundedeel van Topklassers, dus de timing was goed.

Boerhaave is het soort museum waar ik altijd een beetje met mijn ziel onder mijn arm sta, net als in Teylers. De eerste aanblik vind ik lekker spannend en mysterieus, maar halverwege zaal 1 krijg ik al zenuwtics van de overdaad aan vitrinekasten met lenzen, instrumentaria en onduidelijke houten machines. Het liefst word ik hier aan de hand meegenomen door iemand die me precies kan vertellen waarom dat ene hoekmeetapparaat een toppertje in de collectie is.

Daarom was ik blij met de audiotour. Een kekke pda met beeldvragen, niet te moeilijk, een catovriendelijke tijdspanne en nochtans zeven museumzalen in de tas.

Zo kwamen we toch langs slingertoestellen en optische instrumenten, maar dan aan de hand van Isaac Newton zelf, want hij sprak ons via de hoofdtelefoon toe. Veel vitrines blijven ook dan nog erg abstract, maar van sommige voorwerpen gaat je fantasie vanzelf aan de loop…

Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de schoonste van het land?

De trouwe spiegel toont het u,
de schoonste van het land: niet u!

Maar zij
die woont achter de bergen,
bij de zeven dwergen,
is duizendmaal mooier dan u…

De audiotour eindigt in de natuurkundige speeltuin van NewtonMania. Daar staan 21 toestellen om lijfelijk te ondervinden hoe wrijving werkt, slingerlengte, traagheid en nog veel meer. Niets nodigt zo uit tot onderzoek als zelf voelen en experimenteren.

Je eigen lichaam ophijsen gaat met drie katrollen bijvoorbeeld veel makkelijker dan met één katrol. En als je dertig keer zíet dat de vrachtwagen wel uit de bocht vliegt, maar de raceauto niet, dan vergeet je dat niet meer.

Heel wetenschappelijk.

Zo kon je wetenschappelijk blokken bouwen, wetenschappelijk biljarten en wetenschappelijk windhockey spelen (wrijving!).

De jongens vonden het vooral heel interessant om te onderzoeken hoe de flipperkast werkt. Zuiver wetenschappelijk uiteraard. 

Want er kan wel staan dat het stalen balletje 80 gram weegt en het grijze balletje 62 gram, iedereen weet dat je pas een betrouwbaar onderzoek krijgt als je voldoende metingen verricht. Daar gaan zeker twintig flipperrondjes in zitten. De man. It’s a dirty job, but someone has to do it.

Voor alle mensen die nog willen langsgaan heb ik helaas een dode mus: de tentoonstelling was vandaag voor het laatst. Het goede nieuws is dat een aantal van de speeltoestellen naar de binnenplaats van het museum verhuist. En vanaf 9 oktober is er een nieuwe tentoonstelling. Die gaat over de mond: Say Cheese!

Ten slotte kwamen we bij het mooiste deel van het museum – vind ik tenminste. Het Leids Anatomisch Theater.

Dat kenden we alleen van schilderijen, maar we hadden het nog nooit in het echt gezien. En als dan blijkt dat het deurtje naar de snijtafel openstaat, smeekt dat om een wetenschappelijke reconstructie.

Nieuwstijding: vanaf 1 juli 2010 is de museumjaarkaart geldig bij wetenschapsmuseum NEMO in Amsterdam. Dat is eerder dan verwacht, want in een vorige post citeerde ik het persbericht dat de kaart pas vanaf september zou gelden. Nog een goede reden om de museumjaarkaart aan te schaffen dus, ondanks dat hij dit jaar flink duurder wordt: van 17,50 naar 19,95 voor jongeren tot 24 jaar en van 35 euro naar 39,95 voor volwassenen.

Moet wel gezegd worden dat naast NEMO ook Panorama Mesdag en vanaf 1 oktober het Anne Frankhuis en het Paleis op de Dam vergoed worden door de museumjaarkaart. Een kniesoor zou zeggen: nou Archeon, Space Expo en Neeltje Jans nog – maar wij schenken het glas halfvol en zetten NEMO alvast op de kalender.


Terwijl Kapitein Nemo zijn museumjaarkaart paraat houdt, de Nautilus het IJ op manoeuvreert en op een haar na de pont ramt, kijkt hij ontstemd naar de rij bezoekers van het wetenschapsmuseum tot aan de Montelbaanstoren.

Mijn volgende Gastspreker schreef een dertigtal boeken over sterrenkundige onderwerpen, publiceerde talloze artikelen in nationale en internationale wetenschappelijke tijdschriften en ontving in 2002 de Eureka! oevreprijs van het NWO voor zijn bijdrage aan de popularisering van kennis en wetenschap.

Hij vijzelt wekelijks de sterrenkennis van Volkskrantlezers op en is regelmatig te gast in radio-en televisieprogramma’s als NOVA, het Radio 1 Journaal en Vroege Vogels (wat dat betreft past dit blog natuurlijk mooi in het rijtje).

Mijn echtgenoot kwam als kind weleens bij hem over de vloer en wist zich te herinneren dat mijn Gastspreker toen al een kleine sterrenwacht in zijn slaapkamertje had. Ikzelf leerde zijn werk kennen dankzij het Artis Planetarium, waar we de voorstelling Sesamstraat en Melkweg zo vaak bezochten dat we hem letterlijk konden reciteren. Later ontdekte ik samen met de kinderen zijn geweldige boeken; allemaal -en nog veel meer-  te vinden op zijn uitgebreide website allesoversterrenkunde.nl.

Er zijn weinig zekerheden in dit leven, maar de kans dat hier ooit nog een Gast spreekt naar wie een planetoïde vernoemd is, is nihil.

Foto: Nasa-laboratorium JPL

Dames en heren, mag ik een warm applaus voor:

Govert Schilling

———————

Uit en thuis in de kosmos

Billie heeft geluk.

Billie is een negenjarig meisje uit Amersfoort. Ze woont bij mij om de hoek. Ze is weg van alles wat met de maan, de planeten en de sterren te maken heeft. En een van de leerkrachten op haar basisschool vindt dat óók een leuk onderwerp. Vandaar dat Billies klas afgelopen voorjaar in de weer ging met het project ‘Heelal’.

De meeste Nederlandse jongens en meisjes van negen jaar hebben pech. Zij zijn óók weg van alles wat met de maan, de planeten en de sterren te maken heeft – ik ken werkelijk niemand van die leeftijd die het heelal niet machtig interessant vindt. Maar als je meester of juf er toevallig niks mee heeft, blijft die interesse onbevredigd.

Op de middelbare school is het al net zo. Sterrenkunde komt aan bod binnen het vak ANW, maar niet erg uitgebreid. Veel leerkrachten weten er (te) weinig van, en het gebeurt regelmatig dat ze op details gecorrigeerd worden door leerlingen die er toevallig wél goed in thuis zijn. Van extra aandacht voor astronomie – een bezoek aan het Artis Planetarium in Amsterdam, of een groot schoolproject, of in sommige gevallen zelfs een eigen schoolsterrenwacht – is alleen sprake als de natuurkundedocent zélf een bijzondere belangstelling voor het onderwerp heeft.

Jammer eigenlijk dat een serieuze kennismaking met het heelal niet standaard deel uitmaakt van de Nederlandse lesprogramma’s. We leren onze kinderen zo veel mogelijk over de stad, het land en de wereld waarin ze wonen, maar buiten de dampkring houdt het op. Terwijl juist die kennismaking met de eindeloze en mysterieuze wereld van het heelal bijdraagt aan een goed beeld van de plaats van de mens in de kosmos.

Aan de belangstelling van kinderen ligt het niet. Nee, het gaat fout op de pabo’s en de lerarenopleidingen. Sterrenkunde komt daar niet of nauwelijks aan bod, en veel studenten vinden het onderwerp (onterecht) te ingewikkeld. Misschien wel omdat ze zelf op school óók geen inspirerende docent voor de klas hadden staan.

Het mooie van thuisonderwijs is natuurlijk dat je als ‘docent’ veel gerichter kunt inspelen op de interesses van je ‘leerling’. Samen met je kind de bibliotheek in duiken, of een mooie documentaire op de BBC of Discovery Channel bekijken. Een publiekssterrenwacht of een planetarium bezoeken. Misschien zelfs een kleine telescoop aanschaffen en zélf naar de bergen op de maan en de ringen van Saturnus kijken.

Het besef dat er bij jonge kinderen een haast onstilbare kennishonger bestaat naar de wereld buiten de aarde, is in het thuisonderwijs waarschijnlijk veel sterker aanwezig dan in het reguliere onderwijs. Dat is goed nieuws voor alle Nederlandse kinderen die thuisonderwijs genieten. Voor de meeste anderen is het te hopen dat de drempelvrees die veel leerkrachten voelen als het om astronomie gaat, ooit zal verdwijnen.

Dat heeft natuurlijk veel met goede voorlichting en educatieve ondersteuning te maken. Door instanties als Stichting De Koepel in Utrecht, het Artis Planetarium in Amsterdam en de Stichting NOVA. Adressen waar het thuisonderwijs natuurlijk ook bij terecht kan voor informatie en materialen.

In de praktijk blijkt het echter toch vooral af te hangen van een gemotiveerde en geïnteresseerde docent. Lesgeven blijft per slot van rekening mensenwerk – gelukkig maar! Als we nú kinderen op een inspirerende manier in contact weten te brengen met de wereld buiten de aarde, zijn er over pakweg vijftien jaar misschien wél veel jonge leerkrachten die hun enthousiasme aan een nieuwe generatie doorgeven.

Voorlopig vestig ik mijn hoop even op negenjarige Billie. Voor het schoolproject ‘Heelal’ maakte ze een tijdschrift over sterren, waarvoor ze mij interviewde. Met fascinerende vragen als ‘Waarom heten sterren eigenlijk sterren?’ en ‘Wat is het doel van sterren?’ Nee, die Billie – die komt er wel. Die is straks helemaal thuis in de kosmos.