Teylers

22 december 2013

Er zijn van die lessen, die kunnen je op alle fronten verrassen. ‘Etsen als Rembrandt’ was er zo een, in Teylers Museum. Onze laatste grote Rembrandtfrenzie was al even geleden en Jet had vorig jaar in het Rembrandthuis wel wat hand- en spandiensten mogen verrichten bij de etsdemonstratie, maar geen van de kinderen had zelf echt geëtst.

Ik had mijn verwachtingen echter niet te hoog gespannen. Tekenen op commando werkt bij Philip en Jet als een rubber hamer tegen het voorhoofd – als er al een reactie komt, is die zelden vrolijk en opbouwend.

Maar de museumdocenten van Teylers waren fantastisch. Deskundig, nuchter, bezield en vreselijk aardig. Alles wat je nodig hebt om je op je gemak te voelen.

De uitleg was helder. En geruststellend voor degenen die zeker wisten dat ze echt niet konden tekenen en toch geen inspiratie hadden.

‘Als je niks weet, maak je toch gewoon een stokpoppetje of schrijf je je naam?’ zei de mevrouw. ‘Dat wordt juist heel leuk met deze techniek.’

Ze leerden over de verschillende etstechnieken: je smeert een metalen plaat in met was, krast je tekening uit en legt de plaat vervolgens in een zuurbad. Het metaal in de opengekraste lijnen wordt aangevreten door het zuur terwijl de rest van de plaat beschermd is door de was – zo wordt de tekening in de plaat geëtst.

Je kunt ook zonder waslaag en zuurbad werken, door direct op een plaatje te krassen. Met een burijn (een soort gutsje) of droge naald bijvoorbeeld. Daarmee krijg je verschillende effecten.

Van boven naar beneden: ets, burijn en droge naald.

Een ets in was ziet er scherp uit, met burijn wordt de lijn wat voller, en de naald geeft een braampje langs de randen. Als je de ets daarna afdrukt, worden de randen fluweelachtig en pluizig, omdat de inkt achter het braampje blijft zitten. Rembrandt gebruikte alle technieken, soms zelfs in één werk, zoals bij De drie bomen.

De drie bomen (1643)

De drie bomen (1643)

De kinderen gingen met de drogenaaldtechniek aan de slag. Ze zouden een tekening maken,

174

en deze vervolgens overkrassen op een plaatje van plastic (werkt prima in plaats van metaal).

Daarna smeerden ze de etsplaat in met inkt,

en werd de overtollige inkt er met een papiertje afgeveegd. ‘Overtollig’ is subjectief natuurlijk. De ene keer is het juist mooi als je wat extra donkere vegen hebt en de andere keer wil je liever een strakker lijntje.

Vervolgens legden ze de plaat op schoon papier en haalden hem door de drukpers.

Als je trots bent op het resultaat, wil je meer afdrukken maken. In je achterhoofd speelt altijd mee hoeveel mensen je gelukkig kunt maken met een echte Cato.

Het leuke van graveren is dat je je werk gaandeweg kunt uitbreiden. Je kunt bijvoorbeeld beginnen met een varaan en later besluiten dat hij nog gras onder zijn voeten moet hebben. Dan kras je dat erbij in je etsplaatje en maak je een nieuw afdruk.

Freek Vonk meets Jacob van Maerlant
Door Cato, 6 jaar.

En het leuke van enthousiaste leraren die goed zijn in hun vak en alle tijd voor je kunnen nemen, is dat je trots bent op je werk. Ook al had je gedacht dat je echt, absoluut, helemaal niet kon tekenen. Laat staan graveren.

Balletschoenen
Jette, 11 jaar.

Pistool
Philip, 14 jaar.

Als in hetzelfde pand dan ook ‘De 100 mooiste Rembrandts’ hangen, ga je uiteraard kijken. Met kijkwijzer of speurtocht en soms een vergrootglas.

En met een kennersblik.

Als collega’s onder mekaar, om te zien wat hij ervan gebakken heeft.

De messen worden geslepen

31 augustus 2013

Weet je wat ik een van de leukste dingen vind aan kinderen hebben? Dat ze zo veel dingen doen die ik niet kan. Van tevoren had ik gedacht dat ik het heel gaaf zou vinden als mijn kinderen op me leken, als ik eigenschappen van mezelf in hen zou herkennen. Maar dat laatste legt bij mij eerder zenuwen bloot dan dat het tranen van ontroering teweegbrengt.

Het zijn juist de dingen die ik voor mijn ogen zie gebeuren, de onverwachte dingen, die me ontroeren en waar ik -volkomen onterecht, want ik heb er niets aan gedaan- trots op ben. Cato die zo veel meer durft dan ik op die leeftijd; haar ritmegevoel, haar lekker in haar lijf zitten. Victoria die gemaakt is om lief te hebben, altijd vrolijk en voor rede vatbaar. Jette die zo prachtig Jette is en dingen probeert die ik niet eens zou durven overwegen; haar totale overgave aan arabesques en pliés. Philips rechtvaardigheidsgevoel dat hij trouw blijft, ook op momenten waarop ik allang gemarchandeerd zou hebben. Zijn muzikaliteit, die me ineens opviel toen hij, drie jaar en drie maanden oud, op een feest naar een bandje stond te kijken en exact de drumpartij meetikte. Terwijl ik vaak niet eens hoor welke instrumenten er in een nummer meedoen.

Het zijn de dingen die hen eigen maken. Door erin mee te gaan, te luisteren naar hun mening en redenen om ergens voor te kiezen, ga ik er zelf ook de lol van inzien. Zoals je naar Zomergasten kunt kijken met een onderwerp waarvan je eerst dacht dat het je niets kon schelen, maar dat na afloop verrassend interessant bleek te zijn. Eigenlijk is alles leuk als je je er in wilt verdiepen.

Vorige week ging Philip weer iets doen waar ik nooit op gekomen zou zijn. Smeden.

Zelf ben ik op het gebied van handvaardigheid niet verder gekomen dan de spreekwoordelijke asbak en een gefiguurzaagde vogel van balsahout, beide geen daverend succes, dus smeden lag niet in het verwachtingspatroon dat ik voor mijn kinderen had. Het was besproken door vriendin E. van de thuisonderwijsgroep, voor een groep jongeren van twaalf tot zeventien jaar, waaronder Philip.

Geen hoefijzer of ploegschaar – daar dacht ik meteen aan, leuk ambachtelijk zoals bij de Schippers van de Kameleon, maar een survivalmes. Kijk, het onderste is van Philip.

Maar voordat je tot dit resultaat komt, moet je eerst een hele dag in de smederij staan. Van 10.00 tot 16.00, tussen ovens en aambeelden en hamers. In gepaste kledij, met handschoenen die zo uit de Axe-reclame komen, waarmee het bezwete voorhoofd afgewist wordt.

Want om van zo’n staaf een mes te maken, moet je flink timmeren.

Telkens opnieuw het staal verwarmen tot het sinaasappeloranje is. Dan heb je maar tien seconden om te slaan en moet het weer de oven in. Als je ten slotte tevreden bent over de vorm, lengte en breedte, is het tijd om je mes te harden. Dat doe je door het in olie te dopen en daarna vóór de hete oven te houden.

Als de olie begint te roken, weet je dat de juiste temperatuur bereikt is. Heb ik nooit geweten. Maar nu weet ik het wel. En ben ik plaatsvervangend trots op het resultaat.

Schoenmaatjes

14 november 2012

U doet toch ook weer mee?

Ja, ik weet het, goede doelen genoeg.
Ja, begin nou eerst maar eens op je eigen vierkante meter.
Ja, het is hier ook crisis.

Laten we wel wezen, in Moldavië is zo’n crisis toch weer anders. Als ik deze moeder zie, denk ik: daar had ik ook kunnen staan met Victoriaatje.

Eigenlijk is die schoenendozenactie gewoon een zelfzuchtig goed doel natuurlijk. Wat is er nou leuker dan een verrassingspakket voor iemand samenstellen? Het zegt mijn kinderen meer dan wanneer ze hun spaargeld met een muisklik overmaken in het luchtledige. Mij ook.

En het is zó simpel.

Stap 1: je haalt een doos bij een schoenenwinkel.

Stap 2: je kind versiert hem met pakpapier, stickers, origami, borduurwerk, handgeschept papier, glas-in-lood. Al naar gelang de creatieve inborst.

Stap 3: je koopt wat basisdingen. Een tandenborstel, een tube tandpasta, een stuk zeep (doe je langer mee dan met een fles doucheschuim), een schrift, een pen. Of je doet eens gek en je neemt twee pennen.

Stap 4 – facultatief: je haalt wat meer leuke dingen. Er zijn winkels (we hebben een A, we hebben een C, we hebben een T… Action!) waar dat weinig kost. Voor 89 cent een wereldbol met puntenslijper. Voor 60 cent een stel gummetjes in de vorm van een dobbelsteen. Voor 69 cent een schaartje. Voor 40 cent een glimmende beker. Dat werk.

Stap 5: je zoekt mooie dingen in je eigen huis. Het pakje vouwblaadjes dat nooit opengemaakt is, een van die zeven toilettassen, een tennisbal.

En dan mag je zoiets leuks doen! Die prachtige doos tot de nok toe vullen.

Terwijl je door je huis gaat, kom je vast nog veel meer tegen. Een vel stickers, een ongebruikt kleurboek. Je mest de speelgoedbak uit en doet de helft van de kraaltjes in een zipper zakje. Er kunnen best twaalf goede kleurpotloden gemist worden.

Je hebt een paar slechte nachten achter je kiezen en vindt vier kinderen toch eigenlijk tegenvallen.

Nee hoor, grapje. Ze wilde zelf.

Vervolgens lever je hem in. Met de gedownloade streepjescode wordt de doos gescand en krijg je bericht wanneer jouw doos in welk land is uitgedeeld. En dan denk je het gezicht van Irina erbij.

Er was eens…

9 november 2012

Er was eens een verdrietig meisje. Het meisje was verdrietig, omdat ze iets heel moois had gezien wat ze niet kon kopen. Het was niet zomaar mooi, het was het allermooiste dat er op de hele wereld bestond. Nog mooier dan de K3-dansmat die heel hard melodietjes afspeelde als je er overheen danste. Nog mooier dan een privé ballenbad. Het was een cruiseschip voor Barbies.

Als je dat cruiseschip zou hebben, zou je voor altijd gelukkig zijn. Dat wist het meisje zeker. Je kon het ook zien aan het plaatje dat erbij stond. Daarop zag je een ontzettend gelukkig meisje dat voor altijd blij was.

De moeder van het verdrietige meisje zei dat het schip best op haar sinterklaaslijstje mocht, maar dat er een gerede kans was dat Sint Nicolaas geen 89 euro zou uitgeven aan het barbiecruiseschip. Over het algemeen was het meisje wel tevreden met een notitie op het sinterklaaslijstje. Dat voelde alsof ze het cadeautje al bijna in bezit had.

Maar deze keer bleef het meisje verdrietig. Ze wilde het cruiseschip zó graag hebben, dat ze eigenlijk meteen naar de winkel wilde gaan om het te halen. Onmiddellijk. Zonder uitstel. Toen de moeder van het meisje vertelde dat dat echt niet ging, werd het meisje nog verdrietiger. ‘Waarom zijn alle mooie dingen altijd zo duur?’ huilde ze. De moeder knikte begrijpend.

Als het meisje eenmaal verdrietig was, kon ze heel lang verdrietig blijven. Dat was al zo toen ze twee jaar was en dat was eigenlijk altijd zo gebleven. De moeder van het meisje wist dat het nu een kwestie was van alle zeilen bijzetten. Toen begripvol knikken en meeleven niet meer hielpen, gooide de moeder het over een ander boeg. De afleidingsboeg.

‘Zal ik voorlezen?’, vroeg de moeder. Dat wilde het meisje niet. ‘Zullen we een spelletje doen?’, vroeg de moeder. Dat al helemaal niet. De moeder begreep dat het contraminestadium was aangebroken. Dat viel samen met de fase van het spitsroeden lopen. Vanaf nu zou alle meelevendheid averechts werken en zou het verdrietige meisje alleen nog tegendraads reageren.

Plotseling kreeg de moeder een idee. Waar het vandaan kwam, wist ze niet, want handvaardigheid was geen aangeboren talent van de moeder. Maar zodra het idee opkwam, voelde de moeder dat dit het ei van Columbus was.

‘Zullen we zelf een cruiseschip maken?’, vroeg de moeder. Het meisje huilde nog steeds erg hard. ‘Hoe bedoel je?’, vroeg ze door haar tranen heen.

‘Dan halen we kartonnen dozen bij de supermarkt en maken een boot zoals jij hem het mooist vindt’, zei de moeder. Het nog altijd verdrietige meisje vroeg of er ook een barbiezwembad bijgemaakt kon worden. En een glijbaan die uitkwam in het zwembad, net als op het plaatje. En een ligstoel.

‘Natuurlijk’, zei de moeder, hoewel ze geen flauw idee had hoe ze dat zou moeten maken. Maar de moeder wist dat kleine meisjes dan wel grote dromen hebben, maar ook verrassend snel tevreden zijn met iets dat op de droom lijkt.

‘We kunnen het precies maken zoals jij het wilt’, zei de moeder. Het meisje was gestopt met huilen. ‘Dan wordt het misschien nog wel mooier’, zei ze.

En dat werd het ook.

Want het zwembad werd veel groter dan op het plaatje. Duizend keer beter voor die lange barbies. Bovendien kreeg het een duikplank. Dat had het schip van 89 euro helemaal niet.

Het meisje vond prachtig glimpapier in de knutsella. Perfect voor de bodem van het zwembad en voor het dek van het schip.

Zo knutselden het meisje en haar moeder verder. De moeder kwam erachter dat aluminiumfolie bijzonder geschikt is als scheepsbekleding en dat de enorme hoeveelheid pijpenragers die ze ooit in een dolle bui gekocht had, ideaal waren om zwaar karton vast te maken. Ze waren ook ideaal om een touwladder van te buigen, een vlaggenstok of een reling. Je kon het eigenlijk zo gek niet bedenken of pijpenragers bleken er geschikt voor.

Het verdrietige meisje was allang niet verdrietig meer. Ze werd steeds vrolijker. Ze kreeg steeds meer ideeën. Er werd een lijn met vlaggetjes bij gemaakt, de kartonnen ligstoel kreeg een stukje vilt als dekje. Er zou nog een tafeltje in de boot komen en een bank. Met een breinaald prikte het meisje patrijspoorten in de scheepswand.

Bij iedere vordering juichte het meisje: ‘O jongens, kom eens kijken hoe schitterend hij wordt! Deze is veel mooier dan op het plaatje.’

En dat was ook zo.

Zo leerde het meisje… Nee, wacht. Zo leerde de moeder dat zij met twee uur knutselen 90 euro kon uitsparen en eindelijk die massa pijpenragers kon wegwerken die al vier jaar stof lagen te vangen. En ze leefden nog lang en gelukkig.

We gingen het weer eens proberen, het Kinderboekenmuseum. Vorige keer moesten we nog een beetje aan elkaar wennen, het museum en ik. Maar gut, in zo’n jaar kan er van alles veranderen. Wij hebben er een baby bij gekregen, zij twee. Twee tentoonstellingen die we nog niet hadden gezien: Thé Tjong-Khing en Kikker. 

Meester Khing alleen al bleek het bezoek meer dan waard. Mooie vormgeving, afwisselend, veel herkenbaars en tamelijk wat nieuws. Een verkleedkast, een hoekje Khing-door-de-jaren-heen, voorleesboeken en kijkkastjes waar je zelf het perspectief moest afstellen.

Er was ook een raadjeplaatjemuur. In de boeken van Vos en Haas hadden we gezien dat Thé Tjong-Khing soms bekende schilderijen in een tekenening verstopt. Op de kunstmuur kon je de meesterwerken van Khing vergelijken met die van een Manet, een Gericault, een Vermeer.

Er was een mooie afdeling Vossen en Hazen. Met woordenboekenwand, waar je de betekenis van een woord bij een plaatje kon zoeken. Wat hoort er bij ‘rakelings’? En bij het woord ‘hol’? Het huis van Vos en Haas? Een ruimte die hol klinkt? Een lepel die naast een bolle ook een holle kant heeft?  

We waren met thuisonderwijsvriendjes, voor extra gezelligheid. En extra inspiratie, want deze vriendjes zijn erg creatief. Een van hen maakt bijvoorbeeld dit soort dingen:

Hij is tien! (Op zijn eigen websitehoekje kun je zien wat hij nog meer gemaakt heeft. Zijn werk hangt zelfs in een echt museum: Villa Zebra in Rotterdam. Daar heeft hij met een paar andere kinderen een tekencursus voor jong talent gewonnen. Tot en met 22 april is de expositie te bezoeken.)

Toen er op de tentoonstelling over Thé Tjong Khing schilderezels stonden, werden die ook gebruikt. Om Vos en Haas zelf te tekenen.

Met een sjabloon. Dat wel.

Je moet ergens beginnen.

Het ontstak een vuurtje om thuis ook met sjablonen aan het werk te gaan. Je kunt er mooie stripverhalen mee maken. Het lastige van stripverhalen is namelijk dat je steeds hetzelfde figuur moet tekenen, maar met een sjabloon is dat een stuk gemakkelijker.

De Kikkertentoonstelling voor kleintjes was ook leuk. Cato had het erg naar haar zin: een brief posten voor eend in de brievenbus, het donkere paadje bewandelen uit Kikker is bang, proviand verschepen naar vrienden in nood, net als in Kikker is een held.

Met Papiria ben ik nog steeds niet helemaal in het reine gekomen. Ik blijf het nogal overdadig vinden (opdrachten vervullen, profielen aanmaken én onderhouden, en op het eind nog een verhaal schrijven) met weinig ruimte voor vrij struinen. De ‘interactieve belevenis’ is nog altijd storingsgevoelig: twee van de twaalf spellen werkten niet en het pasjesapparaat vrat de slurper op zonder pasje uit te geven.

Toch is het een museum dat we nog weleens zullen bezoeken. Weinig musea hebben een fijne La Place als museumrestaurant (weekendbezoekers opgelet: La Place is alleen open van dinsdag tot en met vrijdag). En Kikker en Khing maken veel goed.

O, kom er eens kijken

29 november 2011

Wat zij in hun schoentje vonden.

Over het algemeen is de schoen bij ons een vindplaats voor piepkleine cadeautjes. Een flesje nagellak, vingerlampjes, knutsellint, een periscoop, zoetigheden. De grote cadeaus, Het Echte Werk zeg maar, is gereserveerd voor de zak die op pakjesavond na veel gebons en geklop voor de deur staat. Maar heel af en toe, zo eens per sintperiode, is er ’s nachts iets groters gebracht.

Een prikmatje met naalden en bijzondere wol bijvoorbeeld. Daarmee kun je naaldvilten.

Jet had het voor het eerst gedaan bij onze vriendin E. die de prachtigste vilten kunstwerken maakt, van bloemenslingers tot hele Paulussen de Boskabouter. Ze was er zo enthousiast over, dat viltspullen hoog op de verlanglijst prijkten. Op boskabouters moet Jet nog even oefenen, maar ze heeft wel haar eerste bloem gemaakt.

En natuurlijk zat er ook een pakketje in de schoen van degene die het hardste zong. Die met de roodste wangen en de glanzendste ogen. Want ook als je vier bent, kun je prima vilten.

Een kwestie van een goed idee, een plukje wol, goed op je vingers letten en eindeloos prikken. Net zolang tot alle vezels in elkaar gedrukt zijn – kan niet missen. En als het een beetje fout gaat, doe je er wat wol bij. Dan wordt het vanzelf weer mooi. Binnen een mum van tijd heb je de heerlijkste dingen gevilt.

Jet kan er altijd erg van genieten als ze ergens beter in is dan ik. Nou is dat voor sommige dingen lastig – mijn balletmanoevres zal ze bijvoorbeeld niet snel halen. Maar vilten, dat kan ze zonder twijfel beter dan ik.

Handig:

  • Uit alle winkels met viltmateriaal heb ik gekozen voor het Duitse Wollknoll. Uitstekende service, concurrerende prijzen en factuur achteraf. De verzendkosten vallen mee, voor een pakket van 3 kg was ik 7,95 porto kwijt. Om te naaldvilten heb je nodig:
    • één prikmatje per persoon
    • een stuk of 12 naalden in verschillende diktes (ze breken nog weleens)
    • wat kleuren wol.

Naast de paar wolletjes die Jet en Cato in hun schoen kregen, heeft Sinterklaas deze overweldigende hoeveelheid kleurtjeswol in de zak gedaan voor pakjesavond. Daarnaast is het handig om van basiskleuren als wit en zwart wat extra’s te nemen. Ik heb bijvoorbeeld witte shetlandwol van deze pagina genomen.

Kunst met kinderen

27 oktober 2011

Jet was uitgenodigd door haar vriendin. Of ze mee wilde naar De Porceleyne Fles in Delft voor een rondleiding en een workshop. ‘Ja’  was zacht uitgedrukt: Jet telde de dagen af. Ze had een kek jurkje uitgezocht dat al een week klaarlag en op de dag zelf had ze een lunchpakket, fototoestel en een doosje snoepjes in haar tas gedaan om te kunnen uitdelen.

De workshop zou bestaan uit het schilderen van een Delfts blauw tegeltje of huisje uit Het straatje van Vermeer (als je op het schilderij klikt, lees je meer over Het straatje). Jet kende Vermeer wel een beetje, maar het is altijd fijn om bezig te zijn met iets waar je zo naar uitkijkt. Dus we keken Girl with a Pearl Earring om in de stemming te komen. De entourage in de film is erg mooi. Vermeerse kleuren, het oude Delft, prachtig licht en -laten we die niet vergeten- Colin Firth, maar het verhaal is flinterdun. Of in Jettes woorden: saai.

Dus gingen we ook naar het museum, want dat is niet saai. Van het echte Meisje met de parel krijg je namelijk nooit genoeg. We gingen langs in het Mauritshuis om te zien hoe mooi ze ook alweer is. En als je er toch bent, kun je het beste meteen de audiotour doen, dan hoor je ook wat er nou zo speciaal is aan Het puttertje van Carel Fabritius en Meisje bij een kinderstoel van Govert Flinck. De tour is wel een beetje spannend, de schilderijen komen erin tot leven.

Het is handig om aan de balie te vragen hoe je het kastje kunt omschakelen tussen de grotemensen- en kindertour. Zo kun je ook de uitleg beluisteren bij schilderijen die niet opgenomen zijn in de kindertour. Als je vierjarige dan na anderhalf uur zegt: ‘Dat was leuk, zullen we hem nog een keer doen?’ of drie keer hetzelfde schilderijverhaal wil horen, kun jij nog eens een nieuw schilderijnummer intoetsen. 

En toen ging Jet eindelijk naar De Porceleyne Fles met M. en haar zusjes. Eerst keken ze rond in de fabriek. Bij de ovens waar het kale aardewerk afgebakken werd.

Ze hoorden hoe het eerste porselein door de VOC meegenomen werd uit China. Toen iedereen dat wilde hebben, zijn ze dat mooie aardewerk ook in Nederland gaan maken. De Delftse keramiekschilders werden er wereldberoemd mee. Jet vond het prachtig, ze maakte wel zestig foto’s. In de tentoonstellingszalen zagen ze oude bekenden.

Een Straatje van Vermeer.   

Een Meisje met een parel.

Oude vorstinnen.

En nog oudere vorsten.

Levensgrote replica’s.

Toen begon de workshop.

Ze oefenden eerst op een klein stukje tegel, want schilderen met Delfts blauw is toch anders dan met plakkaatverf. Het ziet er ook niet meteen blauw uit als je het erop smeert. Eerst is het grijs. Pas nadat het nog een keer in de oven gebakken is, krijgt het die mooie kobaltblauwe kleur.  

Schilderen is een secuur werkje. Jet deed ontzettend haar best.

Het luistert namelijk nogal nauw. Je kunt de verf er niet meer afwrijven als hij er eenmaal opzit. En overal waar je een beetje dikker gesmeerd hebt, wordt de kleur uiteindelijk donkerder. Maar dat kun je nog niet zien terwijl je bezig bent, pas na het drogen en bakken weet je wat het eindresultaat is. 

Na een week mochten de huisjes en tegeltjes opgehaald worden. We hebben niet veel pronkstukken in huis, maar deze heeft een ereplaats gekregen.

—-