Bètabronnen

18 september 2010


Naar aanleiding van ons bezoek aan de Newtontentoonstelling in Museum Boerhaave nog wat boeken en sites die we gebruiken voor de exacte vakken.

Zoals ik wel vaker verteld heb, maken we relatief weinig gebruik van echte schoolboeken. Niet omdat ik a priori iets tegen schoolboeken heb, maar omdat ze over het algemeen gemaakt zijn om leerstof in een beperkte tijd tot een toets of examen over te brengen. Dat is logisch voor een schoolboek, maar als het mogelijk is om met een geestdriftiger soort boeken dezelfde boodschap over te brengen, geschreven door mensen die met bevlogenheid hun enthousiasme voor een onderwerp willen overbrengen, dan maak ik daar liever gebruik van.

De enige schoolmethode die we gebruiken op het gebied van natuurwetenschappen, heet Topklassers.

Hier staat meer informatie over deze reeks, maar ik heb nu nog twee pagina’s van het natuurkundedeel gescand. Om het auteursrecht niet al te erg te schenden, heb ik geen volledige les gekopieerd, maar twee halve lessen. Zo krijg je toch een idee van het boek en de werkwijze. Hier staat les 2 en hier les 3 van Topklassers, Wetenschap deel 3: Natuurkunde.

Ook hebben we het stripboek gelezen dat gemaakt is naar aanleiding van NewtonMania: Newton in Nederland. Ik had het eerst Philip in handen geduwd, maar toen ik het later zelf inbladerde, kon ik me voorstellen dat het niet direct klikte. De tekeningen zijn aansprekend en het verhaal op zich is duidelijk, maar de tekst is voor mijn kinderen gewoon nog te ingewikkeld, met verwijzingen naar Spinoza en de politieke situatie in de 17e eeuw. Daarom heb ik het voorgelezen.

De strip gaat over Willem Jacob ’s Gravesande, de man die Newtons werk vertaalde en zijn wetten populariseerde in Nederland. Onze audiotour in het Boerhaavemuseum ging juist over het slingertoestel van ’s Gravesande, waarmee hij studenten de wetten van Newton demonstreerde, dat was een leukigheidje. Dit zijn de eerste twee pagina’s van het boek, zodat je een indruk kunt krijgen van de tekst.

Het voorlezen werkte goed, want zo kon ik uitleggen waarom sommige grapjes erin zaten en de kinderen verwijzen naar dingen die ze al wel weten over de Gouden Eeuw. Daarmee was het zelfs voor Jet goed te begrijpen en konden ze erg lachen om de slapstick in de tekeningen.

Ach en dan deze, die is gaaf! De junior bètacanon: vijf cd’s vol kindercolleges. Een mastodontje van uitgeverij Luisterwijs, waar je nog veel meer van dit soort cd’s kunt vinden.

Alle onderwerpen in de cd-box worden als nieuwsitems aangekondigd door razende reporter Frank Groothof – al een plezier op zich. Na de inleiding volgt het hoorcollege, variërend van Pavlovreacties, algoritmen, het cijfer 0 tot de ziekte beriberi, 350 minuten lang. Fantastisch. Dit is een stukje over de Hollandse waterwerken.

Hier ook een recensie uit het Reformatorisch Dagblad, met rechtsboven nog een luisterfragment van 7 minuten.

Verder heeft Philip een aantal filmpjes van Eureka! bekeken. De tekenfilmserie werd in de jaren tachtig uitgezonden in Canada, maar ik vind hem nog steeds geweldig. Op een simpele manier wordt een aantal natuurwetten uitgelegd. Het is in het Engels, maar als je de termen vertaalt (inertia is traagheid, mass is massa enzovoorts), dan is de rest van het filmpje niet zo ingewikkeld.

Hier staat deel twee van Eureka! Vanaf daar kun je rechts in de kantlijn alle episodes aanklikken.

In de bibliotheek vond ik de prachtige dvd Dat willen wij ook, ooit uitgezonden door VPRO’s Noorderlicht. Acht filmpjes van een kwartier die ieder een natuurwonder laten zien waar wij mensen van proberen te leren. De sterke draad van een spin die we willen namaken, het ongeorganiseerde functioneren van mieren in een mierenhoop, dat door robots geïmiteerd zou kunnen worden, zodat gevaarlijke klussen voortaan niet meer door mensen gedaan hoeven worden.

Ik weet niet of de dvd nog te koop is, maar je kunt het ook bekijken op youtube (hier) of bij uitzending gemist van Noorderlicht: hier.

Ten slotte nog goed nieuws voor de groteren onder ons. In NRC stond van de week dat steeds meer universiteiten gratis lesmateriaal online zetten. In andere landen is het aanbod al enorm, maar Nederland begint ook te komen. Dit zijn de gratis colleges van de Open Universiteit, hier staan lessen van de TU Delft voor kinderen in het voortgezet onderwijs en hier staat OpenCourseWare, dat is het volwassenenaanbod van de TU Delft. De structuur van de Delftse website is soms niet helemaal duidelijk, maar als je blijft doorklikken, vooral links in de kantlijn, kom je vanzelf op videocolleges en lesmateriaal in pdf-formaat.

Op de schouders van reuzen

12 september 2010

We gingen naar museum Boerhaave, op instigatie van thuisonderwijsvriendin E. De tentoonstelling NewtonMania zag er virtueel goed uit en toevallig werkt Philip sinds een paar weken in het natuurkundedeel van Topklassers, dus de timing was goed.

Boerhaave is het soort museum waar ik altijd een beetje met mijn ziel onder mijn arm sta, net als in Teylers. De eerste aanblik vind ik lekker spannend en mysterieus, maar halverwege zaal 1 krijg ik al zenuwtics van de overdaad aan vitrinekasten met lenzen, instrumentaria en onduidelijke houten machines. Het liefst word ik hier aan de hand meegenomen door iemand die me precies kan vertellen waarom dat ene hoekmeetapparaat een toppertje in de collectie is.

Daarom was ik blij met de audiotour. Een kekke pda met beeldvragen, niet te moeilijk, een catovriendelijke tijdspanne en nochtans zeven museumzalen in de tas.

Zo kwamen we toch langs slingertoestellen en optische instrumenten, maar dan aan de hand van Isaac Newton zelf, want hij sprak ons via de hoofdtelefoon toe. Veel vitrines blijven ook dan nog erg abstract, maar van sommige voorwerpen gaat je fantasie vanzelf aan de loop…

Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de schoonste van het land?

De trouwe spiegel toont het u,
de schoonste van het land: niet u!

Maar zij
die woont achter de bergen,
bij de zeven dwergen,
is duizendmaal mooier dan u…

De audiotour eindigt in de natuurkundige speeltuin van NewtonMania. Daar staan 21 toestellen om lijfelijk te ondervinden hoe wrijving werkt, slingerlengte, traagheid en nog veel meer. Niets nodigt zo uit tot onderzoek als zelf voelen en experimenteren.

Je eigen lichaam ophijsen gaat met drie katrollen bijvoorbeeld veel makkelijker dan met één katrol. En als je dertig keer zíet dat de vrachtwagen wel uit de bocht vliegt, maar de raceauto niet, dan vergeet je dat niet meer.

Heel wetenschappelijk.

Zo kon je wetenschappelijk blokken bouwen, wetenschappelijk biljarten en wetenschappelijk windhockey spelen (wrijving!).

De jongens vonden het vooral heel interessant om te onderzoeken hoe de flipperkast werkt. Zuiver wetenschappelijk uiteraard. 

Want er kan wel staan dat het stalen balletje 80 gram weegt en het grijze balletje 62 gram, iedereen weet dat je pas een betrouwbaar onderzoek krijgt als je voldoende metingen verricht. Daar gaan zeker twintig flipperrondjes in zitten. De man. It’s a dirty job, but someone has to do it.

Voor alle mensen die nog willen langsgaan heb ik helaas een dode mus: de tentoonstelling was vandaag voor het laatst. Het goede nieuws is dat een aantal van de speeltoestellen naar de binnenplaats van het museum verhuist. En vanaf 9 oktober is er een nieuwe tentoonstelling. Die gaat over de mond: Say Cheese!

Ten slotte kwamen we bij het mooiste deel van het museum – vind ik tenminste. Het Leids Anatomisch Theater.

Dat kenden we alleen van schilderijen, maar we hadden het nog nooit in het echt gezien. En als dan blijkt dat het deurtje naar de snijtafel openstaat, smeekt dat om een wetenschappelijke reconstructie.

Nieuwstijding: vanaf 1 juli 2010 is de museumjaarkaart geldig bij wetenschapsmuseum NEMO in Amsterdam. Dat is eerder dan verwacht, want in een vorige post citeerde ik het persbericht dat de kaart pas vanaf september zou gelden. Nog een goede reden om de museumjaarkaart aan te schaffen dus, ondanks dat hij dit jaar flink duurder wordt: van 17,50 naar 19,95 voor jongeren tot 24 jaar en van 35 euro naar 39,95 voor volwassenen.

Moet wel gezegd worden dat naast NEMO ook Panorama Mesdag en vanaf 1 oktober het Anne Frankhuis en het Paleis op de Dam vergoed worden door de museumjaarkaart. Een kniesoor zou zeggen: nou Archeon, Space Expo en Neeltje Jans nog – maar wij schenken het glas halfvol en zetten NEMO alvast op de kalender.


Terwijl Kapitein Nemo zijn museumjaarkaart paraat houdt, de Nautilus het IJ op manoeuvreert en op een haar na de pont ramt, kijkt hij ontstemd naar de rij bezoekers van het wetenschapsmuseum tot aan de Montelbaanstoren.

Mijn volgende Gastspreker schreef een dertigtal boeken over sterrenkundige onderwerpen, publiceerde talloze artikelen in nationale en internationale wetenschappelijke tijdschriften en ontving in 2002 de Eureka! oevreprijs van het NWO voor zijn bijdrage aan de popularisering van kennis en wetenschap.

Hij vijzelt wekelijks de sterrenkennis van Volkskrantlezers op en is regelmatig te gast in radio-en televisieprogramma’s als NOVA, het Radio 1 Journaal en Vroege Vogels (wat dat betreft past dit blog natuurlijk mooi in het rijtje).

Mijn echtgenoot kwam als kind weleens bij hem over de vloer en wist zich te herinneren dat mijn Gastspreker toen al een kleine sterrenwacht in zijn slaapkamertje had. Ikzelf leerde zijn werk kennen dankzij het Artis Planetarium, waar we de voorstelling Sesamstraat en Melkweg zo vaak bezochten dat we hem letterlijk konden reciteren. Later ontdekte ik samen met de kinderen zijn geweldige boeken; allemaal -en nog veel meer-  te vinden op zijn uitgebreide website allesoversterrenkunde.nl.

Er zijn weinig zekerheden in dit leven, maar de kans dat hier ooit nog een Gast spreekt naar wie een planetoïde vernoemd is, is nihil.

Foto: Nasa-laboratorium JPL

Dames en heren, mag ik een warm applaus voor:

Govert Schilling

———————

Uit en thuis in de kosmos

Billie heeft geluk.

Billie is een negenjarig meisje uit Amersfoort. Ze woont bij mij om de hoek. Ze is weg van alles wat met de maan, de planeten en de sterren te maken heeft. En een van de leerkrachten op haar basisschool vindt dat óók een leuk onderwerp. Vandaar dat Billies klas afgelopen voorjaar in de weer ging met het project ‘Heelal’.

De meeste Nederlandse jongens en meisjes van negen jaar hebben pech. Zij zijn óók weg van alles wat met de maan, de planeten en de sterren te maken heeft – ik ken werkelijk niemand van die leeftijd die het heelal niet machtig interessant vindt. Maar als je meester of juf er toevallig niks mee heeft, blijft die interesse onbevredigd.

Op de middelbare school is het al net zo. Sterrenkunde komt aan bod binnen het vak ANW, maar niet erg uitgebreid. Veel leerkrachten weten er (te) weinig van, en het gebeurt regelmatig dat ze op details gecorrigeerd worden door leerlingen die er toevallig wél goed in thuis zijn. Van extra aandacht voor astronomie – een bezoek aan het Artis Planetarium in Amsterdam, of een groot schoolproject, of in sommige gevallen zelfs een eigen schoolsterrenwacht – is alleen sprake als de natuurkundedocent zélf een bijzondere belangstelling voor het onderwerp heeft.

Jammer eigenlijk dat een serieuze kennismaking met het heelal niet standaard deel uitmaakt van de Nederlandse lesprogramma’s. We leren onze kinderen zo veel mogelijk over de stad, het land en de wereld waarin ze wonen, maar buiten de dampkring houdt het op. Terwijl juist die kennismaking met de eindeloze en mysterieuze wereld van het heelal bijdraagt aan een goed beeld van de plaats van de mens in de kosmos.

Aan de belangstelling van kinderen ligt het niet. Nee, het gaat fout op de pabo’s en de lerarenopleidingen. Sterrenkunde komt daar niet of nauwelijks aan bod, en veel studenten vinden het onderwerp (onterecht) te ingewikkeld. Misschien wel omdat ze zelf op school óók geen inspirerende docent voor de klas hadden staan.

Het mooie van thuisonderwijs is natuurlijk dat je als ‘docent’ veel gerichter kunt inspelen op de interesses van je ‘leerling’. Samen met je kind de bibliotheek in duiken, of een mooie documentaire op de BBC of Discovery Channel bekijken. Een publiekssterrenwacht of een planetarium bezoeken. Misschien zelfs een kleine telescoop aanschaffen en zélf naar de bergen op de maan en de ringen van Saturnus kijken.

Het besef dat er bij jonge kinderen een haast onstilbare kennishonger bestaat naar de wereld buiten de aarde, is in het thuisonderwijs waarschijnlijk veel sterker aanwezig dan in het reguliere onderwijs. Dat is goed nieuws voor alle Nederlandse kinderen die thuisonderwijs genieten. Voor de meeste anderen is het te hopen dat de drempelvrees die veel leerkrachten voelen als het om astronomie gaat, ooit zal verdwijnen.

Dat heeft natuurlijk veel met goede voorlichting en educatieve ondersteuning te maken. Door instanties als Stichting De Koepel in Utrecht, het Artis Planetarium in Amsterdam en de Stichting NOVA. Adressen waar het thuisonderwijs natuurlijk ook bij terecht kan voor informatie en materialen.

In de praktijk blijkt het echter toch vooral af te hangen van een gemotiveerde en geïnteresseerde docent. Lesgeven blijft per slot van rekening mensenwerk – gelukkig maar! Als we nú kinderen op een inspirerende manier in contact weten te brengen met de wereld buiten de aarde, zijn er over pakweg vijftien jaar misschien wél veel jonge leerkrachten die hun enthousiasme aan een nieuwe generatie doorgeven.

Voorlopig vestig ik mijn hoop even op negenjarige Billie. Voor het schoolproject ‘Heelal’ maakte ze een tijdschrift over sterren, waarvoor ze mij interviewde. Met fascinerende vragen als ‘Waarom heten sterren eigenlijk sterren?’ en ‘Wat is het doel van sterren?’ Nee, die Billie – die komt er wel. Die is straks helemaal thuis in de kosmos.

Loop der dingen

7 april 2010

Een meisje van de thuisonderwijsgroep vierde gisteren haar tiende verjaardag in Nemo, het wetenschapsmuseum in Amsterdam. Als je de twaalf stuiterende schoolklassen overleefd en uitgezwaaid hebt, is het er altijd erg leuk. Genoeg te zien, genoeg te doen, genoeg te ontdekken.

Bij mijn kinderen blijven waterproefjes het meest trekken: de waterzuiveringsinstallatie, dammen bouwen, manshoge zeepbellen maken.  En natuurlijk de kettingreactie, een voorstelling die een paar keer per dag in het museum gepresenteerd wordt, met rollende kantoorstoelen, botsende ballen en omvallende dominostenen.

Ik moest gisteren na de demonstratie in Nemo denken aan Der Lauf der Dinge, de beroemde film uit 1987. De film bestaat uit één grote kettingreactie van een halfuur. Het begint met een ronddraaiende vuilniszak die tegen een autoband stoot, waarna ontploffinkjes, wippende planken en andere objecten de ene reactie na de andere veroorzaken. De ultieme Rube Goldbergmachine. Toen ik de dvd jaren geleden uit de bibliotheek leende, heeft Philip er ademloos naar zitten kijken.

De film duurt 29 minuten en 45 seconden, met geen ander geluid dan de botsende en rollende voorwerpen – hier kun je de begintrailer bekijken.

Op youtube staat ook een versneld afgedraaide versie, snoeihard begeleid door de ouverture van Willem Tell. Op die manier lijkt het een beetje op de 28ste minuut van een uitzending van The A-Team, dat altijd terugkerende moment waarop er ingenieus wapentuig gemaakt werd uit drie ouwe kranten en een kapotte tractor.

———–

Van kinderen

26 februari 2010

Het is vakantie, met voortdurend aanloop van vrienden en vriendinnen die op andere dagen naar school gaan. Er wordt ons vaak gevraagd of wij ook de schoolvakanties aanhouden. Dat is in principe niet zo; het weinige formele werk gaat meestal gewoon door. Dat is te zeggen: ténzij er vriendjes komen spelen.

Als de kinderen een afspraak hebben halverwege de middag, dan maken ze ’s morgens wel gewoon hun dagelijkse dingen. Maar als ze in een ritme zitten van dagen vol spelen en aanwaaiende vrienden, dan laten we het reken- en schrijfwerk voor wat het is. Ik vind spelen namelijk heel belangrijk.

En leren houdt natuurlijk niet op bij die paar uur aan tafel. Ik begrijp dat het moeilijk voor te stellen is, maar als je thuisonderwijs geeft, is er veel onderwijstijd die niet als zodanig geteld wordt in een schoolrooster. Als Jet om vijf uur nog even gaat ‘lepboeken’, valt dat niet onder schooluren. Als Philip de wisselkoers voor Engelse ponden opzoekt ook niet. Of als hij Cato drie prentenboeken voorleest. En als Jet vraagt waarom die ‘minister met dat blonde haar’ een lijfwacht heeft, en we praten over Geert Wilders, het verschil tussen minister en partijleider, over vrijheid van meningsuiting en anderen behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden, dan trekken we die tijd niet af van de vakantiedagen.

De afgelopen week was zo’n vakantieweek vol onderwijs dat geen onderwijs heet. Een huis vol grote en kleine vrienden, spelletjes spelen, de dungezaaide zonnestralen benutten, logeren en veel samen eten.

We zijn ook naar Het Van Kinderen Museum geweest. Voor het eerst – en zeker niet voor het laatst. Wonderlijk genoeg waren we, ondanks de vakantie, de enige bezoekers. Dat maakt zo’n eerste bezoek wel extra bijzonder, want de medewerkers hadden alle tijd.

Het Van Kinderen Museum is een galerie annex atelier waar je veel verschillende disciplines kunt uitoefenen. Langs alle muren staan houtsnijwerken, stellages, keramiekschalen, legocreaties, laboratoriumopstellingen, robotjes, textiele werken en andere kunststukjes. Bij binnenkomst word je eerst uitgenodigd om op alle planken en achter alle deurtjes te kijken wat je aanspreekt, inspiratie op te doen.

Als je iets gevonden hebt wat je leuk lijkt, meld je je bij een van de medewerkers. Jet werd meteen enthousiast van deze hoed.

Vriendinnetje C. dacht eerst dat zij parfum wilde maken, maar koos later toch voor een mozaiektegel. Philip en zijn vriend D. wilden iets maken wat kon bewegen, maar een hele robot was te veel werk voor één middag. D. ging uiteindelijk voor een auto, Philip voor een boot.

Een paar uur lang zijn ze bezig geweest met stukjes mozaieksteen, lapjes stof, naald, draad, ellebogenstoom,

hout, koperdraad, elektromotortjes, cirkelzagen, vingerwijzingen,

en boven alles: inspiratie. Als je nou een grote ketel neemt, je gooit dat allemaal bij elkaar en je neemt vier alchemisten tussen de zeven en de twaalf jaar, dan krijg je dit:

een prachtig mozaiek,

een beeldschone hoed,

een vet coole slee,

en een luxe catamaran zonder zeil.

Het tegeltje en de hoed hebben voornamelijk esthetische waarde, maar de voertuigen moesten ook nog werken, was het idee. Dat is gelukt. Als je de stroomdraadjes tegen de polen van een batterij houdt, werkt het motortje. Kijk maar naar de auto:

De boot hebben we thuis uitgeprobeerd in een teil. Eerst zie je hem een stukje achteruit varen, daarna vooruit. Als je de stroomdraadjes van pool verwisselt, draait het motortje de andere kant op. In het grote ligbad doet hij het helemaal mooi.

  • Hier de link naar Het Van Kinderen Museum in Den Haag, let goed op de openingstijden. De totaalprijs staat niet duidelijk op de website. Entree is 2,50 p.p. plus ‘materiaalkosten’, die in de praktijk neerkomen op 10 euro per project. Per kind moet je dus rekenen op 12,50, plus 2,50 voor begeleidende volwassenen.
  • Hier een Engelstalige uitleg over de elektromotor – ik kon geen goede Nederlandstalige site vinden.

Ruimtereis

21 november 2008

Een kleine stap voor een mens

‘Dit wordt je eerste keer Space Expo, Catootje’, zei Philip toen ik de auto het pad van de ruimtevaarttentoonstelling op draaide. Een mens heeft zo wat mijlpalen in zijn leven.

We waren er inderdaad al een poos niet meer geweest en Philip was heel blij dat we weer eens gingen. Voor Jet hoefde het niet per se, maar ook thuisonderwijskinderen houden rekening met elkaar; je doet geregeld iets wat je zelf minder leuk vindt, maar waar je een ander blij mee maakt. Bovendien had Jet wel veel zin om E. en haar kinderen te zien, de vrienden met wie we hadden afgesproken.

Cato was meteen in haar element. Ze werd met open armen ontvangen door J. – E.’s driejarige dochter. Als jongste telgen trokken zij er samen op uit om de ruimte te verkennen.

Nederland ontdekken

Ze hobbelden vreselijk schattig achter elkaar aan en verzonnen allerlei nieuwe spellen. En als Cato dreigde af te dwalen of hulp nodig had bij een trapje, stond J. als Grote Vriendin paraat om zich over haar te ontfermen.

Cato en J

In de tentoonstelling is de afgelopen jaren nauwelijks iets veranderd. Toch blijft er genoeg te ontdekken, al was het alleen maar omdat sterrenkunde niet een bijster eenvoudig onderwerp is en de techniek bovendien voortschrijdt.

Planeten kijken

Veel van de informatie gaat langs mij heen en soms vraag ik me weleens af hoeveel er bij de kinderen blijft hangen, maar dan blijkt dat zij altijd meer kunnen plaatsen dan ik dacht.

We stonden te kijken bij de vitrine van een Marslandschapje. Ik zei dat ik gehoord had dat de missie naar Mars stopgezet was, maar de reden ervan was me ontschoten. ‘Ja, dat klopt’, zei Philip, ‘dat komt omdat het nu op Mars ook herfst is, waardoor er bijna geen zon is. En de robot werkt op zonne-energie.’ Had ie gezien bij Nieuws uit de Natuur.

Space Expo is verder een nogal serieuze expositie, met veel schriftelijke uitleg, een paar spectaculaire onderdelen en hier en daar een kwinkslag.

marsmannetje

Philips absolute favoriet is de Opstijgende Raket. Ieder uur wordt er afgeteld, waarna met veel kabaal en rook een raketlancering gesimuleerd wordt. Een enorm succes.

Terwijl ze de rest van de tentoonstelling verkennen, houden de kinderen voortdurend een schuin oog op de aftellende klok. Als het bijna zover is, gaan ze alvast tussen de raketmotoren zitten,

en tellen af

Aftellen

totdat de raket met veel geraas gelanceerd wordt en je op het beeldscherm in de vloer de aarde onder je voeten ziet wegschieten.

Opstijgende raket

Dan trekt de rook op, klinken er Carmina Buranaklanken en keert de rust terug. We zijn hier nu een keer of zeven geweest, maar dit verveelt nooit.

In de optrekkende rook