Carmiggelt
7 oktober 2013
Vandaag is zijn honderdste geboortedag. Je zou hem misschien niet direct in de Kinderboekenweek situeren, maar toch doe ik het. Ik vind dat alle jongeren hem moeten kennen. En omdat hij niet verkleed in een muizenpak over de Kinderboekenmarkt zal paraderen, al was het alleen maar omdat hij al vijfentwintig jaar dood is, zullen we hem zelf bij onze kinderen moeten introduceren. Ze hoeven trouwens niet per se te lezen, ze mogen ook naar hem luisteren. Naar dit verhaal bijvoorbeeld.
Het is een beetje traag en hij gebruikt meer metaforen dan de laatste jaren gebruikelijk is, maar het is ontroerend, grappig, herkenbaar. Carmiggelt kon mensen als geen ander typeren. Je zou het aan de huidige generatie jongeren kunnen uitleggen als een soort Koefnoen op papier. Maar dan met meer woorden en onbekende mensen.
Toen ik laatst een uitzending terugzag waarin Carmiggelt het verhaal ‘Niks’ voorlas, vroeg ik me af waarom ik het zo bijzonder vind. Er zijn meer columnisten die goed schrijven, er zijn meer ontroerende verhalen. En ineens wist ik het.
In 1963 zei Bomans (wie? Bomans! Scheer je weg, daar heb je op z’n minst Erik van gelezen) het volgende over Carmiggelt: ‘Het ademloos beluisteren en gedetailleerd beschrijven van mensen, waar ieder aan voorbij loopt, is een gave, weinigen gegeven, door één ten volle benut.’
Dat ademloos beluisteren was in 1963 dus al bijzonder. Maar vijftig jaar later is het nog veel bijzonderder. Als ik vroeger, in het pre-smartphonetijdperk, op een terras zat, landerige puberdagen sleet met rondhangen op de Dam of met het openbaar vervoer reisde, dan raakte ik met mensen in gesprek. Een halfuur in bus 35 naar mijn opa en oma in Tuindorp en ik had minstens één Kronkel van Carmiggelt aan den lijve ondervonden. Altijd was er wel een mevrouw met een watergolf die vertelde over haar kleinkinderen, haar schoondochter die K had, haar zoon met de goeie baan en onenigheid met zijn baas. Nog maar acht jaar geleden gebeurde dat ook regelmatig, als ik met andere ouders stond te wachten bij de gymnastiekclub of zwemles. Nu maak ik het nauwelijks nog mee.
Weer een reden om Carmiggelt te introduceren. Als tijdsbeeld van mensen die elkaar aanspraken op straat om zomaar een praatje te maken, waarna ze weer hun eigen weg gingen, ieder met een mooi verhaal erbij.
—
- In het audiofragment leest Simon Carmiggelt ‘Honger’ (1946) voor op het luisterboek Ongehoord.
- Meer Carmiggelt in ‘Lekker luisteren’.
- Op Geschiedenis24 een themapagina met filmpjes, waaronder een aflevering van Hoge bomen met Carmiggelt in de hoofdrol.