Sebastian Meschenmoser

14 januari 2013

Waar dachten jullie aan toen vanmiddag de eerste vlokken vielen? Sprookjeslandschappen, rode wangen, aangepaste dienstregelingen van de NS? Nee, toch? Jullie dachten toch ook aan het leukste kindersneeuwboek?

Natuurlijk wel.

Over mijnheer Eekhoorn, die van horen zeggen heeft dat sneeuw zó bijzonder is, dat hij besluit er zijn winterslaap voor uit te stellen. En omdat mijnheer Eekhoorn hard zijn best doet om wakker te blijven, worden er meer dieren uit hun slaap gehouden.

slaperige beer

En dan zit er niets anders op dan samen te wachten. Tot de sneeuw komt. Sneeuw -dat is algemeen bekend-  is wit, koud, nat en zacht. Maar hoe het er precies uitziet, weet geen van de bosdieren.

Als je één boek van Sebastian Meschenmoser hebt gelezen, dan wil je ze allemaal lezen. Alle mijnheer Eekhoorns zijn goed, zowel de verhalen als de tekeningen, hoewel Mijnheer Eekhoorn en de eerste sneeuw wel mijn hart gestolen heeft.

Sebastian Meschenmoser, Leren vliegenMeschenmosers debuut, Leren vliegen, vonden Cato en ik een beetje tegenvallen. Dat ligt niet aan de tekeningen – die zijn net zo magnifiek als alle andere, maar het verhaal gaat me te veel over kinderhoofden heen. De thematiek is prachtig, daar niet van. Over streven naar het schijnbaar onmogelijke, verlangen, volharding en collectieve aannames aan je laars lappen. Nou ja, dat zag ik erin. Cato zag een pinguïn die gelooft dat hij kan vliegen. En pinguïns kunnen niet vliegen. Dat is op zichzelf geen probleem voor Cato, die graag de natuurwetten tart, maar de rest van het verhaal was te dun en de metafoor ging aan haar vijfjarige hoofdje voorbij. Wat mij betreft daarom minder geslaagd als kinderboek.

Een beter voorbeeld van Meschenmosers kracht om zowel volwassenen als kinderen te verrassen, is 3 wensen voor Mopsman, het ultieme antwoord op roze-prinsessensprookjes. Wat Cato en mij betreft een gedeelde eerste plaats met Mijnheer Eekhoorn en de eerste sneeuw.

Sebastian Meschenmoser, 3 wensen voor Mopsman

Ik zal er niet te veel over zeggen, maar het zit Mopsman niet mee. Dat kun je aan alles zien.

Mopsman

Hij verwacht weinig van de dag die voor hem ligt, maar zelfs dat weinige lijkt nog te veel gevraagd. Totdat er een toverfee langskomt.

Hoe het komt dat je zo weinig over Sebastian Meschenmoser hoort, is me een raadsel. Zijn boeken liggen niet in dubbele stapels opgetast op verkooptafels en bij de bibliotheek wordt hij magertjes ingekocht – Zilveren Penseel of niet. Maar daar gaat verandering in komen, hoor. Let maar op.

  • Meer kinderboeken in de sneeuw: ‘Sneeuwboeken’.
  • Tot nu toe verschenen over mijnheer Eekhoorn:
    • Mijnheer Eekhoorn en de eerste sneeuw
    • Mijnheer Eekhoorn en de maan
    • Mijnheer Eekhoorn en de weg naar het geluk
    • Mijnheer Eekhoorn en de bezoeker van de blauwe planeet 

Nederland, o Nederland

4 oktober 2012

Als je maar één excuus nodig hebt om deze week een kinderboekenwinkel binnen te lopen, laat het dan dit boek zijn. Pagina na pagina versierd met strooigoed van molens, water, geschiedenis, kunst, kinderliedjes en zwarte pietjes.

Ik noem een Afsluitdijk.
Wie pruttelen daar linksonder in hun groen-rode bootje?
Wie willen rechtsboven te kaap’ren varen?
Wie zit daar op de vangrail?
En nog eentje: wie rennen er rechts door de berm?
(Als je het echt niet weet, kijk dan in het taartenboek van Thé Tjong-Khing.)

Of de verkeerschaos bij Schiphol. Een vrachtwagen met pindakaas, sleurhutten, een oliebol op een aanhangwagentje. Met het Cruquiusgemaal in het midden en de Max Havelaarkoffie linksonder heb je zomaar twee canonvensters te pakken; terwijl je met de groten praat over Saïdjah en Adinda, zoeken de kleintjes verder naar het gele ballonnetje dat ergens op de plaat moet zijn.

De stroopwafelkruimels rollen ervanaf, de garnalenschilletjes zitten nog tussen de band. En als je goed snuffelt, ruik je een brak IJsselmeerluchtje. Zo Hollands is Nederland. En daar hadden we een Française voor nodig. Zoals Charlotte Dematons zelf zei in Het Parool: ‘Elke keer heb ik gedacht: is dit iets wat in mijn oorspronkelijke land ook normaal is? Nee? Hopla, dan gaat het erin.’

Hopla, naar de winkel dus. Ter ere van de kinderboekenweek. Of alvast voor 5 december. Vanwege de tekstloze platen is het trouwens ook een prachtig cadeau voor overzeese vrienden of je Spaanse schoonfamilie.

Charlotte Dematons, Nederland
Isbn: 9789047704980
Hier de website van het boek.

Vriend D. had laatst bij Duits geleerd te zeggen: ‘Mag ik een onderbroek van je lenen?’ Het was voor een proefwerk. Nu is dat natuurlijk heel handig. Hoe vaak komt het niet voor dat je op kampeervakantie bent met wildvreemde Duitsers (als het vrienden waren, sprak je hun taal wel) en prompt ontdekt dat je vergeten bent genoeg onderbroeken in te pakken? Dan is het eerste waar een veertienjarige jongen aan denkt: laat ik die even lenen van de jongen verderop. Want veertienjarige jongens moeten er niet aan denken om twee dagen met dezelfde onderbroek te doen. Maar als je nu een peuter hebt die je een andere taal wilt leren, hoe kun je dat dan het beste doen?

Verreweg de beste manier om je kinderen een andere taal te leren, is hem gewoon te spreken. Tweetalig opgroeiende kinderen beginnen niet met een grammaticaboekje, maar met een vader of moeder die lieve woordjes fluistert en in de andere taal roept: ‘Trek je schoentjes maar alvast aan’. Net zolang totdat het kind begrijpt wat er bedoeld wordt.

Als je niet volledig tweetalig wilt gaan, kun je iedere week een vreemdetalendag inlassen of afspreken bij het ontbijt alleen in het Frans of Duits te praten. Maar je moet wel heel gemotiveerd zijn om consequent een andere taal te spreken. En als je die taal niet voortreffelijk beheerst, wordt het ook al lastiger. Toch is het dan nog niet onmogelijk om je kind een uitheemse basis mee te geven. De een-na-beste manier om een taal aan te leren vind ik: boekjes lezen en liedjes zingen. Zeker rijm blijft lekker hangen.

Voor Engels staan er ontelbare mooiboekenlijsten online. Om de leukste boeken te vinden, vroeg ik op een Amerikaanse mailinglijst voor thuisonderwijsouders wat hun favorieten waren. Naast de bekende Beatrix Potters, Shirley Hughes’s en Julia Donaldsons kwam er eentje voorbij waar ik nog nooit van gehoord had. Hairy Maclary from Donaldson’s Dairy van Lynley Dodd.

Nadat één vrouw de titel noemde, vielen drie ouders haar bij. O ja, Hairy Maclary, die moest zéker op mijn lijstje. Ik vond er een paar tweedehands om te proberen. En ze zijn enorm leuk!

Grappig, herkenbaar en een lekker repeterend rijm. De verhaaltjes zijn niet ingewikkeld, maar de woorden zijn allesbehalve kinderachtig – er komt een keur aan onomatopeeën voorbij.

Hairy Maclary felt bumptious and bustly,
bossy and bouncy, and frisky and hustly.
He wanted to run. He wanted to race.
But the main thing he wanted was something to chase!

Hairy zelf doet me denken aan het hondje dat ik als kind had, een springerige, morsige vuilnisbak.

Grote mond, maar nogal een held op sokken.

Hij is de voortrekker van een groepje buurtvrienden die allemaal op hem lijken, vanbinnen dan. Beetje bravoure, beetje naïef, dol op lekkers en dingen opjagen in het algemeen.

Ze hebben prachtige namen:

Hercules Morse (as big as a horse)
Muffin McClay (like a bundle of hay)
Schnitzel von Krumm (with a very low tum)
Bitzer Maloney (all skinny and bony)
Bottomley Potts (covered in spots)

Naast een stuk of tien Hairy Maclary’s heeft de Nieuw-Zeelandse Lynley Dodd ook wat boekjes over een kat geschreven, Slinky Malinki. Bijna even leuk, maar ik heb persoonlijk net iets meer met Hairy.

Van een paar boeken zijn tekenfilmpjes gemaakt die op youtube staan. Die moet je eigenlijk nog even niet kijken, want de voorleescadans die de boekjes juist zo verrukkelijk maakt, valt daar een beetje weg.

Eerst een boekje lezen dus. En toeval bestaat niet: dat zou deze week al kunnen! Ik geef twee Hairy’s weg. Het eerste deeltje: Hairy Maclary from Donaldson’s Dairy en Hairy Maclary’s Bone.

We hebben ze dubbel namelijk. Het zijn tweedehandsjes, want gekocht bij betterworldbooks voor een betere wereld. Maar denk je eens in, straks kun je gewoon in het bezit zijn van een afgeschreven boek uit de Madison Branch Public Library in Lakewood, Ohio. Inclusief bibliotheekkaart uit 1984. Ik zeg: collectors item.

Als je mee wilt doen, vul dan hieronder je naam in of stuur een mail via het briefpapiertje. De actie duurt tot en met aanstaande woensdag 22 februari. Vervolgens zullen wij op onze gebruikelijke, dubbelblind notarieel gecontroleerde manier een winnaar trekken die de twee boekjes toegestuurd krijgt. De uitslag is donderdag.

Hier meer mooie Engelstalige kinderboeken

Boekskes

12 februari 2012

Een klein handje uit de oogst van afgelopen maand. Het zijn allemaal boeken die bedoeld zijn voor jongere kinderen, maar persoonlijk kan ik er ook erg vrolijk van worden.

Neem De Bremer stadsmuzikanten, een rockumentaire van Het Geluidshuis. Je kunt horen dat er tijd en aandacht aan besteed is. Geen luisterboek waar Jan Meng net iets te luid de bladzijde omslaat (hoewel dat ook wel wat heeft), maar een echt hoorspel met goede acteurs en goede teksten. Heel geestig en ook heel Vlaams. Zó Vlaams, dat ik het met een gerust hart tot het vreemdetalenonderwijs durf te rekenen. Het woord microscopisch in ‘een microscopisch kleine stap’ heeft ons een vol kwartier terugspoelen en overspelen gekost voordat ik kon verstaan wat er bedoeld werd met mik-ros-koh-pis.

De dialogen zijn snel en grappig, over de dierennamen is nagedacht. Jos (‘Zjos’)  de os is gewoon leuk omdat het rijmt, maar de haan heet Cocky Bilboa, doet aan freefighten en wordt afgebeeld in prijswinnaarsbadjas als Silvester Stallone in zijn gloriedagen. De kat heet Scat, naar het ‘scatten’ in de jazzmuziek: het zingen met nonsenswoorden in de trant van sh-bee-bop-a-doo-a; waarbij ik onwillekeurig altijd moet denken aan Edwin Rutten, maar dat terzijde. Scat de kat zingt overigens reggae.

Dan zijn er nog de dingen die opvallen als je kind de cd zo vaak beluistert dat geen enkele nuance je meer zal ontgaan. De verwijzingen naar Idols, ABBA en Stromae, subtiel en zonder flauw te doen over de hoofden van kinderen die de grapjes nog niet snappen. Er zijn mooie metaforen, de slechterik is ‘slechter dan een oester van de vorige dag’. En Helmut Lotti in eigen persoon brengt het Bremer bratwurstlied ten gehore. Afijn, je moet hem zelf maar beluisteren. Hier een trailer.

Het volgende boek is prachtig in eenvoud. Vrolijk van Mies van Hout. Het bestaat uit louter bijvoeglijk naamwoorden, emoties, elk met een tekening die het gevoel weergeeft.

Zo genuanceerd, zo razend knap gemaakt, daar kan ik alleen maar paf van staan. Dit visje bijvoorbeeld, dat is heel trots op zichzelf. Dat kun je zien.

En deze is…

precies:  stinkend jaloers.

Het is een boek om honderd keer te bekijken, om bij te verzinnen (‘Waarom zou dat visje bang zijn? Wat gaat het dappere visje doen?’), om eigen emoties of die van anderen in te herkennen. Ik zie er ook wel een schrijfopdracht voor Philip en Jet in, een opstelletje over een van de vissen bijvoorbeeld. Zelfs voor beginnende lezers is het een leukerd, met al die losse woorden.

Over beginnende lezers gesproken: u wist dat er een nieuwe Vos en Haas is, hè? Een echt zwijn is stoer van Sylvia Vanden Heede en Thé Tjong-Khing. En zoals iedereen weet is elke Vos en Haas verplicht voor inwoners van het Nederlands taalgebied. Mag ik u voorstellen: Ever, in worstelpak met luipaardprint.

Ever heeft een strak pakje aan.
Wat ziet hij er stoer uit!
Hij rent en springt.
Hij puft en hijgt.
‘Wat doe je toch, Ever?’ vraagt Vos.
‘Ik trein’, zegt Ever.
Maar dat vindt Vos onzin.
Want er is geen station in het bos.

Uit: Een echt zwijn is stoer van Sylvia Vanden Heede en Thé Tjong Khing

En terwijl de verjaardagslijstjes van al mijn kinderen -degene die kunnen schrijven dan- uit elektronische wensen bestaan (Philip: ‘geld of een laptop’ / Jet: ‘een Sissi-jurk of een iPad’ / Cato: ‘viejaardagslijst van cato: een eige leptop’) doe ik of mijn neus bloed en gooi deze er tegenaan. Tip van collega H.: Het is een boek van Lane Smith.

Over Aap die in een boek zit te lezen en Ezel die tegenover hem in een stoel zakt, laptop op schoot. Ezel begrijpt niets van dat ding van Aap: hoe scroll je naar beneden? Waar moet je de gebruikersnaam invullen? Kun je ermee twitteren? ‘Nee’, zegt Aap, ‘het is een boek.’ Met de sms-versie van Schateiland in emoticons.

Ten slotte nog een aanbeveling van collega E. met bijna dezelfde titel: Een boek van Hervé Tullet.

Tullet maakte ook Een verschil van dag en nacht, het niet in het Nederlands vertaalde maar niettemin noemenswaardige Scribble Book (hier en hier voorbeeldpagina’s) en het spannende De vijf zintuigen met die originele, letterlijk zinnenprikkelende aanpak.

En hij maakte dus Een boek. Toen Cato de kaft zag, was ze niet direct enthousiast. Dat was na twee bladzijden echter volkomen omgeslagen. Het is bijna een app. Maar het is een boek.

Muizenhuis

19 oktober 2011

Voor Cato was het geen probleem om een boek uit te zoeken ter ere van de Kinderboekenweek. Er waren wel zeven boeken die ze wilde hebben. En als ze nog even doorzocht, hadden het er ook negen kunnen zijn. Terwijl ik samen met haar de planken en tafels doorzocht, groeide de stapel in mijn armen. Van een nieuwe bewerking van Don Quichote via diverse sprookjes tot een knopjesgeluidenboek van Thomas de trein, Cato is niet kieskeurig.

De winkel had ook een voorleesmeneer die alles uit de kast trok om de nieuwste boeken te pluggen. Telkens als Cato even halt hield bij een boekenplank, zeeg hij naast haar neer op de grond en begon op luider stemme een dialoog voor te dragen, terwijl hij het prentenboek omhoog hield. Daarmee won hij onmiddellijk Cato’s hart en kreeg ik het betreffende boek erbij in handen gedrukt: ‘Deze ook, mam.’

Toen we uit alle boeken een stukje gelezen hadden en ze van mij echt, echt moest kiezen, werd het Het muizenhuis van Karina Schaapman. Inderdaad een schattig boek om te zien. Prachtige, grote platen, nostalgische taferelen.

Nou heb ik een zwak voor Karina Schaapman, alleen al vanwege haar moed en levensloop. Iemand die naar eigen zeggen nauwelijks kan spellen en toch pamfletten schrijft tegen vrouwenhandel en prostitutie. Dat vind ik stoer, dat vind ik mooi. En ze kan ook nog knutselen. Alle foto’s in Het muizenhuis zijn gemaakt in het huis dat Schaapman zelf voor de muizen gemaakt heeft. Een drie meter hoog paleis van kartonnen dozen met trappetjes, huisraadjes en honderd kamertjes.

De details zijn betoverend, je blijft kijken. En daar moet het boek het ook van hebben. Eigenlijk hadden ze het beter tekstloos kunnen maken, want eerlijk gezegd vind ik de verhaaltjes een stuk minder goed. De ideeën zijn zo leuk: een schatkistje, een voddenboer waar de muizenkinderen altijd mogen helpen, een lantaarn die spannend licht geeft zodat zij denken dat hun eigen schaduw een indringer is. Je kunt er prachtige verhalen mee maken. Maar het is gewoon slecht geschreven.

‘Super’ en ‘reuze’ komen te pas en te onpas in kapitalen voorbij, op het irritante af. De titels beloven veel, maar de avonturen zijn geen avonturen. Ook niet op kleuterniveau, zoals bij Jip en Janneke en Floddertje wel het geval is. Vaak onbreekt er een clou en soms gewoon een heel einde. Bij wijze van diepgang wordt het verschil tussen de bevriende muisjes weergegeven als ‘alles wat Sam te veel heeft, heeft Julia te weinig en andersom’. En vervolgens blijkt dat nergens uit.

De beste graadmeter, Cato zelf, is ook onverbiddellijk. Hoewel ze het boek hoogst persoonlijk gekozen heeft, bleek ze thuis nauwelijks drie verhaaltjes uit te kunnen zitten. Paulus de boskabouter met zijn deftige woorden en Rintje van Sieb Postuma kunnen haar nooit lang genoeg duren, maar bij Het muizenhuis hing ze ondersteboven achterstevoren te zuchten en ging demonstratief koprollen maken om de tijd te doden.

Ik had in de boekhandel wel een vermoeden na het lezen van twee verhaaltjes, maar de platen zijn zo prachtig, dat ik me kon voorstellen dat Cato er vaker dan drie keer in zou kijken. En dat is ook zo. Zij en Jet gebruiken het voornamelijk als kijkboek, waarin ze van alles herkennen uit hun eigen leven. De muizen gaan niet naar school, hebben geheime hutten en kopen koekkruimels zoals zij zelf ook weleens op de markt mogen kopen. Er komen babymuisjes en waterpokken. Het werkt heel inspirerend.

Ze zijn al dagen met fimoklei in de weer om taarten en koek te maken. Ze hebben een winkelvoorraad geboetseerd met zeep, kaas en stokbroden. Jet heeft nu het plan opgevat om servies te kleien: muizenborden en -bekers, mooie schalen om de kleizoetigheden op te serveren.

Muisjes waren er al. Toen Jet een jaar of vier was, had ze een favoriet prenteboek: Annie Rose, het kleine zusje van Alfie van Shirley Hughes. Er was één bladzijde waar Jet geen genoeg van kon krijgen. Dat was de plaat waarop Annie Rose aan het spelen is met een klein ladenkastje en een muizenfamilie die erin mag wonen.

Dat leek Jet zo prachtig. Ze wilde niets liever dan ook een ladenkastje met muisjes. In een opwelling van ongekende creativiteit heb ik toen voor haar verjaardag zelf een muizenfamilie gemaakt, van wolvilt. En na lang zoeken vond ik zelfs een kastje met laatjes als behuizing.

Het is geen huis met honderd kamers zoals Karina Schaapman gemaakt heeft, maar Jet en Cato zijn er blij mee. Ze zijn zelfs bezig met gezinsuitbreiding: Jet naait babymuizen en Cato maakt een muis met waterpokken. De foto’s in het boek gebruiken ze als inspiratie, want die blijven beeldschoon. En de verhalen verzinnen ze zelf.

Iedere week kom ik op een plaats waar deze poster aan de muur hangt:

Het ziet eruit als een illustratieposter van Lemniscaat, maar ik heb geen idee uit welk prentenboek het komt. En met de jaren ben ik steeds nieuwsgieriger geworden. Weet een van jullie waar het van is?

Dan ga ik nu een dapper ding doen. Deze keer sta ik reacties toe onder mijn post. En nou niet meteen volplempen met chagrijnige opmerkingen, hè? Stuur die maar gewoon weer naar het contactformulier. Los geht’s!

Sneeuwboeken

23 februari 2011

Nou hoor ik u denken. Sneeuw.

U kijkt eens naar buiten, herinnert zich dat het gisteravond om 18.05 uur nog licht was en vraagt zich af: heb ik iets gemist? Is het een van die spitsvondige blogtitels? Iets met een dubbele bodem, misschien de Noordse mythologie?

Niets van dat al. Het punt is, ik loop een beetje achter. Deze stond al voor te garen vanaf begin december, toen er nog twintig centimeter sneeuw lag en ik een énige ingeving kreeg om mijn favoriete sneeuwboeken te delen. Het is exemplarisch voor de rest van mijn leven; ik loop momenteel met veel dingen achter. Met m’n mail, met de was, met uren slaap.

Gelukkig wordt het vanzelf weer winter. U moet maar zo denken: als de klimaatverandering doorzet en er in oktober al sneeuw valt, dan zit u geramd met een anticiperende, up-to-date informatiebron als deze.

Sneeuw dus. Niks fijners dan binnenkomen met rode wangen, de sneeuw nog aan je wanten, warme chocomel en een trommel speculaas en met je rug tegen de verwarming een stapel boekjes lezen.

Zoals Mijnheer Eekhoorn en de eerste sneeuw van Sebastian Meschenmoser.

Op afstand het leukste sneeuwboek dat we de afgelopen maanden lazen. De tekeningen zijn zo mooi, die wil ik wel ingelijst hebben.

De tekst is kort, mooi gedoseerd en vult de illustraties aan. Eigenlijk moet hij zijn winterslaap houden, maar mijnheer Eekhoorn wil dit jaar eens wachten tot hij sneeuw heeft gezien. Van Bok weet hij dat sneeuwvlokken nat, wit, koud en zacht zijn, maar ja, dat zijn wel meer dingen. De dieren wachten gespannen wat erop hun hoofden zal vallen.

Dan natuurlijk Wat een kou, Vos en Haas van Sylvia Vanden Heede en Thé Tjong-Khing, twee van onze geliefde duo’s.

Er valt niet zo veel over te zeggen: Vos, Haas, een pop van sneeuw en hete thee van Uil; weer een schot in de roos.

En zoals er voor iedere gelegenheid een Vos en Haas is, zo is er ook voor iedere gelegenheid een Kikker. Kikker in de kou van Max Velthuijs.

Die sneeuw, Kikker heeft het er niet zo op. Hij heeft natuurlijk ook geen laagje spek, zoals Varkentje. Of een warme vacht als Haas. Maar juist als het helemaal mis lijkt te gaan, is daar de warmte van zijn vrienden, van een lekker soepje en een gezellig haardvuur.

Deze is bijzonder: Sneeuw! van Komako Sakai.

Stille, rustige schilderijtjes die perfect weergeven hoe de wereld er uitziet als de sneeuw valt. Het verhaal is uiterst eenvoudig, de platen en kleuren zeggen alles.

Een oude hit bij alledrie mijn kinderen vanaf hun eerste jaar: Grote Beer en Kleine Beer. De sneeuwversie heet Ga je mee, Kleine Beer? van Martin Waddell en Barbara Firth. Als los prentenboek of in bundel De verhalen van Kleine Beer.

Ze gaan zo ontzettend lief met elkaar om. Grote Beer wordt nooit boos als Kleine Beer bang is of fouten maakt en Kleine Beer wil altijd helpen met klussen die gedaan moeten worden. Wanneer ze samen een wandeling door het besneeuwde bos maken, vraagt Kleine Beer bezorgd wat al die geluiden toch zijn. Grote Beer stelt hem zoals altijd gerust.

En deze dan. Meisje alleen van Christopher Wormell.

Eindeloos winterprentenboek. Ook al komt er in het begin een beetje lente, zomer en herfst voorbij, toch pakken als het sneeuwt. De tekeningen zijn kalm en zacht en geven de emoties en het verhaal goed weer. Het doet me in de verte altijd een beetje denken aan Ronja de roversdochter: nuchter bosmeisje dat één is met de elementen. Maar dan zonder vader, moeder of rovers. Dit meisje leeft met dieren.

De volgende titels zijn voor een beetje groter. Die lees je niet per stapel, maar per boek. Wel weer met je rug tegen de verwarming.

Boris van Jaap ter Haar.

Prachtig en ontroerend. Telt mee voor geschiedenis (Tweede Wereldoorlog), aardrijkskunde (Rusland) en gewoon voor de mooite. Het luisterboek wordt voorgelezen door Bram van der Vlugt – ook al zo’n winterstem bij uitstek.

De lange winter van Laura Ingalls Wilder en Garth Williams (ill.).

Voor wie bij Het kleine huis nog steeds denkt aan de altijddurende EO-serie (zoals ik tot vijf jaar geleden), laat het gáán. Zet het van je af. Ik heb zelf nooit meer van de serie gezien dan flarden jurk en bretels en bossen jarenzeventighaar op houten paardenkarren, maar ik weet dat het echte verhaal in niets lijkt op de tv-serie. Echt, de boeken zijn prachtig geschiedenismateriaal over negentiende-eeuws Amerika. [Update: zie ook blogpost ‘Levende geschiedenis: Amerikaanse pioniers’.]

Wat sneeuw betreft zijn eigenlijk alle boeken van het Kleine Huis goed. Overal komt wel een winter in voor. Maar deel 6 is wel héél fijn als het sneeuwt. Het is afzien, snijdende kou, holle ogen van de honger, een dorpsgemeenschap die elkaar helpt en er samen doorheen komt. Zalig.

Deze is voor nog iets groter, een jaar of twaalf, schat ik. Lucas in de sneeuw van Koos Meinderts en Annette Fienieg (ill.).

Hier is sneeuw het decor van de emoties van een tienjarig jongetje. Lucas is een dromerig, verdrietig jongetje. Hij heeft zijn vader verloren. Eigenlijk wil hij terug naar de zomer, toen zijn vader nog leefde. Maar de sneeuw lijkt alles weer nieuw te maken. Terwijl hij wandelt, denkt hij na over wat er is gebeurd. Tegelijk ontroerend en bemoedigend.

Ten slotte De kinderen van de Grote Fjeld van Laura Fittinghoff.

Je krijgt het al koud als je naar het omslag kijkt, maar het verhaal is hartverwarmend. Zeven broers en zussen van één tot dertien jaar zwerven met een geit door Zweden. Hun ouders zijn gestorven in het hongerjaar 1860 en om te voorkomen dat ze naar het armenhuis moeten, trekken ze erop uit en zorgen voor elkaar. Geschreven in 1907, voor het eerst in het Nederlands verschenen in 1931. Als boeken na al die jaren nog herdrukt worden, wil dat wel wat zeggen.

Terwijl ik dit lijstje halfafgemaakt op de achtergrond had bewaard, bleek Pjotr van Lenteren op zijn blog een enquête te houden naar het ultieme kerstvakantieboek. Als dat geen hysterisch toeval is, weet ik het niet meer. Pjotr had wel een paar andere criteria: het mocht Kerstig zijn (dat wilde ik niet) en er hoefde geen sneeuw in voor te komen (wilde ik juist wel), maar het is een echte winterboekenlijst: hier staan ze bij de lezerscommentaren.