Zo zorgeloos als een Jet

6 maart 2011

Mijn moeder vindt het altijd leuk om te vertellen hoe minutieus ik was als kind. ‘Als ze aan het kleuren was en de stift ging een millimeter buiten de lijntjes, dan moest de hele bladzijde uit het kleurboek gescheurd worden. Ik werd er soms niet goed van.’

Dat kan ik me inderdaad herinneren. Ik begrijp nog steeds hoe ik me destijds voelde. Ik had een vers, nieuw kleurboek en daar wilde ik wat van máken. Een boek waar je met plezier in terugbladerde, een lust voor het oog. Zo’n streepje buiten de lijntjes was me een gruwel.

Ik ben met de jaren losbandiger geworden, maar het zit er nog wel een beetje in natuurlijk. Als ik iets doe, moet het goed. Mooi, netjes. Ik kan ook nauwelijks een hele aflevering van Buurman & Buurman uitzitten. Het zweet breekt me uit bij al die mislukte projecten, gammele stellages en doorgezaagde steunberen. Is er fris behangen, ontploft er weer een rioolbuis. Een doorn in het vlees van de binnendelijntjeskleurder.

Toen kreeg ik Jet. Jet vindt het geen enkel probleem als er een streepje stift naast gaat. ‘Wat geeft dat nou? Hij is verder toch mooi?’ Ze zou er niet over piekeren deeg af te meten met een lineaal of een knutselwerkje weg te gooien als het een beetje scheef is. Philip schrijft nog altijd het liefst met potlood zodat hij foutjes kan uitgummen, Jet wilde meteen een pen. Het geeft niks als het een beetje krasserig is. Zonder gêne verstuurt ze een brief met spelfouten, ook als ik haar daarop gewezen heb (‘O, ze begrijpen wel wat er staat, hoor.’).

Jet probeert gewoon alles en als het een béétje lukt, is het prima. Dan is ze trots op zichzelf. En terecht. Want zo krijg je veel meer voor elkaar.

Vorige week heeft zij zich aan het breien gezet. Ze had mij al tien keer gevraagd steken op te zetten, maar ik wist niet meer precies hoe dat moest. En omdat ik het graag goed wil doen, wilde ik eerst twee handwerkboeken en drie instructiefilmpjes vergelijken om te zien wat ik de beste en handigste methode vond. Daar kon Jet niet op wachten.

Ze vond in de kast een breipen waar nog een klein proeflapje aan zat. Dat leek haar nou eens een mooi begin van een sjaal.

Het was niet altijd makkelijk en ik hoorde haar best een paar keer zuchten, maar over het algemeen was Jet erg tevreden met de voortgang. Ze had er gezellig een luisterboek bij opgezet.

Regelmatig hield ze haar project omhoog om te laten zien hoe ver ze was.
‘Lukt het nog?’, vroeg ik.
‘Ja, het gaat heel goed’, straalde ze. ‘Het gekke is alleen: hij wordt steeds breder, maar niet langer.’
‘Moet ik even kijken waar het verkeerd gaat?’, vroeg ik. Dat was nou ook weer niet nodig. ‘Ik geloof dat hij nu toch de lengte in gaat’, riep ze af en toe opgewekt.

De sjaal is bestemd voor mijn moeder, die vorig weekend kwam logeren. Jet wilde het eerst als verrassing houden, maar kon het toch niet laten al een tipje van de sluier voor oma op te lichten. ‘Kijk eens hoe mooi deze sjaal wordt’, zei Jet. Mijn moeder was er heel blij mee. ‘Hartstikke bedankt, schat’, zei ze, ‘die past goed bij mijn blauwe jas.’ En tegen mij: ‘Ze lijkt gelukkig niet op jou.’