In 1992 publiceerde de Amerikaan Larry Shyers zijn onderzoek naar de sociale vaardigheden van twee groepen kinderen, schoolkinderen en kinderen die hun onderwijs niet op school maar thuis van hun ouders kregen.
Kinderen in beide groepen vulden een vragenlijst in over hoe ze zich in uiteenlopende sociale situaties zouden gedragen en een tweede vragenlijst gericht op hun zelfbeeld. De groepen waren zo samengesteld dat de kinderen in allerlei opzichten vergelijkbaar waren, bijvoorbeeld wat betreft de leeftijd – tussen acht en tien jaar – het geslacht, de gezinsgrootte en de sociaal-economische status van de ouders.
Elke groep bevatte 178 kinderen. Uit een vergelijking van de antwoorden bleek dat er tussen beide groepen geen verschillen bestonden. Kinderen uit beide groepen vertoonden een relatief sterk zelfbeeld en stelden zich in sociale situaties relatief wat afwachtend op. Nu is er natuurlijk een verschil tussen antwoorden op papier en gedrag in de werkelijkheid. Daarom werden uit beide groepen 36 kinderen gekozen om in een speelkamer samen te spelen, steeds in een groepje van zes kinderen, schoolkinderen bij schoolkinderen en thuisgeschoolde kinderen bij thuisgeschoolde kinderen.
Na een kennismaking onder begeleiding van een volwassene werden de kinderen 20 minuten alleen gelaten, met de opdracht dat ze zelfstandig verder konden spelen met de diverse spelmaterialen. Hun gedrag werd op video vastgelegd. In een tweede speelsessie werd de kinderen gevraagd aan een groepsactiviteit deel te nemen: het leggen van een puzzel. Ook hiervan werden opnames gemaakt. De opnames werden vervolgens voorgelegd aan getrainde observatoren die niet op de hoogte waren van de scholingsachtergrond van de kinderen.
De uitkomst was dat de schoolkinderen veel vaker verstorend gedrag vertoonden dan de thuisgeschoolde kinderen. Shyers brengt deze voor velen waarschijnlijk onverwachte uitkomst in verband met de sociale leertheorie van Bandura. Volgens die theorie wordt de sociale ontwikkeling sterk gestuurd door het kijken en nadoen van anderen. Schoolkinderen zien nogal wat agressief en competitiegericht gedrag om zich heen bij hun klasgenoten. Thuisgeschoolde kinderen hebben daar minder last van en oriënteren zich op de voorbeelden die ze thuis om zich heen zien, van ouders, broers of zussen en speelvriendjes of -vriendinnetjes.
Het onderzoek van Shyers illustreert een derde reden om het belang van de school voor de sociaal-emotionele ontwikkeling in twijfel te trekken. Ook zonder school ontwikkelen kinderen zich op dit domein voorspoedig, voorspoediger misschien zelfs wel dan wanneer ze naar school gaan.
Bovenstaand fragment komt uit het artikel ‘Is school echt zo belangrijk voor de sociaal-emotionele ontwikkeling?’ door Henk Blok, gepubliceerd in Jeugd in School en Wereld, 89(1), 29-32. Dr. Blok is senior onderzoeker bij het SCO-Kohnstamm Instituut voor onderzoek van opvoeding en onderwijs, dat deel uitmaakt van de Universiteit van Amsterdam. Het hele artikel, dat buitengewoon de moeite waard is, staat hier te lezen.
De alineaverdeling hierboven is van mij. Aangezien er op een weblog andere eisen aan de leesbaarheid worden gesteld dan in een gedrukt artikel, heb ik het citaat in behapbare stukken geknipt.
In het fragment wordt verwezen naar de dissertatie van Larry Shyers, waarvan hieronder de volledige titel.
Shyers, Larry. 1992. Comparison of Social Adjustment between Home and Traditionally Schooled Students. Ph.D. dissertation, University of Florida.
Als je er echt geen genoeg van kunt krijgen, dan staat hier nog een artikel uit 2007 over socialisatie van thuisgeschoolde kinderen met een verwijzing naar allerhande artikelen en onderzoek.