Uit: de Volkskrant, 17 juni 2003.
Thuisonderwijs verdient meer steun
H. Blok − 17/06/03
Ouders die hun kinderen thuis les willen geven, maken weer meer kans hun wens gehonoreerd te zien worden. Toch blijven de voorwaarden nog te beperkend, meent H. Blok.
Minister Van der Hoeven van Onderwijs wil het toezicht op onderwijs verscherpen. Niet alleen de scholen die uit de openbare kas worden betaald, moeten verantwoording afleggen aan de Inspectie van het Onderwijs. Vanaf 2005 moeten ook de particuliere scholen rekening houden met de Onderwijsinspectie. En ook ouders die hun kind om principiële redenen niet naar school sturen, kunnen zich straks niet meer aan overheidscontrole onttrekken. Wie ontheffing wil van de schoolplicht, kan deze alleen nog krijgen als aannemelijk wordt gemaakt dat het kind thuisonderwijs krijgt. En ook thuisonderwijs wordt in de toekomst geïnspecteerd.
Verheugend is dat thuisonderwijs na ruim dertig jaar weer op de kaart staat. Immers, bij de herziening van de Leerplichtwet in 1969 is thuisonderwijs als alternatief voor schoolonderwijs geschrapt. Men meende destijds dat het scholenaanbod voldoende gevarieerd was om iedereen te bedienen. De overheid zweegt sindsdien in alle talen over thuisonderwijs. Maar nu wordt thuisonderwijs opeens weer gezien als volwaardig alternatief.
Maar haar voorstellen gaan ook problemen opleveren. Ouders die thuisonderwijs willen geven, kunnen zich alleen beroepen op artikel 5b van de Leerplichtwet. Alleen als zij op levensbeschouwelijke gronden bedenkingen aanvoeren tegen alle scholen in de buurt, kunnen zij worden vrijgesteld. Zulke bedenkingen zijn geloofwaardig voor Zevendedagsadventisten, voor Quakers, voor leden van de Pinkstergemeente en andere kerkgenootschappen die in ons land te mager vertegenwoordigd zijn om overal scholen te kunnen oprichten. Maar wat moet iemand van RK- of Hervormde huize die thuisonderwijs wil geven? Die maakt op een vrijstelling van de leerplicht geen schijn van kans, evenmin als iemand die niet gelovig is. Dat is een schending van het non-discriminatiebeginsel. Immers, afhankelijk van de geloofsovertuiging wordt thuisonderwijs toegestaan of niet. Ik voorzie interessante rechtszaken.
Naast levensbeschouwelijke gronden kunnen mensen ook andere, gegronde redenen hebben voor thuisonderwijs. Bijvoorbeeld omdat ze er plezier aan beleven de ontwikkeling van hun kind van nabij te volgen en geen scheiding willen maken tussen opvoeding en onderwijs. Of omdat ze opvoeding en onderwijs niet aan vreemden toevertrouwen. Of omdat ze het beter denken te kunnen dan de school. Of omdat hun kind op school inmiddels zo beschadigd is, dat ze geen andere oplossing zien. Het bizarre is dat al die mensen steun vinden in de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Het rendement van thuisonderwijs is hoger dan van schoolonderwijs. Thuisonderwezen kinderen ontwikkelen zich sneller dan schoolkinderen . Ook in sociaal en emotioneel opzicht gaat het thuisonderwezen kinderen meestal goed. Wie zijn of haar kind het beste gunt, moet zich serieus op de mogelijkheden van thuisonderwijs oriënteren.
Helaas wil Van der Hoeven de mogelijkheden voor thuisonderwijs niet verruimen. Ze is van mening dat kinderen hoe dan ook op school beter af zijn. Waar zij dit op baseert, maakt ze in haar notitie aan de Tweede Kamer niet duidelijk. In elk geval niet op rapporten van de Onderwijsinspectie. Die schreef in het laatste Onderwijsverslag dat één op de drie basisscholen onvoldoende rekening houdt met verschillen tussen leerlingen. Het schoolonderwijs biedt echt niet ieder kind voldoende kwaliteit.
Het lerarentekort brengt hier voorlopig geen verandering in. Ooit berekende ik dat het lerarentekort met 25 procent vermindert als één procent van de leerplichtige kinderen thuisonderwijs zou krijgen. Dat lijkt me nog steeds een goedkope – en verantwoorde – oplossing, zeker vergeleken met andere oplossingen als hogere salarissen, betere arbeidsvoorwaarden of het aantrekken van zij-instromers.
De voorstellen van de minister zijn interessant, maar gaan niet ver genoeg. Het wordt tijd dat voor thuisonderwijs geen restrictief beleid maar een stimulerend beleid wordt ontwikkeld.
——
Dr. Henk Blok is senior-onderzoeker bij het Kohnstamm Instituut van de UvA. Hij studeerde psychologie (afgestudeerd in 1979, cum laude) en is vanaf 1976 werkzaam in het onderwijsonderzoek. Hij promoveerde (cum laude) in 1987 bij prof. dr. A. D. de Groot en prof. dr. H. Wesdorp. Zijn proefschrift handelde over doelstellingen van het onderwijs Nederlandse taal aan het einde van de leerplicht (titel: Taal voor het leven). Tussen 1992 en 2002 is hij tevens parttime werkzaam geweest als leraar op een basisschool, eerst op een school voor gewoon basisonderwijs, later op een school voor speciaal basisonderwijs. Hij is aangesloten bij onderzoeksschool ISED (Institute for the Study of Education and Human Development) en lid van de Kenniskring Lectoraat Maatwerk Primair van Pabo Almere (Hogeschool Windesheim Flevoland).