Het lied der dwaze bijen

25 september 2014

Martinus Nijhoff wist het al: ‘Niemand kan van nature zijn hartstocht onderbreken’. Daar heb je bovennatuurlijke kracht bij nodig. Maar soms is het niet nodig om je hartstocht te onderbreken, dan kun je hem delen. Zoals deze imker. Als er iemand hartstocht heeft voor zijn hobby, dan is hij het wel.

We waren uitgenodigd door een groep thuisonderwijzers uit de buurt van Utrecht. Of we wilden meedoen aan een imkerproject: een hele middag tussen de bijen. Leren over bijenvolken, honing, het verband tussen bomen, bloemen, vruchten en bijen. En dan niet uit een boekje, maar hups, mee de bijenstal in. Daar hoefden we niet lang over na te denken.

We gingen in groepjes op bezoek bij de koningin. De kinderen die nog even op het staatsbezoek moesten wachten, deden ondertussen opdrachten in het leslokaal.

Op iedere tafel stonden attributen en aanwijzingen. Er was een grote, werkende honingslinger, waar iedereen een raat mocht uitslingeren. Een anatomisch model van een bloem: hoe heten alle delen ook alweer? Meeldraad, vruchtbeginsel, kelkbladeren… Hoe verloopt de levenscylus van een bij? Hoe smaken stuifmeelkorrels precies? Wat is het verschil tussen de angel van een wesp en die van een bij? En hoe ziet zo’n angel er van dichtbij nou precies uit?

Maar de imker zelf was het allermooist. ‘Ik heb nog nooit een imker meegemaakt die niet goed kon vertellen’, zei de juffrouw die de les coördineerde. ‘Dus: veel plezier!’

Ze had gelijk. Zelden zoveel in een middag geleerd. Over de diverse volken, over de verschillende bijendansen waarmee ze elkaar vertellen waar volop bloemen te vinden zijn, over koninginnen die op bruidsvlucht gaan. Over imkers die om elf uur ’s avonds hun volk oppakken om ze vijftig kilometer verderop te laten grazen, omdat daar een weide met volle bloemen is. Dat moet ’s avonds, want dan pas komen de bijen thuis en kun je ze met kast en al meenemen. Dan ben je dus wel pas om twee uur ’s nachts weer thuis. Maar dat geeft niet, als je bezig bent met je hartstocht.

En wat krijg je als iemand zijn passie deelt? Mensen die staan te dringen om het te mogen horen.

Mensen van alle leeftijden, die er met hun neus bovenop willen staan om te zien hoe een larve eruit ziet. Om het dekseltje op iedere cel in de raat van heel dichtbij te bekijken. Om goed te zien hoe elke cel precies het juiste formaat heeft: een beetje groter voor een dar, een beetje kleiner voor een werkbij.

En om honing te proeven, zo uit de raat.

Wist je trouwens dat een mannetjesbij niet kan steken? Philip, Jet, Cato en Victoria hebben het zelf gezien. Je kunt ze zo over je hand laten lopen. Heel schattig.

’t Is dat we nog een familie zoetwatermosselen met een compleet ecosysteem op het dressoir hadden staan, anders voorzag ik een nieuwe huisdierenfase.

De les liep erg uit. Maar dat gaf niet, zei de coördinatiejuffrouw, dat gebeurde altijd met de imker. We bedankten hem heel hartelijk. En we beloofden dat we hem onmiddellijk zouden bellen als we ergens een bijenvolk in een boom zagen hangen. Dat schijnt nog wel eens voor te komen.

Terwijl de kinderen op het erf speelden en de koningin en haar hofhouding hun poëzie voortzetten, aten wij onze meegebrachte boterhammen aan picknicktafels naast het honingraatpaleis. We zeiden tegen elkaar wat een wonder dat toch was, zo’n bijenvolk. En hoe mooi het is om je hartstocht te kunnen delen.

To op de skelter

***
Met dank aan Gerdine en Shelso voor alle foto’s!

University of Strathclyde

U denkt natuurlijk dat we maar wat lopen te lanterfanten hier, met dat armoeiige aantal blogposts. Neen, mijnheer. Er wordt gewerkt. In alle opzichten.

Als akte van bewezen diensten zal ik de komende tijd wat achterstallige werkzaamheden posten; al was het alleen maar omdat de kinderen zelf zo graag teruglezen wat ze allemaal gedaan hebben. En dan heb ik meteen een leuke binnenkomer: Philip heeft zijn eerste collegereeks met goed gevolg doorlopen, aan de Universiteit van Strathclyde. De Universiteit van Strathclyde? Jazeker, de Universiteit van Strathclyde.

Ik had bij collega Josh gezien dat haar dochter online een universitaire cursus plantenbiologie had gedaan (kijk maar). Vervolgens werd ik door collega Katrin getipt over een keuzevak dat Philip misschien leuk zou vinden: een inleiding in forensisch onderzoek.

Het bleek inderdaad tot de verbeelding te spreken: Philip zag zichzelf al bloederige taferelen fotograferen, slinkse vragen stellen aan oude dames in rietgedekte landhuizen, ijsberen door verhoorkamers met onwillige verdachten, om peinzend vanachter een pul verschraald bier het vraagstuk op te lossen. Op het nippertje uiteraard, met gierende banden en getrokken pistool. En het oude dametje bleek een valse travestiet met een vadercomplex en een mausoleum van noodlottig omgekomen buurtbewoners in de achtertuin.

Zo kwam het dat we Philip inschreven bij de Universiteit van Strathclyde te Glasgow, voor het online-college ‘Introduction to forensic science’, een case study van een waargebeurd misdrijf onder de veelzeggende titel ‘Murder by the Loch’.

Loch Lomond, Schotland

Het werd niet helemaal de Midsomer Murders die hij in gedachten had, maar het was zeker de moeite waard. Zelf had ik me wel een beetje verkeken op de hoeveelheid tijd die er voor mij persoonlijk in ging zitten. Omdat het een bachelorvak is, en Philip (14) wel goed is in Engels, maar zijn taalbeheersing niet vloeiend is, had ik beloofd hem erbij te helpen – vertalen en uitleggen waar nodig. Dat betekende dat ik dus ook vier uur per week aan de schotwonden en vingerafdrukken zat.

Nou mag ik graag een gezellige detective zien, bij voorkeur met wasabinootjes en een glaasje rood, maar na vier weken had ik de wetenschappelijke disputen over dna-onderzoek, bloedspetterpatronen en schoenzool-analyse wel een beetje gehad. De laatste twee modules heeft Philip daarom in zijn eentje gedaan. En kijk eens naar het resultaat.

Hij heeft er twee weken langer over gedaan dan ervoor stond, maar hij heeft alle toetsen gehaald, met een gemiddelde van 92%. Het voelt meteen een stuk veiliger in huis.

  • Hier meer over de ‘Introduction to forensic science’.
  • Philip schreef zich in bij Futurelearn, een verzamelplek van Massive Open Online Courses (MOOC’s). Via dit platform en vergelijkbare aanbieders als Coursera en edX, kun je kiezen uit duizenden colleges van universiteiten over de hele wereld. Als je googelt op ‘MOOC’ kom je nog veel meer tegen.
  • Tip: als je moeite hebt om het Engels te verstaan (Philip vond het Schotse accent van de voice-over best lastig), dan helpt het om de Engelstalige ondertiteling aan te zetten. Vaak bevatten colleges een ondertiteling voor doven en slechthorenden; door de tekst te horen en tegelijkertijd te lezen, krijg je er veel meer van mee.
  • Twee jaar geleden deden Philip en Jet ook een Schooltv-les over erfelijkheid aan de hand van forensisch onderzoek: Wie is de dader?

De kleinste vrede

24 februari 2014

Olijfboom
Vorige maand nog schreven Philip en Jet een gedicht van hem over, en nu is Leo Vroman niet meer. Geen volslagen onverwachte gebeurtenis, want hij is met zijn 98 jaar niet in de wieg gestorven, maar het is toch iets wat je een paar dagen bezighoudt. Dat je een weekend lang ‘Kom vanavond met verhalen…’ in je achterhoofd voelt soezelen, zeg maar.

Dat soezelt alleen in je hoofd als je het kent, natuurlijk. Daarom wil ik zo graag dat Philip, Jet, Catootje en straks Victoria al die regels ook kennen. Van Vroman, Elsschot, Slauerhoff, Vasalis, Achterberg, Bloem. De namen bij elkaar zijn al bijna poëzie.

Mijn kinderen hoeven niet per se hele gedichten uit hun hoofd te kennen, hoewel dat wel het mooiste is, maar een paar strofen zijn wel goed. Genoeg om het gedicht te kunnen opzoeken als je het wilt voorlezen aan je geliefde, om het te laten opborrelen op onverwachte momenten, als je iets op straat ziet gebeuren, naar een schilderij kijkt of op het nieuws hoort dat de dichter is overleden.

Ik heb me altijd voorgesteld dat Leo Vroman het onuitstaanbaar slimste kind van de klas was. Goed in alles. Niet alleen in wiskunde, nee, ook nog eens creatief, met zijn schrijven en formidabele taalgevoel. Empathisch, want een dichter, waarschijnlijk ook nog grappig, lief voor dieren en bij tekenen weer de beste. Ik weet niet hoe hij in sport was, maar het zou wat mij betreft genoeg zijn geweest om met lood in mijn schoenen naar de schoolreunie te gaan.

Gelukkig heeft Vroman veel uitgedeeld van zijn talenten. Hij werd wetenschapper, bioloog en bloedonderzoeker, tekende, schilderde en dichtte. De regels hierboven komen uit zijn bekendste gedicht ‘Vrede’. Moet u zelf hier maar even lezen. Er is al veel op los geanalyseerd, maar wat ik nog interessanter vind, is dat hij 57 jaar na ‘Vrede’ een ander gedicht publiceerde. Nou moet u eerst ‘Vrede’ lezen en dan deze:

De kleinste vrede

Als een musje van achttien gram
met wat olijfdrab aan zijn teentje
op een ochtend bij ons kwam,
en nog eentje, en nog eentje,

dan na onderling beramen
keken zij mij even aan
en tjilpten een verhaaltje samen,
ik zou er geen tjilp van verstaan,

maar zou een vrede ondergaan en
dan voelde ik alle haat en
pijn dit land verlaten.
En o mijn tranen.
O mijn tranen

Uit: Leo Vroman, Daar, 2011.

Mooi, hè? De afschuwelijke beelden en grofheid uit ‘Vrede’ en dan het tere van ‘De kleinste vrede’. Je kunt je tranen laten vloeien, terwijl je tegelijkertijd de haat en pijn afwijst die de tranen veroorzaakt hebben. Ik zou toch naar die schoolreunie gegaan zijn om hem daarvoor te bedanken.

Teylers

22 december 2013

Er zijn van die lessen, die kunnen je op alle fronten verrassen. ‘Etsen als Rembrandt’ was er zo een, in Teylers Museum. Onze laatste grote Rembrandtfrenzie was al even geleden en Jet had vorig jaar in het Rembrandthuis wel wat hand- en spandiensten mogen verrichten bij de etsdemonstratie, maar geen van de kinderen had zelf echt geëtst.

Ik had mijn verwachtingen echter niet te hoog gespannen. Tekenen op commando werkt bij Philip en Jet als een rubber hamer tegen het voorhoofd – als er al een reactie komt, is die zelden vrolijk en opbouwend.

Maar de museumdocenten van Teylers waren fantastisch. Deskundig, nuchter, bezield en vreselijk aardig. Alles wat je nodig hebt om je op je gemak te voelen.

De uitleg was helder. En geruststellend voor degenen die zeker wisten dat ze echt niet konden tekenen en toch geen inspiratie hadden.

‘Als je niks weet, maak je toch gewoon een stokpoppetje of schrijf je je naam?’ zei de mevrouw. ‘Dat wordt juist heel leuk met deze techniek.’

Ze leerden over de verschillende etstechnieken: je smeert een metalen plaat in met was, krast je tekening uit en legt de plaat vervolgens in een zuurbad. Het metaal in de opengekraste lijnen wordt aangevreten door het zuur terwijl de rest van de plaat beschermd is door de was – zo wordt de tekening in de plaat geëtst.

Je kunt ook zonder waslaag en zuurbad werken, door direct op een plaatje te krassen. Met een burijn (een soort gutsje) of droge naald bijvoorbeeld. Daarmee krijg je verschillende effecten.

Van boven naar beneden: ets, burijn en droge naald.

Een ets in was ziet er scherp uit, met burijn wordt de lijn wat voller, en de naald geeft een braampje langs de randen. Als je de ets daarna afdrukt, worden de randen fluweelachtig en pluizig, omdat de inkt achter het braampje blijft zitten. Rembrandt gebruikte alle technieken, soms zelfs in één werk, zoals bij De drie bomen.

De drie bomen (1643)

De drie bomen (1643)

De kinderen gingen met de drogenaaldtechniek aan de slag. Ze zouden een tekening maken,

174

en deze vervolgens overkrassen op een plaatje van plastic (werkt prima in plaats van metaal).

Daarna smeerden ze de etsplaat in met inkt,

en werd de overtollige inkt er met een papiertje afgeveegd. ‘Overtollig’ is subjectief natuurlijk. De ene keer is het juist mooi als je wat extra donkere vegen hebt en de andere keer wil je liever een strakker lijntje.

Vervolgens legden ze de plaat op schoon papier en haalden hem door de drukpers.

Als je trots bent op het resultaat, wil je meer afdrukken maken. In je achterhoofd speelt altijd mee hoeveel mensen je gelukkig kunt maken met een echte Cato.

Het leuke van graveren is dat je je werk gaandeweg kunt uitbreiden. Je kunt bijvoorbeeld beginnen met een varaan en later besluiten dat hij nog gras onder zijn voeten moet hebben. Dan kras je dat erbij in je etsplaatje en maak je een nieuw afdruk.

Freek Vonk meets Jacob van Maerlant
Door Cato, 6 jaar.

En het leuke van enthousiaste leraren die goed zijn in hun vak en alle tijd voor je kunnen nemen, is dat je trots bent op je werk. Ook al had je gedacht dat je echt, absoluut, helemaal niet kon tekenen. Laat staan graveren.

Balletschoenen
Jette, 11 jaar.

Pistool
Philip, 14 jaar.

Als in hetzelfde pand dan ook ‘De 100 mooiste Rembrandts’ hangen, ga je uiteraard kijken. Met kijkwijzer of speurtocht en soms een vergrootglas.

En met een kennersblik.

Als collega’s onder mekaar, om te zien wat hij ervan gebakken heeft.

Het begint bij een uurtje

13 december 2013

Schaatsen leer je door je eerste slagen te maken. Tekenen door je eerste potloodstreep te zetten. En programmeren leer je door je eerste uur te coderen. Dat is de gedachte achter de campagne ‘Hour of Code’ die deze week van start ging in de Verenigde Staten.

Het is de bedoeling dat tien miljoen mensen van groot tot klein kennismaken met programmeren. Of zoals president Obama in een promotiefilmpje zei: ‘Don’t just buy a new video game, make one. Don’t just download the latest app, help design it.’

In Nederland heb ik er weinig over gehoord, maar ik vond het een goed idee om de kinderen eraan mee te laten doen. Philip heeft jaren geleden een poosje geprogrammeerd met Scratch, maar daar kon hij zich weinig meer van herinneren (daar doe je het voor, als ouder). Omdat zo’n beetje alle educatieve websites aan de campagne meedoen, is er een keur aan programma’s om uit te kiezen.

Philip begon bij Khan Academy, waar hij al een eigen account heeft – het is soms handig om concepten van zijn Singapore Math in een filmpje te zien. Khan is altijd helder, duidelijk en efficiënt, vind ik. In deze snelcursus programmeren leer je een e-card te maken.

Klik op het plaatje voor een directe link naar Khan Academy’s Hour of Code.

De volgende dag ging Philip verder op HourOfCode.com, de site die speciaal voor deze week in het leven geroepen is. Daar word je bijgestaan door beroemdheden als Mark Zuckerberg (hij van Facebook) en Bill Gates bij het programmeren van een spelletje Angry Birds. In tegenstelling tot Khan gebruik je hier geen losse cijfers en letters, maar het programma blockly, waarmee je blokjes met commando’s kunt slepen. Als je de hele les doorlopen hebt, ontvang je een certificaat.

De campagne gaat er prat op dat alle leeftijden op deze manier kunnen leren programmeren, ook kleuters. Nou is Cato natuurlijk alláng geen kleuter meer, dus het leek haar een makkie. Ze had ook al even met Philip meegekeken hoe het moest. En tadaa.

Onze favoriete app Brainpop doet ook mee aan Hour of Code: al hun filmpjes in het onderdeel ‘computer science’ zijn deze week gratis toegankelijk. Mocht je Brainpop nog niet kennen, dan moet je beslist even kijken. Het is een fantastische bron van algemene kennis. Iedere dag krijg je een tekenfilmpje over een ander onderwerp, van geschiedenis tot kansberekening en klassieke muziek, en daarnaast is een aantal filmpjes gratis beschikbaar. Voor een paar euro per maand kun je ook toegang krijgen tot het hele archief, als je dat zou willen. Wel in het Engels, maar niet al te ingewikkeld, mede door de duidelijke animatie. Hier staat meer over de app. Je kunt de filmpjes ook via internet kijken; dan moet je even op het plaatje klikken.

Klik op het plaatje voor alle tekenfilmpjes over computer science.

De kinderen hopen dat ik me ook wil gaan bekwamen in het programmeren. Dat was nadat ik hen gisteren het huis door joeg omdat ze, opgeslorpt door anderhalf uur ‘computer science’, vergeten waren hun rotzooi op te ruimen en de overblijfselen van het optuigen van de kerstboom iedere vierkante meter in huis bedekten. Zij denken zelf dat er vooral mooie kansen liggen in de richting van de robotica.

  • Hier een eerdere post over programmeren voor kinderen.
  • Als je je eerste uur volbracht hebt, biedt de campagnesite veel mogelijkheden om je vaardigheden uit te breiden. Van javascript tot het maken je eigen app of tekenfilmpje, voor zesjarigen tot ouden van dagen: hourofcode.com.

‘Ieder kind het beste uit zichzelf laten halen. Dat is de kern van het onderwijs,’ schreef staatssecretaris Dekker vorige maand in de Volkskrant. Het onderwijs moet flexibeler, meer aan het kind aangepast. Daar zal geen juf of meester het mee oneens zijn. Maar als je de touwtjes aan elkaar moet knopen met rugzakbandjes en je kostbare tijd moet verdelen tussen 32 kinderen én mijnheer Cito die van dag tot dag wil weten of je de leerlijn er al ingemasseerd hebt, dan is het soms lastig om flexibel te zijn.

Zelf vind ik thuisonderwijs bij uitstek geschikt voor kinderen die moeite hebben met de reguliere lesstof. Maar voor kinderen die veel méér kunnen, kan het ook een goede optie zijn. Deze brief kreeg ik van twee veertienjarige, Nederlandse meisjes die in het buitenland wonen. Ze hebben hem al aan staatssecretaris Dekker en Karin Straus van de VVD gestuurd, maar ik mocht hem hier ook plaatsen. Dank jullie wel, Anne-Sophie en Rosamond!

Geachte staatssecretaris Dekker,

Wij zijn twee leerlingen in de zesde klas van het gymnasium en krijgen al bijna vier jaar thuisonderwijs. Hier hebben wij en onze ouders om verschillende redenen voor gekozen. Ten eerste hebben wij op onze openbare basisschool allebei twee groepen overgeslagen, omdat we voor liepen op onze leeftijdsgenoten. Op de middelbare school begon het werk alweer minder uitdagend te worden, maar we wilden niet nogmaals versnellen om in de klas te komen bij leerlingen van drie à vier jaar ouder dan wij. Thuisonderwijs was hiervoor de perfecte oplossing. Daarnaast zijn wij meerdere malen internationaal verhuisd sinds we op de middelbare school zitten. Omdat we uiteindelijk een Nederlands diploma wilden behalen, kozen we er toen voor om Nederlands onderwijs te blijven volgen via de Wereldschool. We volgden met de Wereldschool afstandsonderwijs voor een aantal vakken, maar voor andere vakken kozen we voor thuisonderwijs. Zo hadden we voor Latijn en Frans privéleraren en kregen we voor wiskunde, Engels en Duits les van onze moeder. Deze combinatie van afstands- en thuisonderwijs gebruiken wij nog steeds.

Thuisonderwijs heeft het voor ons mogelijk gemaakt om meer te doen en beter te presteren dan wanneer we op school zouden zitten. Zo hebben we op dertienjarige leeftijd met goede resultaat het staatsexamen biologie kunnen maken en het jaar daarna de examens Engels, ANW, scheikunde en geschiedenis. Als we aan het eind van dit schooljaar onze diploma behalen, zullen we vijftien zijn. Verder hebben we allebei een driedubbel profiel kunnen kiezen, terwijl dit op de meeste scholen niet kan in verband met roosters en lestijden. Doordat we niet aan een schoolrooster gebonden zijn, maar onze tijd zelf kunnen indelen, hebben we bovendien tijd om op wedstrijdniveau te roeien, ieder twee muziekinstrumenten te beoefenen en in twee verschillende koren te zingen. Het zou niet mogelijk zijn om dit allemaal te doen als we op school zaten.

Het recht op thuisonderwijs is in Nederland al zeer beperkt vergeleken met andere landen. Sinds 1969 is het geven van thuisonderwijs alleen mogelijk bij een vrijstelling van de leerplicht op grond van richtingsbezwaren tegen scholen in de omgeving. Nu zijn er plannen om dit recht nog sterker in te perken en thuisonderwijs zelfs illegaal te maken. In uw brief aan de Tweede Kamer van 13 juli 2013 schrijft u dat u de vrijstelling op grond van richtingsbezwaren wil laten vervallen en hiertoe een wetsvoorstel zal voorbereiden. Wij vinden dat het recht op thuisonderwijs een belangrijk aspect van de onderwijsvrijheid is dat niet afgenomen mag worden.

Helaas heeft de ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geen waardering voor deze vorm van onderwijs. In uw brief voert u twee hoofdbezwaren ertegen aan. Ten eerste zou het nadelig zijn voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind en ten tweede zou er geen duidelijkheid zijn over de kwaliteit van het onderwijs. Toezicht van de overheid op het thuisonderwijs vindt u geen goede oplossing voor dit tweede bezwaar.

U bent naar eigen zeggen ervan overtuigd dat ‘de dagelijkse gang naar school essentieel is voor de brede sociaal-emotionele ontwikkeling van ieder kind’. U meent dat kinderen op school leren omgaan met anderen en leren dat zij onderdeel uitmaken van een brede maatschappij. Bij thuisonderwijs zou het kind ‘de kans op een brede sociaal-emotionele ontwikkeling die kenmerkend is voor het schoolonderwijs [worden] onthouden’. Schoolgang is echter lang niet de enige of de beste manier om zich sociaal-emotioneel te ontwikkelen. Contact met anderen kan ook buiten school plaatsvinden, bijvoorbeeld bij sportverenigingen of koor- of orkestrepetities. Een kind kan zich sociaal-emotioneel ontwikkelen en ontplooien zonder de invloed van een school. Bovendien is de klas geen weerspiegeling van de maatschappij. Op school zit een kind elke dag samen met dezelfde groep van 25 leeftijdsgenoten en dezelfde volwassenen. Op de middelbare school bestaat deze groep ook nog uitsluitend uit mensen die een ongeveer gelijke academische capaciteit hebben. Op school hebben kinderen dus vooral contact met een beperkte groep, die op henzelf lijkt wat betreft leeftijd en schoolniveau. Een thuis onderwezen kind dat dagelijks omgaat met buren, teamgenoten, vrienden en anderen in zijn omgeving zal niet minder sociaal-emotionele stimulatie krijgen dan een leeftijdsgenoot die naar school gaat. Uit een onderzoek uit 1997 naar thuis onderwezen kinderen in de Verenigde Staten is gebleken dat deze kinderen regelmatig deelnemen aan gemiddeld 5,2 activiteiten die buitenshuis plaatsvinden, zoals sport of vrijwilligerswerk1). 98% van thuis onderwezen kinderen nam regelmatig deel aan twee of meer activiteiten. Wij hebben zelf dagelijks contact met vrienden en anderen door onze muzikale en sportieve activiteiten.

Verder heeft u bezwaar tegen de onduidelijkheid omtrent de kwaliteit van het onderwijs bij vrijstelling van de leerplicht. U wijst erop dat ouders bij vrijstelling niet verplicht zijn om voor vervangend onderwijs te zorgen. Ook als zij dat wel doen, is er geen toezicht op de kwaliteit van dit onderwijs. De Onderwijsraad adviseert de overheid om kwaliteitseisen aan en inspectietoezicht op het thuisonderwijs in te voeren. U vindt dit voorstel onwenselijk, omdat de overheid in dat geval verantwoordelijkheid zou moeten nemen voor de kwaliteit van thuisonderwijs en omdat u verwacht dat overheidstoezicht op thuisonderwijs moeilijk uitvoerbaar zou zijn.

Onzekerheid over de kwaliteit van het thuisonderwijs is geheel onnodig. Keer op keer blijkt dat thuis onderwezen kinderen bovengemiddeld presteren vergeleken met kinderen die naar school gaan. In het eerder genoemd onderzoek uit 1997 scoorden kinderen die thuisonderwijs kregen gemiddeld tussen het 80e en het 87e percentiel op nationale toetsen, terwijl het 50e percentiel de norm is op scholen. Volgens een onderzoek uit 2009 haalden thuis onderwezen kinderen scores van het 84e tot het 89e percentiel2). Factoren zoals het inkomen of opleidingsniveau van de ouders hadden weinig invloed op deze hoge scores. De kwaliteit van thuisonderwijs is over het algemeen dus juist beter dan die van schoolonderwijs.

Bovendien blijkt overheidstoezicht op het thuisonderwijs helemaal geen invloed te hebben op de kwaliteit. In het hierboven genoemd onderzoek uit 2009 vergeleken onderzoekers testresultaten van thuis onderwezen kinderen uit deelstaten die veel of juist weinig toezicht houden op thuisonderwijs. De scores bleken onafhankelijk te zijn van de mate van overheidstoezicht. Het is dus niet nodig om toezicht te houden op de kwaliteit van het onderwijs. Als toezicht op thuisonderwijs toch gewenst is, dan hoeft dit niet zo moeilijk uitvoerbaar te zijn als u verwacht. Alle thuisonderwijzers van Nederland zijn al bekend bij de overheid. Het is niet moeilijk om te eisen dat alle kinderen vóór hun negentiende een diploma moeten behalen door het staatsexamen af te leggen. Een andere oplossing zou zijn om gezinnen die voor thuisonderwijs kiezen te verplichten tot een jaarlijks gesprek met een leerplichtambtenaar, waarbij de ouders een portfolio met het recente werk van de kinderen laten zien en overleggen over een planning voor het komend jaar.

Het is duidelijk dat thuisonderwijs een succesvolle onderwijsvorm is die past in een samenleving waar de kwaliteit van het onderwijs een prioriteit is. Wij vinden dat het recht op thuisonderwijs niet alleen behouden, maar zelfs uitgebreid moet worden. Iedereen zou moeten kunnen kiezen voor een vorm van onderwijs die goede academische resultaten oplevert en zoveel mogelijk ruimte laat voor het ontplooien van eigen talenten. Wij hopen dan ook dat de VVD het recht op thuisonderwijs zal steunen.

Hoogachtend,
Anne-Sophie en Rosamond

———————-

1) Strengths of Their Own—Home Schoolers Across America: Academic Achievement, Family Characteristics, and Longitudinal Traits, Dr. Brian D. Ray, 1997

Terug

2) Progress Report 2009: Homeschool Academic Achievement and Demographics, Dr. Brian D. Ray, 2009.

Terug

Van den vos Reynaerde

12 september 2013

Ik kon niet wachten tot Philip geboren werd. Lang voordat ik van het bestaan van thuisonderwijs afwist, lang voordat er sprake was van een tweede kind, laat staan een vierde, wist ik dat ik mijn eerstgeborene zou vertellen over Beatrijs, Reynaert, Mariken, Brandaan, Gijsbrecht en honderd andere helden. Plus alle gedichten van Huygens.

Ach, ik zou het zo anders doen dan die saaie middelbareschoolmanier die me alle plezier in lezen had ontnomen. Ik zou het stof eraf blazen, de diamant blootleggen, de personages tot leven wekken. Gewoon náást school, als ouderbijdrage. We zouden citeren, naspelen, redetwisten en hij zou me dankbaar zijn, mijn zoon, voor zoveel fijne bagage.

Maar toen bleek dat drie jaar net wat te jong was voor het hemelse gerecht dat zich ten lange lesten heeft erbarremd over mij, en mijn benauwde veste. Bovendien kroop hij al achter de bank bij Theodoor Sleepboot; misschien was het dan ook te vroeg voor Moenen met het ene oog.

Nou ja, daarna kwam Jet. En toen bleken ze Winnie de Poeh leuker te vinden dan de verzamelde gedichten van Huygens. Ik heb het nog wel geprobeerd, zachtjes fluisterend: ‘Droom ik en is het nacht, of is mijn ster verdwenen…’ in hun oor, maar dan vroegen ze of ik de stem van Iejoor wilde nadoen. Moet ik nog vertellen dat daarna Cato geboren werd?

Maar nu was het eindelijk zo ver. Eerlijk gezegd was ik mijn voornemen alweer een beetje vergeten, ware het niet dat ik tegen deze aanliep.

Verhalen voor de vossenbroertjes, het langverwachte vervolg op Van den vos Reynaerde van Lida Dijkstra en Thé Tjong-Khing. Die leek me zo leuk. Maar dan moesten ze wel eerst de echte kennen.

Uit mijn vorige leven heb ik een aantal versies van de Reynaert in de kast staan, van deftig en saai tot vrolijk met gekleurde miniaturen, maar zelf vind ik dit de beste introductie.

De reeks Tekst in context van Amsterdam University Press is perfect voor iedereen die de oude meesterwerken wil leren kennen. Of voor iedereen die het verhaal al kent, maar gewezen wil worden op grappige of opmerkelijke dingen en wil begrijpen waarom het negenhonderd jaar geleden al mooi gevonden werd, en nu nog steeds.

Ik geef toe dat Philip en Jet niet de stralende ogen hadden die ik verwachtte toen ik zwaaiend met de boeken aankondigde wat we gingen doen. En ik mocht het al helemaal niet in het Diets voorlezen (‘Alsjeblieft, zeg. Er staat toch een vertaling bij?’). Maar halverwege het verhaal vonden ze het toch heel leuk. Er waren zelfs middagen dat zij wilden doorgaan terwijl ik wilde stoppen. Als je eenmaal bezig bent, is er zo veel te vertellen – en hoe meer je te weten komt, hoe meer je zelf in het verhaal ontdekt.

Na de echte Reynaert gingen we over op de rapversie.

Toen konden we eindelijk Verhalen voor de vossenbroertjes van hierboven lezen. Daar luisterde Cato ook gezellig mee; de oorspronkelijke Reynaert bevat -nachtmerrietechnisch- iets te veel seks en geweld voor een zesjarige. Met de Vossenbroertjes kreeg ze de gekuiste versie, een beetje anders en toch leuk. Met als bonus de tekeningen van Thé Tjong-Khing; bijna net zo mooi als een Middeleeuwse miniatuur.

  • Bij gebrek aan enthousiasme bij mijn eigen kinderen had ik u graag mijn mooiste Diets laten horen, maar ik ben op het moment niet zo goed bij stem. Als pleister op de wonde hier het beginnetje van de Reynaert zoals het ongeveer geklonken moet hebben.
  • Tekst in context heeft tot nu toe elf werken in de reeks, van Karel ende Elegast tot Max Havelaar. Veel delen bevatten niet de complete tekst, maar een grote selectie van het besproken werk, met telkens een samenvatting van de overgeslagen stukken. Oorspronkelijk bedoeld voor middelbare scholen, maar hartstikke geschikt voor particuliere geïnteresseerden – zonder de waterige, verbleekte, zoveel-mogelijk-gortdroge-informatie-op-één pagina-met-lekker-veel-kaders-tekst die veel schoolmethodes kenmerkt. Achterin staan vragen die je jezelf zou kunnen stellen, van simpel tot best ingewikkeld. Mocht je daarmee aan de slag willen, maar onzeker zijn over je antwoorden, dan is er bij ieder deel een docentenaanvulling van 30 pagina’s antwoorden en uitleg.
  • De rapversie is van Charlie May, Reinaert de vos… gerapt, isbn 9789025110765.
  • Philip en Jet hebben zelf nog een Reynaertvariant gelezen:  RotVos! een vertelling van Frank Pollet. Zij vonden het wel aardig, maar ik was er niet kapot van. Het boek is een modern spiegelverhaal van het origineel, over schoolkinderen die een feest geven waarop een van de kinderen (een jongen die Rein heet) niet uitgenodigd is. De directeur van de school heet Noël Leeuwenhart en de rest van de kindernamen zijn ook varianten op het origineel. Mij iets te gemakkelijk. Bovendien niet zo geweldig geschreven.
  • Alle 3469 verzen van de Reynaert staan online, hier op de dbnl. Als achtergrond kun je er de informatie op literatuurgeschiedenis.nl bij nemen.
  • Als je er helemaal geen genoeg van kunt krijgen, is er nog de deftige versie van Lulofs: Van den vos Reynaerde, isbn 9789065506757. Of deel 1 van de recentere Reynaert in tweevoud, bezorgd door Bouwman en Besamusca, isbn 9789035123922. Die gebruiken ze ook in het wetenschappelijk onderwijs.