Opdat wij niet vergeten

30 augustus 2010

Toen mijn looprondje gisteren veranderde in een hink-stap-sprongparcours met als extra hindernis het Ontwijken Van Neervallende Grote Takken dacht ik: hee, het is toch zomer?

Ja, ik wist het zeker; het was nog maar een paar weken geleden dat we kapucijners aten die aan onze eigen planten gegroeid waren.

Kilo’s hadden we ervan.

Dat weet Jet zich maar al te goed te herinneren. Zoals ze nu ook weet dat als je één keer zegt: ‘O leuk, mag ik dat doen?’, je dan als een soort Repelsteeltje wordt achtergelaten in een kamer vol blauwschokkers en er pas weer uit mag komen als je alles weggewerkt hebt.

Er zijn wel sprookjesfiguren die je willen helpen, op hun eigen manier.

Ik kon het me zo goed herinneren. Drie keer in de week kropsla en rucola. Radijsjes die we telkens oogstten. En worteltjes, Parijse en gewone.

Veel aten we ter plekke op, alleen afvegen aan je mouw of schoonwassen in de kruiwagen die we -bij gebrek aan een tuinslang- met water hadden gevuld om onze dorstige tuin mee te laven.

Omdat hink-stap-sprong niet mijn beste onderdeel is, probeerde ik er nog enige schwung in te brengen door als een hinde over het neergewaaide geboomte te springen. Hierbij gleed ik uit over de gevallen herfstbladeren en verloor mijn laatste restje waardigheid ten opzichte van passerende auto’s en fietsers.

Ik mijmerde over het plezier dat zo’n tuintje geeft. Zonder geregisseerde ‘leermomenten’ ontdekten we vanzelf hoe je piepjonge sla herkent tussen onkruid. We kwamen erachter dat aardappels veel ruimte innemen, maar vreselijk leuk zijn om in je tuin te zetten. Van een enkele pootaardappel hadden we vier kilo opbrengst. We hebben er nog drie staan, als ze inmiddels niet weggerot zijn in de watervloed.

Ik dacht aan de -verder heel normale- vrouw met de aangrenzende volkstuin die geen idee had hoe radijs groeit. Toen ze ons zaaibedje zag, zei ze: ‘Zijn dát radijsjes? Die groeien toch in trosjes aan een struik? In de winkel koop je ze ook aan zo’n bosje.’

Dat zal Cato niet overkomen. Zij heeft met haar drie jaar gezien hoe tuinbonen groeien, en paksoi. Uit ons dertig-vierkante-meter-assortiment weet ze precies wat ze wel en niet in haar mond kan stoppen. Pluksla, snijbiet en sugar snaps wel, bladeren van de tomatenplant niet. Ze graast tussen de paadjes en onthoudt dat je de meeste bloemen niet mag eten, maar sommige wel, zoals Oost-Indische kers.

Die is lekker, joh. Smaakt naar tuinkers.

Als ik mijn ogen sluit kan ik de warmte nog voelen. Hoor ik de merels zingen in de verder stille tuin, op een zaterdagmiddag als ik er in mijn eentje ben. 

Ik zie het kleed op het gras, de vriendin met wie ik praat, het restje wijn, een sigaret (ik rook een beetje op feesten en partijen). Ik zie de kinderen die elkaar achternazitten met waterpistolen en af en toe laten zien wat voor moois ze gevonden hebben.

Of even uitblazen van hun spel.

Terwijl het begon te regenen, vroeg ik me af of ik me misschien een jaar vergist had. Was het vorig jaar geweest, al die zon?

Nee, ik heb bewijs. De pitjes die ik in februari uit een cherrytomaat peuterde, hebben gezorgd voor twee kilo vuurrood nageslacht. We aten er vandaag weer van. En er hangt nog minstens zes keer zoveel te rijpen.

Mooie dingen raken weleens kwijt in de alledaagsheid. Dan moet ik mezelf in mijn nek grijpen en mijn neus door het bovenste laagje kroos naar het heldere water duwen. Daar zijn ze nog, de beelden, de geuren, de klanken. Dan vergeet ik niet meer dat het zomer was.

Ha, courgette!

2 augustus 2010

Wij pachters van een volkstuin, wij hebben een zesde zintuig. Nochtans bewerken wij geconcentreerd het land, maar zodra het tuinhek piepend opengaat, weten wij of er een vaste tuinder of een onregelmatige bezoeker binnenkomt.

In het eerste geval volstaat een hoofdknik, in het tweede geval zetten wij het op een lopen om de andere volkstuinders de loef af te steken. Wij hollen de gast tegemoet, onder iedere arm een courgette ter grootte van een prehistorische knots. Als wij de argeloze bezoeker genaderd zijn, vragen wij quasi-nonchalant: ‘Heb jij misschien nog interesse in courgette?’

Ach, het is zo’n dankbare plant. Zo heel anders dan de kapucijner, die vertroeteld wenst te worden, opgebonden, gewied rond de wortels. Nee, dan de courgette. Na een incubatietijd van drie weken vensterbank kun je hem gewoon aan zijn lot overlaten. Met een beetje mazzel hoef je alleen een zaadje in de grond te stoppen; zon en regen doen de rest.

Het is een moestuingroente die garant staat voor een weelderige bloei en oogst. Je ziet de eerste kleine courgette, 10 centimeter groot, en denkt: ik wacht nog even, nog éven, tot hij zo groot is als die bij de groenteman. Als je drie dagen later komt, ligt daar het formaat van een kinderarmpje. En wanneer je hem onverhoopt nog even laat zitten, heeft hij de omvang van het dijbeen van een volwassen man.

Machtig mooi natuurlijk, met twee courgetteplanten (eentje voor ’t verlies) kun je bijna dagelijks oogsten. Maar na een paar weken plukfeest merk je toch wat bedrukte gezichtjes bij de kinderen. Het is een heikel punt op de volkstuin. Mijn buurvrouw zei van de week: ‘De kleinkinderen houden er echt van, maar laatst begonnen ze te huilen toen we weer courgettesoep aten.’

Dus wat doet een mens in zo’n geval? Nadat hij alle passanten een groene knots in de maag gesplitst heeft (‘Nee? Weet u het zeker? Ook niet voor de buren?’) snijdt hij er een paar door de roerbak, de risotto, de pastasaus en de chili sin carne (fijngehakte courgette lijkt net gehakt). En dan liggen hem nog drie flinke jongens aan te kijken, iedere keer als hij de koelkast opendoet. In zo’n geval wisselt men recepten uit.

Zes keer courgette. De cake heb ik zelf nog niet geproefd, maar is wel uit de eerste hand; een tuinbuuf garandeerde me dat ie heerlijk is.

Ratatouille

Ik kende ratatouille uit de pan, maar sinds ik deze ovenvariant op de verjaardag van vriendin V. gegeten heb, maak ik hem alleen nog maar zo. De foto klopt niet helemaal, want ik snij courgette en aubergine in plakken in de lengte. Dit plaatje komt wel het dichtst in de buurt bij wat ik zocht – op de rest van de ratatouillefoto’s zag je een roodachtige massa met brokjes courgette en aubergine, zo ziet het er niet uit als het uit de oven komt.

Ingrediënten:

• courgette
• aubergine
• tomaat
• knoflook
• olijfolie
• twee handen basilicum

Snij courgette en aubergine in dunne plakken in de lengte (iets dikker dan met een kaasschaaf), tomaat in plakjes of kwarten.

Leg in een ovenschaal, olijfolie erover, knoflook fijngesneden. Met je handen omhusselen, zodat de olie overal goed zit. Basilicum scheuren en erover strooien.

20 minuten in de oven op 180 graden. Zowel warm, lauw als koud erg lekker.

———-

Courgettecarpaccio

Ingrediënten:

• courgette, liefst kleine van maximaal 15 cm. die zijn rauw het lekkerst
• olijfolie
• 3 tenen knoflook
• pijnboompitten
• parmezaanse kaas of grana padano

Courgettes in dunne plakken snijden, iets dikker dan met de kaasschaaf. Flink wat olijfolie in een platte schaal, knoflook uit de pers erbij. Courgetteplakken goed door olie-knoflook husselen en even laten staan.

Serveer de plakken op een bord, pitjes erover en parmezaanse kaas.

———-

Indiase courgette

Ons oudste courgetterecept. John haalde het een jaar of vijftien geleden uit een Indiaas kookboek of een themanummer van Allerhande, de bron kan ik niet meer precies achterhalen. Maar het was in ieder geval de eerste keer dat ik courgette lekker vond.

Ingrediënten:

• courgette in blokjes
• blikje tomatenpuree
• olijfolie
• fenegriek, kurkuma, komijn, koriander en gember (of kerrie, daar zitten al deze kruiden ook in, en een beetje meer)

Olijfolie in de pan, kruiden erbij en even laten simmeren totdat het de geur gaat afgeven.

Voeg de tomatenpuree toe, minuutje roeren en courgette erbij. Husselen totdat alle courgette bedekt is met tomaten-kruidenmengsel en paar minuten laten koken. Courgette is dan nog knapperig. Bijgerecht.

———-

Courgettesoep

Ingrediënten:

• 3 courgettes in blokjes (of zo’n grote)
• twee uien
• veel knoflook
• bouillonblokjes
• olijfolie

Uitje-knof fruiten in olie, courgetteblokjes erbij en even laten meesudderen.

Twee liter water toevoegen, aan de kook brengen en bouillonblokjes toevoegen. Zet het vuur laag en kook 20 minuten. Daarna de soep pureren met staafmixer of in de blender tot een glad geheel.

Verder is het aan te vullen met van alles en nog wat – ik gebruik het zelf soms als basis voor groentesoep. De versie van Aschwin lijkt me ook lekker.

———-

Salade van courgettelinten

Basissalade van courgette (met olie, citroensap, zout, peper, bieslook of gesnipperde rode ui, knoflook). Neem net als bij de carpaccio ’t liefst kleintjes, die zijn rauw het lekkerst. Aan te vullen met van alles en nog wat: tomaat, blauwe kaas, olijven, zalm, munt, rode peper.

———-

Courgettecake

Zoals ik al zei, ik heb hem zelf nog niet geprobeerd, maar hij werd me van harte aanbevolen. Ik zag dat er ook zoete varianten in omloop zijn met walnoten en suiker, maar deze is hartig, met kaas. Het recept heb ik overgenomen van deze site.

Ingrediënten:

• 1 grote courgette, grof geraspt
• 100 gram boter of margarine
• 5 eieren
• 300 gram zelfrijzend bakmeel
• 1/2 theelepel zout
• 200 gram geraspte boeren belegen kaas
• 100 gram pijnboompitten

Verwarm de oven voor op 250 graden.

Laat de boter zachtjes smelten zonder bruin te laten worden.

Klop eieren los, schenk de gesmolten boter erbij en klop nog ongeveer 5 minuten door.

Voeg bakmeel en zout toe en mix het geheel tot een gladde massa.

Schep de geraspte courgette, kaas en pijnboompitten door het beslag.

Giet het mengsel in een ingevette cakevorm en bak 10 minuten in de oven.

Draai de temperatuur terug tot 175 graden en bak de cake in een uur gaar.

Een andere versie staat hier. Daar heet het taart in plaats van cake, maar die lijkt me ook lekker, met oregano en marjoraan. Ziet er zo uit:

 

Tussentijdse evaluatie

19 juni 2010

Op de vijftiende dag van de derde maand in het tweede jaar van het gelukkige bezit van een volkstuintje, kon het tuinierende thuisonderwijzergezin een voorzichtige balans opmaken. 

Wij stellen vast

  • dat 30 vierkante meter inderdaad twee keer zoveel werk is als 15 vierkante meter
  • dat alle erwtengewassen prachtig bloeien en lekker ruiken
  • dat het echt bijzonder is om de erwtenbloesem te zien transformeren in een heuse peul, zoals de kapucijner

  • dat vier erwtenplanten echter te veel van goede is, zeker als het vier klimmende gewassen zijn, aangezien het buitengewoon veel werk is om de ranken telkens op te binden en te zorgen dat ze niet verstrikt raken in de netten – als je ze niet opbindt, waaien ze stuk, als je er geen net overheen doet, worden ze opgegeten door de ganzen
  • dat er volgend jaar dus gekozen gaat worden uit óf kapucijners, óf doperwten, óf sugar snaps, óf lathyrussen
  • dat het zonnebloemenhuis het goed lijkt te doen, getuige deze fundamenten 

  • dat naast kropsla, pluksla, radijsjes en snijbiet, ook paksoi en rucola succesvolle, gemakkelijke en snelle gewassen blijken te zijn – mits onder net, want ook ganzen houden van een gemakkelijke en snelle maaltijd
  • dat je niet perse een gieter hoeft te gebruiken om planten (en andere organismen) water te geven

  • dat het concept vierkantemetertuin leuk is, maar dat het ook een hoop werk is voor iets wat je gewoon in rijtjes kunt zaaien
  • dat het niet handig is om je briefje kwijt te raken waarop je gezet hebt welke plant je in welke tegel gezaaid hebt, omdat je dan niet meer weet wat onkruid is

  • dat het belangrijk is om twee keer per week naar je tuin te gaan om te wieden, zodat alle opzettelijk geplante dingen ook echt kunnen groeien 

  • dat je ook in volkstuinen moet uitkijken voor sluipschutters

omdat zij zich op de gekste plaatsen schuilhouden.

Flora

26 mei 2010

Zo’n tuintje boort sluimerende interesses aan. Als je bezig bent met iets dat daadwerkelijke inspanning vergt, ga je je dingen afvragen. Hoe eten planten eigenlijk? Ja, door hun wortels. Maar hoe dan? En waarom zegt iedereen dat bomen en planten belangrijk zijn voor het milieu? Hoe maken ze dan zuurstof?

Hups, aan de fotosynthese. En dan blijkt het lastig om daar iets over te vinden voor niet-volwassenen. Het enige jeugdboek in onze extensieve stadsbibliotheek dat ook maar iets over het effect van zonlicht op blaadjes beloofde, heette Planten voeden zich met zonlicht en nog veel meer over planten. De titel klonk veelbelovend, maar daarmee was eigenlijk ook alles gezegd. De enige zin in het boek die in de buurt kwam, was: ‘Planten maken voedsel van zonlicht met behulp van de groene kleur uit hun bladeren.’

Op goed geluk haalde ik Bio-Bits in huis, schooltelevisie voor de eerste klassen van het voortgezet onderwijs. In de reeks ‘Planten’ bleek botanie aantrekkelijk gemaakt voor leerlingen in de hormonaal piekende leeftijd. Jongen wil meisje versieren, vader van meisje heeft rozenkwekerij, jongen wil ‘alles over planten’ leren zodat hij indruk kan maken op meisje. En ja hoor, ook fotosynthese kwam langs. Uitgelegd in vet coole frasen uiteraard, zodat Philip en Jet en passant nog wat streetwiseheid meekregen.

Als tegenhanger hadden we David Attenborough, die met zijn deftigste Engels alles weer goedmaakte.

En zo rolden we van het een in het ander. Jet kwam in haar Kleine Huis-boeken planten tegen die ze uit onze minimoestuin kende. Als de familie Wilder in Het kleine huis op de heuvel (twaalfde boek van de serie, soort epiloog) naar de staat Missouri verhuist en daar allemaal nieuwe gewassen tegenkomt, mogen de kinderen in het boek niet zomaar alles eten waar ze in het bos tegen aanlopen. Om uit te vinden of iets eetbaar is, moeten ze het eerst aan de paarden voorhouden. Als die het lusten, is het goed en mogen de kinderen het ook eten.

We lazen natuurlijk weer in Ruik eens wat ik zeg. Over struiken die met elkaar praten via hun wortels, bloemen die de hulp van insecten inroepen of sos-signalen sturen naar soortgenoten. Over bomen en planten die zichzelf giftig maken als er te veel van hun bladeren gesnoept wordt: versgemaaid gras dat zo lekker ruikt voor ons, terwijl het eigenlijk naar planteneters roept: ‘Ik ben niet gezond voor je.’

Maar er gaat niks boven het echte werk.

Onze bloemkoolplanten zijn niet zo goed in communiceren, hebben we gemerkt. Niks geen sos-signalen, ze hebben zich gewoon kaal laten vreten door de ganzen.

Daarom hebben we ze een handje geholpen. Net als de paksoi en de rucola, die ook ondekt waren door de ganz locker rondwandelende vogels.

(Het idee voor de vogelverschrikker annex windorgel kwam uit het Tuinwerkboekje voor kinderen – zie hieronder.)

Maar de tuinbonen doen het goed, man. Nooit geweten dat tuinbonenbloesem zo heerlijk ruikt. Dat is vast bedoeld om mensenneuzen te behagen, zodat ze extra goed voor de planten zorgen. Hier, geniet er nog maar eens even van.


Handig

Groeizaam

31 maart 2010

Nou niet narrig lopen doen over die regen.

Het is groeizaam weer. Dat hebben we nodig. Vorige week hebben wel al een begin gemaakt met het tuintje, moet je weten.

Een beetje anders dan vorig jaar, want al doende leert men. Om te beginnen hebben we nu een riante 30 vierkante meter in plaats van 15. Ik weet van gekkigheid haast niet wat ik moet zaaien.

Naast alles van vorig jaar hebben we nu ook rijsgewassen: planten die de hoogte in gaan. Kapucijners, sugar snaps. Die moeten ‘op gaas’ zoals dat onder tuinders heet; maar hoe ga je op gaas in een volkstuintje zonder muur of steun om het gaas aan vast te maken?

Ik vroeg het aan de mensen van De Nieuwe Tuin en kreeg een fijne, simpele oplossing. Neem een stuk tuingaas van 1 bij 2 meter en bind dat tot een kolom aan elkaar. Weef bamboestokken (of wilgentakken) door het gaas en graaf het een beetje in de grond. Daarna plant je de zaden er omheen, zoals de lathyrussen hieronder. Aan de andere kant van de kolom hebben we suzanne-met-de-mooie-ogen gezaaid. Alleen al om de naam.

Verder gaan we experimenteren met de vierkantemetertuin, waarbij een stuk tuin wordt opgedeeld in handzame vakjes van 30 bij 30 cm. Het originele idee gaat uit van getimmerde bakken die je vult met tuinaarde, maar wij hebben alleen een raster gemaakt dat je op de tuin zelf legt.

Omdat bamboe in de prijzen kan lopen, heb ik bij de onvolprezen Action een bos zogenaamde ‘sierwilgentakken’ gekocht. Zeggen en schrijven 1,98 euro en je maakt er al gauw drie vierkantemetertuintjes van.

We hebben een vierkant van 1,20 bij 1,20 gemeten en om de 30 cm een stukje wilgentak in de grond gezet – zowel horizontaal als verticaal. Daarna vlochten we een wilgentak tussen de stokjes door, ook weer horizontaal én verticaal, en maakten alle verbindingspunten vast met touw.

Dan krijg je een mooi raamwerk van 16 vierkanten ter grootte van een stoeptegel.

In iedere stoeptegel kun je iets anders zaaien, zodat je geen 12 kroppen sla tegelijk oogst en een goed overzicht houdt van wat je kunt verwachten. Sommige gewassen waar we veel van gebruiken, zoals radijzen en wortels, hebben we in twee tegels tegelijk gezaaid.

Tot nu toe hebben we twee vierkante meterstukjes, één eetbaar stukje en één stukje met geurige bloemen. Met daarnaast dus gaaskolommen van klimplanten en een paar rijen tuinbonen. En courgette, maar die moet opnieuw; daarvoor kwam het groeizame weer te laat.

Cato verwachtte ook goed weer. Zij had zichzelf geplant, onze eigen rijsdoperwt. We rekenen op een rijke oogst.

Zie je nou hoe fijn die regen is? Als je geen tuintje hebt, dan moet je het Dagboek 1974 van Wolkers lezen, om de smaak te proeven. En dans anders nog even met me mee, met je ogen dicht op de muziek van vorige week, dan wordt het vanzelf lente in je hoofd. 

——————

Handig:

Prediker 3

5 februari 2010

Als je de desolate toestand hier bekijkt, zou je niet zeggen dat er over vier maanden weer volop geoogst kan worden. Toch is het zo.

Ik zie de overvloed al voor me: doperwtjes, snijbiet, venkel, plukbloemen, courgette, kropsla. En tuinboontjes, ja ook weer tuinboontjes. Die kun je nu al binnen zaaien, hè? Dan heb je straks minder last van de luis die onvermijdelijk toeslaat.

Als je tuinbonen nu voorzaait, zijn de peulen straks al ontwikkeld voordat de luis kans heeft om ze op te vreten. Wij hebben dat vorig seizoen gedaan, op voorspraak van meester Ydema in het boek dat we toen uit de bibliotheek haalden. En het was waar: terwijl in de overige tuinen de bonenstaken zwart zagen van de luis, konden wij flink oogsten.

Wat nu ook heel leuk is: beginnen met cherrytomaatjes van eigen kweek. Een bak van de mooiste cherrytomaten kopen (roma-kerstomaatjes zijn lekker) en bij één tomaatje de pitjes eruit peuteren. Probeer zoveel mogelijk van het glibberige vliesje eraf te friemelen en plant de zaadjes in potjes. Vanaf mei kun je ze buiten in de grond zetten of gewoon in een grote pot laten staan. Daar hebben we vorig jaar uiteindelijk acht planten met rijkelijke trossen aan overgehouden.

En vlak nadat we deze week ons tuintje reserveerden, kreeg ik deze tip binnen: een nieuwsbrief voor kindertuintjes.

Alles heeft zijn tijd, zei koning Salomo al. Pete Seeger zette het op muziek. En The Byrds zongen het. Het zaaiseizoen is weer begonnen.

Herfst

1 oktober 2009

Als de eerste boot weer in de woonkamer gebouwd wordt, weet je dat de herfst begonnen is.

Picknick op piratenschip

Als de spionageverhalen, de gesprekken en avonturen zich steeds meer binnen gaan afspelen in plaats van buiten.

Als je de week ervoor de laatste oogst uit het tuintje gehaald hebt. Nog één laatste courgette, twee handen radijs, twee kropjes krulsla, de laatste vijftien cherrytomaatjes die ter plaatse opgepeuzeld worden. Dan kunnen de omgewaaide afrikanen eruit en wordt de boel omgeschoffeld.

Tuintje in september

Zodat er alleen nog een klein plukje rucola groeit en tien preitjes die hun rasnaam ‘Herfstreus’ niet echt waarmaken.

Preitjes en rucola

Als de laatste dagen zonder jas aanbreken. Dan is de zomer echt voorbij.