Bofweek
30 december 2013
Kijk eens. Ziet u iets bijzonders?
Ja, nee, ze ligt stil, ja.
Dat klopt, zo vind je haar niet vaak.
Maar wat ziet u nog meer? Kom even dichterbij anders.
Nou? Wat flonkert daar?
Zelf zei ze er dit over: ‘Weet je mam, ik stond vanochtend op en dacht: “Ik heb het gewoon gedaan!” Ik heb gedaan wat ik echt wilde, ook al wist ik dat het een beetje pijn zou doen.’
Het is exemplarisch voor de gemoedstoestand waarin ze zich op het moment bevindt. Het groeisprongetje. De fragiele periode die zich nu en dan verheft boven andere periodes. Momenten waarop je heel veel wilt, maar ineens bijna niks meer durft. Je hoofd wil nou eindelijk eens groot zijn, maar je lijf wil eigenlijk alleen maar op schoot zitten. Daar kun je woedend van worden en soms verdrietig. Af en toe vier je een triomf waar je zeker vijf minuten op kunt teren – totdat de volgende frustratie zich aandient.
In zo’n toestand helpt één ding: aandacht. Omhelzingen, stil naast elkaar zitten, praten, laten praten, op schoot. En een beetje meer geduld hebben. Oefening baart kunst. Bij Cato heb ik het privilege veel te mogen oefenen. Mijn Jekyll & Hyde, mijn wervelwind, mijn brekebeen, mijn derde, mijn doorzetter.
Het resulteerde in een reeks onverwachte mazzeltjes deze week. Die oorbellen dus. En een hele dag spelen bij opa en oma, in haar eentje. Cato had zorgvuldig een grote boodschappentas gevuld met gezelschapspellen, zodat er niet een, niet twee, maar drie potjes mens-erger-je-niet achter elkaar gespeeld konden worden, plus Uno, plus kwartet, plus alle zevenhonderd vragen van het Wereld Natuur Fonds-dierenkaartenspel.
Mazzeltje drie was Kerstmis, dat weer verscheidene andere mazzeltjes in zich droeg. Feestjurken, zingen, neefjes, nichtjes, meehelpen met de voorbereiding van het kerstdiner en vervolgens uitgebreid geëerd worden voor je kookkunsten. Onverwachte kerstpakketten met zoetigheden en tijdschriften en toilettassen met crèmepjes.
Naar de bioscoop. Met cola en een lolly en zingende prinsessen.
Alsof dat allemaal niet genoeg was, diende zich nog een extra bof aan. Omdat het de mooiste film was die Cato ooit van haar leven gezien had, waren er twee mensen die haar nóg een keer meenamen naar dezelfde film. Philip had van Sinterklaas een bioscoopabonnement gekregen en vriend D. bezat er al eentje, zodat de mannen de smaak van zingende prinsessen konden wegspoelen met een aansluitende film vol samoeraikrijgers, zwaarden en harakiri. Maar eerlijk gezegd hadden ze Disney ook erg leuk gevonden.
Cato kon haar geluk niet op. Toen ik ’s avonds vroeg of ze een fijne dag had gehad, kroop ze stralend op schoot. ‘Soms heb je wel eens een bofdag,’ zei ze, ‘met je verjaardag bijvoorbeeld. Maar ik had gewoon een bofwéék.’ Ze draaide aan haar nieuwe oorbelletjes, want dat moest, had de mevrouw van de winkel gezegd. Draaien met alcohol. Zo bleven we samen zitten. Zonder iets te zeggen, totdat het tijd was om te gaan slapen.
Ga naar de hammam!
4 augustus 2012
Deze kwam voorbij op FB. Het bizarre, valse beeld van meisjes en vrouwen in de media. We weten het allang, maar zoals met veel dingen: als je het aan het licht brengt, wordt het meteen minder schadelijk.
Mijn tip: ga met je dochters naar de hammam. Ga naar de hammam en laat zien hoe echte vrouwen van alle leeftijden er bloot uitzien. Laat zien dat lichamen veranderen en dat dat normaal is. Dat ze er om te beginnen al allemaal anders uitzien.
In het badhuis zie je het hele spectrum vrouwenlichamen in volle glorie. Van oogverblindende zestienjarigen in bikini tot oogverblindende tachtigjarigen in onderbroeken zonder elastiek. Vrouwen in alle kleurschakeringen, met en zonder littekens, een half alfabet aan cupmaten, honderd moedervlekjes, zwangerschapsstrepen, bolletjesnavels en kuiltjes.
Omdat er alleen vrouwen zijn, is de sfeer anders dan bijvoorbeeld op het strand, waar iedereen zich toch bewust blijft van zijn eigen lijf en er op z’n voordeligst bij probeert te liggen. In de hammam zie je lijven van alle kanten, zonder corrigerende beha’s of bedekkende sarongs.
Een ander, groot voordeel is dat vrouwen die naar een badhuis gaan, zich over het algemeen senang voelen met hun lichaam. Ze zitten in ieder geval zo lekker in hun vel dat ze het durven te vertroetelen. Twintigjarigen die zestigjarigen helpen hun rug te scrubben, moddermaskers opsmeren, samen stinken in het stoombad. Als je maar vaak genoeg zulke rolmodellen hebt gezien, kun je lachen om het perfecte lichaam.
Het is niet gratis, maar desnoods sla je er een museum of pretpark voor over. Dan gooi je er een hammammetje tegenaan onder de noemer cultureel-antropologische opvoeding. Daar kun je met een onbezwaard geweten nog een kopje muntthee en een bakje dikke yoghurt met nootjes en honing op nemen.
Goed verhaal
10 augustus 2010
Philip heeft veel kwaliteiten, en een daarvan is verbeeldingskracht. Met die tomeloze fantasie is zijn leven soms een groot, oneindig verhaal. Dat komt goed uit bij het spelen; compromissen worden vlot gesloten. Zijn vindingrijkheid kan ieder verhaal ombuigen, personages worden moeiteloos aangepast of ingevoegd. Zorro wordt Spiderman, Johnny English kan zomaar plaatsmaken voor Asterix of The Joker, en als Cato ten tonele verschijnt als Ernst van Bobbie, is ook daar een rol voor weggelegd.
Een waar talent, dat veel te vaak onderschat wordt. Waarom spreekt men wel over een wiskunde- en talenknobbel, maar nooit over een fantasie- of verbeeldingsknobbel? Me dunkt dat ie gekoesterd moet worden, je kunt er zelfs je beroep van maken. Een goed verhaal kom altijd van pas.
Dr. Jekyll & Mr. Hyde
26 juni 2009
Cato heeft het moeilijk op ’t moment. Dat hoort natuurlijk bij peuters, maar naast twee is ze ook nog eens Cato. En bij Cato gaat alles hard. Luid. Al vanaf het begin. Met haar stemmingswisselingen ondergaat ze een persoons-verandering: ze voelt zich niet boos, ze is Boosheid. Ze heeft geen verdriet, ze is het.
Het kan ook zo weer over zijn. Daar valt geen pijl op te trekken. Dan bereid ik me voor op het ergste en blijkt ze ineens buitengewoon voor rede vatbaar. Of dan denk ik: we kunnen wel even in tien minuten naar de supermarkt. En dan had ik het mis.
Soms kan ik daar heel best mee omgaan, al zeg ik het zelf. Geduldig, vol medeleven. Stel ik net zo lang vragen totdat ze zich begrepen weet en komen we er samen wel uit. Met een grap of een knuffel en een zucht van verlichting.
En soms kan ik er ook helemaal niet mee omgaan. Dan loop ik het Bijbels Museum uit met negentig centimeter razernij. Want dan mocht ze niet alle ansichtkaarten uit het rek trekken en ook niet alle kluisjes op slot draaien en de sleuteltjes verstoppen. Dat was nádat ze niet op de maquette van de tempel van Salomo mocht klimmen. En omdat Cato echt heel, heel luid is, wil ik dan het liefst zo snel mogelijk het serene museumgebouw verlaten en de façade van voorbeeldig ouderschap in stand houden. Dus hang ik haar over mijn schouder en wuif de receptionisten vriendelijk toe die beleefd doen alsof ze niets horen, terwijl Cato waarlijk als een scheepstoeter door de marmeren gangen brult.
De eerste tien minuten na het opstaan zijn vaak maatgevend. Als Cato nog vóór het ontbijt om een waterijsje vraagt en ze is niet te vermurwen tot een boterham, dan weten we hoe de vlag erbij hangt. Dan kunnen we zo’n beetje alles verwachten.
Boosheid om kleren. Kleren die ze wel aan wil, of juist niet. Kleren die ze zonder enige hulp wil aantrekken, terwijl dat niet lukt.
Boosheid om eten. ‘It wil een rijstwafel.’ Twee hapjes rijstwafel. ‘It wil ossenworst.’ Twee hapjes ossenworst. ‘It wil yoghurt.’ Een kattenlikje yoghurt. ‘It wil een waterijs.’
Boosheid om persoonlijke hygiene. Waarbij wij het ganse repertoire aan tandenpoetsliedjes en gekke stemmetjes afgewerkt hebben en er één kies gepoetst is. Waarbij zij het liefst de hele dag in dezelfde luier rondloopt. ‘It hoef geen schone billen.’
Boosheid om speelgoed, boekjes, roltrappen, liften, autostoeltjes, Buurman & Buurman, Philip, Jet, Kleine Ezel, de wereld, het heelal. De mogelijkheden zijn eindeloos.
Je ziet de ontreddering. En ze wil niet geholpen worden.
En ineens is het weer over. Gewoon ’s morgens bij het opstaan. Blaft ze geen bevelen, maar vraagt: ‘Wil jij met mij een puzzel maten?’ En dan maken we samen een puzzel. Heeft ze meteen haar mooiste rok uitgezocht en lukt het ook nog om die aan te trekken. Vraagt ze om een waterijs, maar is een worteltje ook goed. Komt ze naast mijn bureau staan en zegt: ‘It ben jouw Tato’. En dan denk ik: gelukkig wel.
Opvoeden
8 september 2008
Bondigheid is niet mijn sterkste kant, maar nu wou ik toch maar volstaan met deze mooierd uit de oude doos. ‘Cat’s in the Cradle’ van Harry Chapin, duizend keer nagedaan, maar het fijnst in de originele uitvoering. De muziek begint na 50 seconden, daarvoor een mooie inleiding.
Weglopen
25 juni 2008
Dit is de bepakking waarmee Jet zondag het huis wilde verlaten.
Ze had gejokt en ik had een preek gehouden en ze was zo boos geworden dat ze besloot weg te lopen. Om haar woorden kracht bij te zetten, was ze vast begonnen met inpakken. Ze kwam demonstratief de keuken in met haar my little ponyrugzak en keek quasi-onverschillig om zich heen: ‘Even kijken… Wat heb ik allemaal nodig…’
Ik zei dat ik haar wel erg zou missen. Maar aan dergelijk pathetisch gedoe had ze geen boodschap. ‘Nu heb je toch je zin?’, zei ze laconiek. ‘Als ik weg ben, heb je in ieder geval geen jokkende dochter meer.’ Ik zei dat ik liever een jokkende Jet had dan helemaal geen Jet. Maar ze ging genadeloos door met pakken.
Terwijl ik naar de groeiende berg essentiële spullen keek, vroeg ik hoe ze haar bagage mee ging nemen. ‘Op mijn fiets’, zei ze. ‘Maar zou het allemaal in je mandje passen?’, vroeg ik. Alsof ze daar niet aan gedacht had. ‘Nee, natuurlijk niet. Ik neem het mee in plastic tassen. Aan mijn stuur.’
Philip wist niet wat hij ervan moest denken. ‘Ik schat de kans een op duizend dat je echt wegloopt’, zei hij, maar voor de zekerheid had hij toch de deur op het nachtslot gedraaid. Zijn praktische inborst zag ook nog wat beren op de weg. ‘Maar Jet’, zei hij, ‘stel dat het gaat regenen. Je hebt helemaal geen dichte schoenen bij je.’
Na een halfuur kwamen de eerste barsten in haar vastberadenheid: in plaats van vandaag, zou ze mórgen vertrekken. Alleen om de laatste puntjes op de i te kunnen zetten, natuurlijk.
Toen kwam ze, wat nukkig, even op schoot zitten. En we lazen Morgen ga ik naar China, dat mooie boekje van Imme Dros, over een jongetje dat in hetzelfde schuitje zit als Jet, behept met onuitstaanbare ouders.
Nadat we nog een paar grappen gemaakt hadden, zei ze dat ze iets in mijn oor wilde fluisteren. Ik boog naar haar toe en ze zei zachtjes: ‘Maak je maar geen zorgen, hoor, mam, ik zal nóóit bij je weglopen.’
Pak van m’n hart.
Goedmaken
13 november 2007
Jet was ontzettend boos. Ik had namelijk al drie keer beloofd dat ik zou komen kijken bij schaatsles, maar wilde voor de derde keer mijn snor drukken. Omdat het op een vreselijk onhandig tijdstip is, van vijf tot zes. Omdat het zo praktisch is dat ik kan koken terwijl zij weg zijn en we direct na de les kunnen aanschuiven. Omdat het zo koud is voor Cato op het ijs.
Omdat het zo’n gedoe is.
Maar Jet wilde het heel graag en ik vond het heel moeilijk om definitief nee te zeggen, dus ik stelde het iedere keer uit en beloofde dat ik vólgende week echt eens zou komen kijken. Dan zou ik het eten al ’s middags klaarmaken, zodat ik helemaal paraat zou kunnen staan om half vijf. Dat had ik al voor de derde keer beloofd, maar weer niet gedaan. De intentie was er wel, hoor. Daar niet van. Ik had zelfs een makkelijk gerecht uitgezocht, iets wat zonder problemen opgewarmd kon worden. Maar het was er gewoon niet van gekomen op tijd te beginnen. Dus nu was Jet heel erg boos. En terecht.
We hielden allebei voet bij stuk. Ik probeerde, getergd door schuldgevoel, haar nog te chanteren door te blaffen: ‘Goed, dan ga ik wel mee! Maar dan eten we dus pas om half acht!’ Maar zij viel niet te chanteren, want ze blafte terug: ‘Goed, dan eet ik tussendoor wel een rijstwafel en een appel.’ Dus ik wrong me in allerlei bochten en ging op mijn strepen staan en riep uiteindelijk dat ik het toch niet ging doen, omdat ik nog gehakt moest kopen (sterk argument). En met het schaamrood op de kaken beloofde ik dat ik volgende week echt zou komen kijken. Maar zij geloofde het natuurlijk al niet meer.
‘Ja, ja!’, riep ze, ‘Dat zei je vorige keer ook. Dat zei je al een paar keer. Je jokt gewoon!’ Tierend liep ze naar buiten, me verzekerend dat ze nu toch niet meer ging schaatsen. Trouwens, die laatste vijf lessen ging ze ook niet meer volgen.
Ik sloeg de deur dicht, me wentelend in gêne. Ik keek op de klok en bedacht dat als ik nù een pan water zou opzetten en daarna heel snel de supermarkt in en uit zou rennen voor gehakt, dat ik dan nog twintig minuten had om chili con carne en rijst te maken, Cato in een skipak te hijsen, in het fietszitje te snoeren en op weg te gaan.
Om vijf over half zes kwamen we door the cold November rain aan bij de schaatsbaan. Zij had haar belofte gehouden: ze was niet naar haar klasje gegaan en zat op Johns rug langs de kant naar een schaatsende Philip te kijken. Toen ze me zag, brak haar gezicht open. ‘Nou’, zei ik, ‘Laat zien dan.’
Ze zei dat ik de allerliefste moeder van de wereld was en ik zei dat het me speet en we omhelsden elkaar en ik snuffelde in haar nek terwijl John haar noren aantrok. Ze kon nog net de laatste twintig minuten meedoen. En ze deed het fantastisch. Ik had het voor geen goud willen missen.