Het lied der dwaze bijen
25 september 2014
Martinus Nijhoff wist het al: ‘Niemand kan van nature zijn hartstocht onderbreken’. Daar heb je bovennatuurlijke kracht bij nodig. Maar soms is het niet nodig om je hartstocht te onderbreken, dan kun je hem delen. Zoals deze imker. Als er iemand hartstocht heeft voor zijn hobby, dan is hij het wel.
We waren uitgenodigd door een groep thuisonderwijzers uit de buurt van Utrecht. Of we wilden meedoen aan een imkerproject: een hele middag tussen de bijen. Leren over bijenvolken, honing, het verband tussen bomen, bloemen, vruchten en bijen. En dan niet uit een boekje, maar hups, mee de bijenstal in. Daar hoefden we niet lang over na te denken.
We gingen in groepjes op bezoek bij de koningin. De kinderen die nog even op het staatsbezoek moesten wachten, deden ondertussen opdrachten in het leslokaal.
Op iedere tafel stonden attributen en aanwijzingen. Er was een grote, werkende honingslinger, waar iedereen een raat mocht uitslingeren. Een anatomisch model van een bloem: hoe heten alle delen ook alweer? Meeldraad, vruchtbeginsel, kelkbladeren… Hoe verloopt de levenscylus van een bij? Hoe smaken stuifmeelkorrels precies? Wat is het verschil tussen de angel van een wesp en die van een bij? En hoe ziet zo’n angel er van dichtbij nou precies uit?
Maar de imker zelf was het allermooist. ‘Ik heb nog nooit een imker meegemaakt die niet goed kon vertellen’, zei de juffrouw die de les coördineerde. ‘Dus: veel plezier!’
Ze had gelijk. Zelden zoveel in een middag geleerd. Over de diverse volken, over de verschillende bijendansen waarmee ze elkaar vertellen waar volop bloemen te vinden zijn, over koninginnen die op bruidsvlucht gaan. Over imkers die om elf uur ’s avonds hun volk oppakken om ze vijftig kilometer verderop te laten grazen, omdat daar een weide met volle bloemen is. Dat moet ’s avonds, want dan pas komen de bijen thuis en kun je ze met kast en al meenemen. Dan ben je dus wel pas om twee uur ’s nachts weer thuis. Maar dat geeft niet, als je bezig bent met je hartstocht.
En wat krijg je als iemand zijn passie deelt? Mensen die staan te dringen om het te mogen horen.
Mensen van alle leeftijden, die er met hun neus bovenop willen staan om te zien hoe een larve eruit ziet. Om het dekseltje op iedere cel in de raat van heel dichtbij te bekijken. Om goed te zien hoe elke cel precies het juiste formaat heeft: een beetje groter voor een dar, een beetje kleiner voor een werkbij.
En om honing te proeven, zo uit de raat.
Wist je trouwens dat een mannetjesbij niet kan steken? Philip, Jet, Cato en Victoria hebben het zelf gezien. Je kunt ze zo over je hand laten lopen. Heel schattig.
’t Is dat we nog een familie zoetwatermosselen met een compleet ecosysteem op het dressoir hadden staan, anders voorzag ik een nieuwe huisdierenfase.
De les liep erg uit. Maar dat gaf niet, zei de coördinatiejuffrouw, dat gebeurde altijd met de imker. We bedankten hem heel hartelijk. En we beloofden dat we hem onmiddellijk zouden bellen als we ergens een bijenvolk in een boom zagen hangen. Dat schijnt nog wel eens voor te komen.
Terwijl de kinderen op het erf speelden en de koningin en haar hofhouding hun poëzie voortzetten, aten wij onze meegebrachte boterhammen aan picknicktafels naast het honingraatpaleis. We zeiden tegen elkaar wat een wonder dat toch was, zo’n bijenvolk. En hoe mooi het is om je hartstocht te kunnen delen.
***
Met dank aan Gerdine en Shelso voor alle foto’s!
Schoorl is mooi (2)
15 juli 2012
Had u onze vakantiebestemming al geraden? Het was leuk, hoor. Maar het gekke is, ze willen blijven leren. Iedereen die met jonge kinderen op vakantie gaat weet: vakantie is ook echt vakantie. Halve dagen op een ligbed hangen, vijf boeken in drie dagen, terrasjes, stilte, urenlang tafelen.
Not.
Zo is het met thuisonderwijs ook. Je denkt: we gaan de hele vakantie niks doen. Maar nondeju.
Je neemt een microscoop mee en hij wordt gebruikt.
Dat heb ik de kiem gesmoord natuurlijk. Vakantie is vakantie. Dus heb ik als de wiedeweerga een gids geboekt en we zijn het bos in gegaan om he-le-maal niets te leren. Samen met een ander thuisonderwijsgezin dat ook weleens een dagje rust wilde hebben.
De gids was het ermee eens. Er zou niks geleerd worden.
Hij had tenslotte ook een vrije dag. In het dagelijks leven was hij directeur van een basisschool. Zijn adv-dagen besteedde hij aan IVN-excursies.
Een soort mini-vakanties eigenlijk.
En dat hij af en toe uitlegde hoe je slangenkruid kon herkennen, Amerikaanse eiken van Nederlandse kon onderscheiden en paddestoelen en ander moois aanwees in het Schoorls duingebied, dat zagen we door de vingers.
Net zoals toen hij vertelde dat de Engelse naam voor teunisbloem veel toepasselijker is dan de Nederlandse. Evening Primrose heet hij dan. En wanneer geurt een teunisbloem? ’s Avonds. En waar ruikt hij dan naar? Naar rozen. Cato heeft het onderzocht en bevestigd.
Verder gingen we op visite bij de reus.
Klein Duimpje was in geen velden of wegen te bekennen, dus Cato heeft de honneurs waargenomen. Wat nou: ‘Ik ruik mensenvlees’?
Verder heeft zij het Zwaard uit de Steen getrokken, de Grote Boze Wolf een optater verkocht (en daarmee zowel Roodkapje als de Zeven Geitjes gered), Pinokkio streng toegesproken en alle kabouters de groeten gedaan van Paulus en Kabouter Zandkorrel. Na gedane arbeid was het prettig varen.
In de laatste week van onze vakantie hebben we de kaasmarkt in Alkmaar bezocht. Samen met vierduizend Italianen, Russen, Amerikanen, Duitsers, Japanners en vier bussen Spanjaarden. Op één stadsplein. Dat is aan de drukke kant.
Gelukkig hadden Jet en Cato een vip-pas waarmee ze achter de schermen konden komen, op de plek van de kaasmeesters. Dus terwijl Philip en ik ons een weg door de menigte vochten om iets te kunnen zien, stonden zij comfortabel op het Waagplein.
Mocht u binnenkort een stukje jong belegen aanschaffen, dan is de kans groot dat mijn dochters dit persoonlijk gekeurd hebben: gaatje boren, kaas besnuffelen, buigen en proeven. Het korstje stop je weer terug in de kaas.
Ze moesten ook op de kaaswaag. Cato woog twee kazen. Dat weten we zeker, want de leus van het Alkmaarse kaasdragersgilde is al sinds 1593: ‘Een valse waag is de Heer een gruwel en daarentegen een vol gewicht is zijn welbehagen.’
Daar gingen we dan maar vanuit. Jet woog tweeënhalve kaas.
Het waren fijne weken. Het was zonnig, zomers en gezellig.
En het is ook fijn om weer terug te zijn. Want nu hebben de schoolgaande vriendjes vrij. Alle tijd om niks te leren.
—
- Een excursie met een IVN-gids vind ik een van de beste manieren om de omgeving te leren kennen, of het nu je eigen wijk is of een vakantieadres. De gidsen zijn goed opgeleid en weten alle leeftijden erbij te betrekken. Prijzen liggen in mijn ervaring tussen de 35 en 55 euro. Daarvoor krijg je een wandeling van twee uur, voor een groep tot 20 personen (als gezin alleen kan ook, de prijs blijft gelijk). Zeg er altijd even bij hoeveel kinderen je meeneemt en wat de leeftijden zijn, daar passen ze de uitjes op aan. Hier staan alle IVN-afdelingen. Een paar van onze IVN-verslagen staan hier, inclusief foto’s van een onweerstaanbaar schattige Catootje:
- Sprookjeswonderland in Enkhuizen is sinds jaar en dag een lievelingsuitje van Cato. Philip en Jet zijn de kabouters al een tijdje ontgroeid, maar vinden het park nog altijd gezellig. Het is mooi, groen en ruim opgezet; een stuk kleiner dan de Efteling en daar is de prijs dan ook naar. Het heeft kabouterhuisjes, sprookjesfiguren, een grote speeltuin, een theater, een boemeltreintje en wat attracties, alles op ooghoogte voor kinderen van 2-7 jaar.
- Als je de Alkmaarse kaasmarkt wilt bezoeken, is een kinderrondleiding aan te raden. De kinderkaasmarkt is hier te reserveren voor 5,50 euro per kind. Het duurt maar een halfuur, maar zo kunnen ze in ieder geval iets zien. En als je het Kaasmuseum bezoekt (gratis met museumjaarkaart) heb je vanuit de ramen een goed zicht op de kaasmarkt zelf.
- Bij de VVV in Alkmaar is een kinderspeurtocht verkrijgbaar die je dwars door de stad leidt: Code Alkmaar. In anderhalf uur los je de code op, via verhalen over het Alkmaars ontzet, Cornelis Drebbel, een schuilkerk en het Wildemanshofje. Je komt ook langs de rosse buurt, al staat die niet in de speurtocht vermeld. Kosten boekje: 2,50 euro.
- Voor iedereen die ook niks wil leren is dit een leuk boek: Let’s Do Nothing van Tony Fucile.
Schoorl is mooi
4 juli 2012
Als u al niet voor het kabouterpad naar Schoorl kwam, dan heb ik hier nog een paar redenen.
De Schoorlse duinen zijn mooi. Niet een beetje mooi, maar heel erg mooi. Een voorbeeld.
U denkt hier: Scandinavië.
Ik zeg: mispoes.
Het zijn de Schoorlse duinen. Met koeien. Aberdeen Angus. Die hebben na de duinbranden geholpen om de boel weer een beetje op te knappen. Eigenlijk is het Schoorls duingebied het ultieme maakbare Nederland, waar professor Pleij altijd zo fijn over kan vertellen.
Eerst was er niks. Zand. Toen al dat wegwaaiende zand ons begon te irriteren, hebben we er bomen gepland. Toen er te veel bomen kwamen, hebben we er koeien neergezet om de boompjes weg te eten. En als er zo nu en dan een daas door de duinen loopt met een jerrican benzine, gaan we met z’n allen -koe en mens- aan het werk om het landschap weer naar onze smaak samen te stellen. Met een wandeling door de Schoorlse duinen maak je dus ook een wandeling door de geschiedenis van Nederland.
Nog een. Uw eerste gedachte is waarschijnlijk: Colorado.
Geloof het of niet, maar het is wéér Schoorl. En alsof dat nog niet genoeg is, kan ik erbij vertellen dat alles wat u hierboven gezien hebt, op nog geen drie kilometer van het strand ligt.
Samenvattend: u komt aanrijden over de A9, door de polder. U snuift de dikke lucht van gier op en denkt: ha, vakantie! U rijdt een klein stukje verder en ziet bos. En u loopt nog een paar kilometer door en staat met de enkels in de branding van de Noordzee. Kom daar maar eens om in Colorado.
Naast kabouters en liefhebbers van exotische landschappen is Schoorl ook heel geschikt voor huttenbouwers.
Voor amateur-biologen die denken allemaal hoopjes zwarte vliegen te zien,
en dan blijken het ontelbare minikikkertjes te zijn. Met alles erop en eraan, zo groot als je vingerkootje.
Bovendien is het geschikt voor dertien- en veertienjarigen die het laatste nieuws uitwisselen op het gebied van films en muziek. U ziet het er niet aan af, maar daarover spraken zij, die twee daar op de hei.
Als je dan in je vakantiehuis komt (of in je trekkershut), dan wandel je nog even naar de dorpsstraat. Daar zit een Ekoplaza en een gewone supermarkt en een biologische slager en een ijssalon en nog meer nering voor de primaire levensbehoeften. Of je loopt een stukje door naar het klimduin en gaat op een terras zitten.
U twijfelt over een vakantiebestemming? Chersonissos, Parijs, Milaan of Schoorl? Ik zou het wel weten.
—-
- Het bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer, Het Zandspoor, heeft een goede kaart te koop van het hele duingebied. Inclusief wandelroutes, variërend van 6 tot 17 kilometer.
- Als je in Schoorl vakantie gaat vieren, moet je ook eens naar de winkel van Scorlewald, werkplaats en woonplek voor verstandelijk gehandicapten. Verse biologische producten (hun brood is beroemd!), meiknolletjes en snijbiet uit eigen tuin en mooie handgemaakte cadeaus voor jezelf of voor anderen. Handgeweven en -geverfde sjaals, speelgoed, muziekinstrumenten en nog veel meer.
- In mijn post over het kabouterpad staat meer informatie over activiteiten in het Schoorls duingebied.
Kabouterpad
20 juni 2012
De een loopt een marathon, de ander een kruistocht. Wij liepen het kabouterpad. Want kabouter Zandkorrel had hulp nodig.
Kabouter Zandkorrel resideert sinds jaar en dag aan de voet van de Schoorlse duinen, een van de mooiste gebieden van Nederland. Philip heeft hem al eens geholpen toen hij een jaar of vier was, Jet ook en nu was Cato aan de beurt. Het is kortom een nogal behoeftige kabouter. Maar wij helpen graag, dus togen we naar het bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer waar we uitgebreide instructies kregen voor onze reddingsoperatie.
Het moet gezegd: kabouter Zandkorrel pakt flink uit met zijn bepakking. Een hulpkabouter wordt voorzien van 1) een rode puntmuts, 2) een kralenketting die de route aangeeft, 3) een boekje met opdrachten en 4) een rugzak met vogelfluitje, spiegeltje en andere hulpmiddelen. The whole shebang.
Hoewel die rode muts ons allemaal past, was er maar één hulpkabouter. Cato. Wij waren húlp van de hulpkabouter. Een dankbare taak. Een hulp van de hulpkabouter mag opdrachten voorlezen en ondersteuning bieden. Zoals het dragen van de sandalen van de hulpkabouter.
Met de kralenketting volg je een kleurtjesroute: iedere kraal staat voor een paaltje. Gele kraal, geel paaltje, rode kraal, rood paaltje. Een kaboutertomtom eigenlijk. Gedurende de wandeling kom je opdrachten tegen waarmee je de duinkabouters uit de brand helpt. Door zand te kruien bijvoorbeeld. Dat gebeurde hier vroeger al, toen werd het per treintje naar de stad vervoerd. Zo is in 1937 het Amsterdamse Rokin dichtgegooid met Schoorls zand.
We vonden sporen die onmiskenbaar op kabouters wezen: een restje beukennootjestaart, een plasje eikeltjeskoffie. We zagen plekken die op tuintjes leken en waren er zeker van dat de grote kussens mos gebruikt worden als kaboutertrampoline.
Cato liet zelf ook markeringen na. Een ‘C’ in het zand, een bedje van loof en duingras, voor als kabouter Zandkorrel logées kreeg. En een kunstwerk van natuurvondsten: schors, dennenappels en -naalden, bloemen en takjes. Dat was een opdracht uit het boekje.
Hard werken allemaal. En je werd er niet bepaald schoner op.
Omdat Cato toevallig in een Paulus de boskabouterfrenzy zit, kwamen we van alles tegen wat gelieerd kon zijn aan de verhalen. Waar zou de boom van Oehoeboeroe zijn? Het dassenhol van Gregorius? Het huisje van Paulus? Dat laatste moest in een ferme stam zijn, eentje waar Sinterklaas in past (zoals iedereen weet die Paulus de hulpsinterklaas heeft gelezen), zoveel was zeker. Vele bomen waren geroepen, slechts weinige uitverkoren.
Paulus zelf liet zich overigens niet zien. Kabouter Zandkorrel ook niet. Maar dat komt, zo stond in het opdrachtenboekje van het kabouterpad, omdat kabouters overdag veel slapen. Daarom moet je ook niet te veel kabaal maken als je door het Schoorls duingebied loopt. Dus slopen we op onze tenen de hoge trappen op.
Wat niet meeviel, in het bijzonder voor degenen die een extra lading bij zich droegen. Een lading die alles aanvankelijk erg interessant vond, maar gaandeweg nogal slaperig werd van de wandeling in de boslucht. Kabouters zijn niet de enige wezens die overdag een tukje doen.
Zo bossig als het er nu is, is het niet altijd geweest in de Schoorlse duinen. Lange tijd was het een woestijn aan zee. In 1801 schreef de dijkgraaf aan de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken dat het de ‘ellendigste van alle die duinen’ was, want ze waren niet in toom te houden. Daarom besloot men honderdvijftig jaar geleden wat bomen te planten die het zand op zijn plaats moesten houden. Dat resulteerde in dit prachtige natuurgebied. Volgens het opdrachtenboekje hebben kabouter Zandkorrel en zijn kornuiten daar ook een flink aandeel in gehad – ze hebben heel wat zaadjes geplant. Om hen te helpen kon je zelf een zaadje uit een dennenappel peuteren.
En dat planten.
Daarna mochten we even uitrusten van het opdrachtenboekje. Dat deed kabouter Zandkorrel ook altijd. Dan luisterde hij naar de stilte of hield een gesprek met de vogeltjes. Met het bijzondere vogelfluitje uit de kabouterrugzak konden wij dat ook proberen. Hoewel we eerst een beetje sceptisch waren over het concept (het lijkt op een piepende deur), werkte het fluitje echt: vogeltjes waren even stil en ‘antwoordden’ dan op de nieuwkomer in hun bos. Met een beetje mazzel lok je er trouwens een hele coole vogel mee.
De opdracht ‘kijk met een spiegeltje onder de hoed van een paddestoel’ konden we helaas niet uitvoeren. In juni zijn er bijna geen paddestoelen. Dat is jammer, want dit gebied staat bekend om zijn grote hoeveelheid paddestoelen: ruim 800 soorten. Daarentegen hadden we geluk bij het paddenpoeltje. In de zomer mag kabouter Zandkorrel er graag pootjebaden en in de winter pleegt hij er te schaatsen.
Wij vonden er een miljoen dikkopjes.
Jet en Cato groeven mooie geultjes, doolhofjes en waterglijbanen uit, zodat de dikkopjes gezellig konden recreëren. Zo’n ronde poel wordt anders ook maar saai.
Cato kreeg haar kabouterdiploma. We waren plaatsvervangend trots met haar; zoiets straalt toch af op hulpen van de hulpkabouter. ’s Avonds bij het voorlezen uit Paulus in de nesten dacht Cato in de tekeningen een en ander te herkennen. Bij een volgende wandeling weten we de Paulusboom vast en zeker te vinden.
—-
- Het kabouterpad begint bij Het Zandspoor, het bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer in Schoorl. Voor niks gaat de zon op en kabouter Zandkorrel is ook niet van gisteren, dus het is niet helemaal gratis: een opdrachtenboekje kost 2,50 euro en voor iedere hulpkabouter (degene die een eigen muts en rugzakje krijgt) betaal je ook 2,50. Hou een tientje borg paraat voor het rugzakje.
- Naast het kabouterpad kun je gewoon (gratis) rondscharrelen op de speelplek bij het bezoekerscentrum en de tentoonstelling binnen bekijken. Er is ook een blotevoetenpad.
- In de herfst is een paddestoelentocht een grote aanrader. Op de activiteitenpagina van Het Zandspoor vind je in september en oktober alle informatie. Hier een filmpje met sfeerfoto’s van iemand die een paddestoelenwandeling in Schoorl gemaakt heeft.
Oma vertelt, Anno Domini 2082
5 september 2011
Vroeger, mijn kleintje, vroeger waren de seizoenen nog seizoenen. De herfst was het mooist. Dan rook het naar omgespitte aarde en zochten we kastanjes tussen de vurig gekleurde bomen. Dan viel het zonlicht zo mooi laag naar binnen en waren de dagen gezellig. De winters waren altijd koud met pakken sneeuw en ijs waarop we schaatsten. De lente begon ieder jaar met ons moestuintje, de eerste dagen zonder jas naar buiten en blote voeten in sandalen, ook al was het daar nog net te koud voor.
De zomers waren altijd warm. Er zat weleens een natte tussen, maar terugkijkend viel het eigenlijk altijd mee. Dan gingen we aan het eind van de middag rucola plukken in de duinen.
Wilde rucola, die groeide overal. Zomaar op straat, in de berm. En in de duinen dus. Tot eind september, je herkende het gemakkelijk aan de kleine gele bloempjes en de typische blaadjes. En als je het niet zeker wist, plukte je een blaadje af en dan rook je de walnootachtige geur.
Ze verkochten het zelfs in zakjes in de supermarkt, voor mensen die niet wisten dat je het in de duinen kon plukken. Ja, die had je toen nog, supermarkten. Nee, niet via internet, wij kochten onze boodschappen nog in een winkel. Daar ging je dan naartoe en dan stopte je spullen in een ijzeren wagentje. Kun je je niet meer voorstellen, hè?
Nou, en dan plukten we een bak vol. Soms met z’n allen, soms alleen met mijn zusje.
We deden het ’s avonds op zelfgemaakte pizza’s. ’s Middags hadden we brooddeeg gemaakt en ’s avonds rolden we dat uit en belegden het met allemaal lekkere dingen. Zoals die rucola dus.
We hadden onze bikini’s al aan onder onze kleren. Want omdat we er toch waren, gingen we meteen even zwemmen.
Ook als het een beetje fris was. Dat was eigenlijk nog lekkerder dan op een snikhete dag. Aan het eind van de middag was het altijd het fijnst op het strand.
Kijk, ik heb er nog foto’s van. We hebben allemaal leren zwemmen in zee. Dat kon toen, zwemmen in de Noordzee. Later haalden we wel een zwemdiploma, hoor. Maar dat gevoel van drijven, je voeten los van de grond en spartelen met je armen en benen, dat leerden we voor het eerst in zee.
De stranden waren zo groot en mooi aan het eind van de dag. Soms aten we er ook. Of we gingen na het eten, als er een warme gloed hing en de golven heel hoog waren. Ik had een roze bikini, weet ik nog. Daar was ik heel trots op.
Mijn ouders maakten af en toe foto’s. Die zette mijn moeder dan op een blog. Daar was ze ooit mee begonnen om mensen te vertellen over thuisonderwijs.
Dat mocht toen nog niet, hè, zelf je kinderen les geven. Nee, ben je mal. Echt niet. Mijn ouders zijn ook eerst naar een rechtbank geweest, twee zelfs. Ja, uiteindelijk mocht het wel, maar ze moesten praten als Brugman. Er waren zelfs mensen bij wie de kinderen uit huis gehaald werden. Kun je je nu niet meer voorstellen, hè? Zo ging dat toen.
Omdat veel mensen dachten dat thuisonderwijs mysterieus en slecht was, hield mijn moeder dus dat blog bij. Kon iedereen zien hoe het zo’n beetje in zijn werk ging. Dat deed ze op een enorme computer. Laattwintigste-eeuws model. Zo’n kast ja, die je in het museum voor communicatie gezien hebt. Die stond dan op de grond te zoemen, met een los beeldscherm op haar bureau. Ze heeft het nog heel lang volgehouden op dat lel. Pas later kreeg ze een normale computer, ja, zoals jij nu in je hand hebt.
Maar kom, kleintje, je hebt al veel te lang binnen gezeten. We gaan lekker naar buiten. Ik heb pizzadeeg gemaakt, dat staat nog te rijzen. Kunnen we even naar de bibliotheek wandelen. Wist je dat er een tijd was dat ze alle bibliotheken wilden sluiten? Dat is er gelukkig nooit van gekomen. Kom, dan gaan we. Ik weet nog een plekje op de weg er naartoe waar wilde rucola groeit.
Natuurdagboek
23 juli 2010
Vorige maand stuurde een medethuisonderwijzer een link door en schreef erbij: ‘Hiervan heb ik in zes maanden meer geleerd van de Nederlandse vogelwereld dan in heel de voorgaande 46 jaar van mijn leven.’
Dat leek me wel wat. Je reinste ornitholoog zal ik niet worden, maar een mens kan altijd streven. Ik meldde me aan en zag roeken, ijsvogeltjes en lepelaars voorbijkomen. Hartstikke mooi en altijd met een paar bijzondere weetjes erbij.
Vandaag deze vos. Ik tease even met een stukje uit de nieuwsbrief, dan moeten jullie daarna doorklikken.
In de Amsterdamse Waterleidingduinen kruiste gisteren een vos mijn pad. ‘Kruisen’ is eigenlijk niet het goede woord: hij kwam eraan lopen, zag mij al vanaf pakweg honderd meter en bleef desondanks gewoon zijn weg over het verharde pad vervolgen, stak over en liep op een meter of twee, drie rustig langs me heen. Niet schuw, wel attent.
Het Vogeldagboek wordt gemaakt door natuurfotograaf Adri de Groot en verschijnt ongeveer drie keer per week. Behalve vogels schiet hij dus ook andere dieren, bloemetjes en plantjes. Hier kun je vorige dagboekfragmenten bekijken en via deze link kun je je opgeven voor een regelmatig shotje natuur in de inbox.
Midas troost larfje
2 mei 2010
’t Is even wennen met zo’n zielig been, maar we beginnen ons in een rol te schikken die we zes weken kunnen volhouden.
Philip en Jet doen hun best om Cato aan het lachen te maken, zitten geduldig vijf valsgespeelde potjes memorie uit of klappen de wc-bril naar beneden als Cato roept: ‘It moet een plas!’ terwijl een van ons haar ijlings naar het toilet draagt.
Mijn duifje en ik vervullen de rol van sherpa, sjouwend van wc naar bank naar tafel en lijken ons drie jaar terug in de tijd te begeven. Weer wassen, aankleden, verdriet en pijn troosten en liedjes zingen, net als toen ze een baby’tje was.
Cato zit op haar troon en ontbiedt deze of gene (‘It wil nu graag dat Philip met mij speelt’), bij vlagen treurend om pijn, jeuk of haar beperkte bewegingsvrijheid. Over een weekje mag er loopgips op, ik ben benieuwd of een driejarige daar ook mee uit de voeten kan.
Op dit moment wil Cato vooral tv kijken. We trekken het arsenaal van boekjes, liedjes, spelletjes, kleidozen, stiften en Star Warspoppetjes uit de kast om haar af te leiden, want van hele dagen een flikkerend apparaat wordt niemand gelukkig. Maar soms teken ik de capitulatie en tetteren Buurman en Buurman, K3 bestaat 100 jaar of een ander puikje uit onze dvd-collectie vaker dan me lief is door de woonkamer.
Gelukkig had ik ook nog een film die we allemaal wilden zien: Pluk, de kleine bever. In de trant van De vos en het meisje, maar dan met de stem van Midas Dekkers, altijd bereid om de lieflijke dierenwereld te relativeren: ‘Ze hoorden een onheilspellend gehuil. Pluks vader werd door wolven aan stukken gescheurd.’
Mooie beelden, dottige bevertjes en het loopt gelukkig goed af. Op de officiële filmsite staan fragmenten; wel in het Frans, maar de Nederlandse versie heeft dus Midas.