528

5 maart 2010

We merkten het meteen toen vriend D. woensdagmiddag kwam spelen. Er was iets. Na tien minuten kwam het eruit. ‘Ik heb vandaag mijn citoscore gehad’, zei hij. ‘Ik ben er wel van geschrokken.’

Alle andere voor- en nadelen terzijde schuivend is dit een van mijn hoofdbezwaren tegen onderwijs waar kinderen niet hun individuele talenten mogen ontwikkelen: dat zij na zes jaar gereduceerd worden tot een getal. En een getal als 528 doet in geen enkel opzicht recht aan een jongetje als D.

We hebben het hier over D., die feilloos weet hoe je met mensen moet omgaan. Die iedereen bij het spel betrekt en altijd compromissen weet te vinden.

D. met zijn taalvirtuositeit, zijn enorme gevoel voor humor. Die het heerlijk vindt om verhalen te verzinnen, enthousiast aan zijn opstel werkt, ook al schrijft de juf als enig commentaar: ‘Duidelijker schrijven. Dit kan ik niet lezen.’ Juf weet niet feilloos hoe je met mensen moet omgaan.

D. met zijn onbegrensde hart en zijn torenhoge rechtvaardigheidsgevoel, die petities opstelt en handtekeningenacties organiseert als zijn klas ten onrechte gepasseerd wordt voor een jaarlijks evenement.

D. die speciaal voor Cato’s verjaardag langskomt, met precies de juiste cadeaus. Die van zijn zakgeld een souvenir uit Venetië meeneemt, omdat hij dat ene dingetje ‘echt iets voor Philip’ vond. Die er vervolgens aan denkt om ook iets voor Jet en Cato uit te zoeken.

Die de allerbeste kerstkaarten van de wereld kan schrijven.

En ja, het is ook een beetje een dromer. Maar je moet een vlinder de tijd geven om zijn vleugels te ontvouwen.

Het ergste vind ik dat dit belachelijke getal een deel van zijn zelfbeeld wordt. Zoals bij mijn vriendin, die altijd dacht dat ze dom was, omdat procentsommen en grammatica bij haar niet vanzelf gingen – toen ze elf was. Toen ze er op haar vijfentwintigste nog eens naar keek, snapte ze het wel. Hoe kon dat nou, zij was toch iemand die dat soort dingen niet begreep? Hoeveel dingen ze niet eens geprobeerd heeft, omdat ze dacht dat ze het toch niet kon.

Waarom zijn procentsommen belangrijker dan creativiteit? Is kennis van de Nederlandse grammatica op je twaalfde een belangrijkere factor voor geluk en succes dan muzikaliteit, inlevingsvermogen, filosofisch inzicht? Als je van alle dieren op de wereld de habitat weet en in welke werelddelen zij voorkomen, dan kun je toch een citoscore halen waarbij diverse leerwegen bij voorbaat afgesneden zijn, want wereldoriëntatie telt niet mee voor de toets.

Het filmpje dat ik hier plaatste is bekend, maar niettemin nog steeds veelzeggend. Voor wie liever Nederlands leest, staat hier een vertaling.

Ik moest ook denken aan het iq-puzzeltje dat de wiskundemeisjes een tijdje geleden plaatsten. Vergeet vooral niet de oorspronkelijke links van Tanya Khovanova te lezen.

D. heeft woensdagavond bij ons gegeten en we hebben gevierd dat hij onze vriend is. Ik hoop dat hij nooit, nooit vergeet dat hij alles kan worden wat hij wil. De wereld smacht naar mensen zoals hij.

Op niveau

23 december 2008

‘Hoe weet je of je kind op niveau zit?’

Het is meestal niet de eerste vraag die gesteld wordt (die gaat doorgaans namelijk over ‘het sociale’, waarvoor ik ter geruststelling ook onze pagina met uitjes bijhoud), maar hij staat wel in de top drie: ‘Hoe houd je bij of er geen hiaten ontstaan?’

Als je thuisonderwijs geeft, zijn er geweldig veel bronnen waaruit je kunt putten. Omdat ik merk dat het ontwikkelingsniveau van thuisonderwijskinderen vergeleken met dat van schoolkinderen nogal leeft, zal ik een paar van die bronnen prijsgeven. Omwille van de leesbaarheid beperk ik me tot het basisonderwijs en een klein aantal links.

Het basisschoolboek

Zo is daar het Basisschoolboek, een naslagwerk met de actuele leerstof die kinderen aan het eind van de basisschool idealiter gehad zouden moeten hebben. Gerangschikt per vak beslaat het alle kerndoelen van het primair onderwijs – van taal en rekenen tot aardrijkskunde en verkeer. Hier kun je voorbeeldpagina’s inzien.

Dan zijn er natuurlijk de kerndoelen zelf, de onderwijsdoelen waarnaar basisscholen moeten streven. Omdat deze vrij abstract en globaal zijn, bestaan er ook zogenaamde tussendoelen, concreet uitgewerkte suggesties voor het onderwijs.

Die tussendoelen staan hier. Onder het kopje ‘leerlijnen’ kun je de vakken Nederlands tot en met bewegingsonderwijs aanklikken, en per vak doorklikken naar ‘leerlijn’. Laat je vooral niet ontmoedigen door het massieve schema. Het zijn letterlijk streefdoelen; ik schreef al eerder dat wereldoriëntatie niet meetelt voor de citotoets. Bovendien lijken de doelen vaak ingewikkelder dan ze zijn. Soms zijn ze zo voordehandliggend, dat je er zelf niet opgekomen was er een kerndoel van te maken: een kind van zes jaar (eind groep 2) dient bijvoorbeeld te weten dat je een boek van voor naar achter leest, een bladzijde van boven naar beneden en dat er verschillende soorten boeken bestaan  (leerlijn 4). Ik wil maar zeggen: de angst voor hiaten hoeft niet te overheersen.

In sommige gevallen is het trouwens ook heel simpel om te zien waar je kind mee bezig is. Wanneer je bij het thuisonderwijs werkboeken gebruikt, voor rekenen bijvoorbeeld, dan staat het niveau gewoon op de omslag: boekje 2A, 2B enzovoorts. Weet je dus in welk leerjaar je kind bezig is.

Als je ervan houdt, kun je op deze site citotoetsen per vak vinden – linkerkolom bovenaan. Op dit gedeelte van de site staan nog veel meer oefentoetsen.

Voor een overzichtelijke opsomming per jaargroep en onderwerp kun je ook op deze site kijken. Je klikt op de groep waarin je kind zou zitten, vervolgens op het schoolvak en je ziet precies welke stof er in dat jaar op school aangeboden wordt. Vol oefeningen en niveautesten.

Speciaal voor het vak rekenen is er ook een site met de ondertitel ‘Wat je kind moet weten’. Deze staat hier en biedt, naast een overzicht per leerjaar, in de rechterkolom rekenmateriaal aan. Daar kun je bijvoorbeeld zien dat het rekenen in groep 3 beperkt blijft tot plus- en minsommen tot 10.mijn-kind-groep-4

De boekenreeks Mijn kind in groep… van ThiemeMeulenhoff geeft een globaal jaarbeeld van het hele schoolaanbod. Per groep (alleen voor de groepen 1, 2, 3, 4 en 8) is er een boek waarin wordt uitgelegd wat een kind op school zoal aangeboden krijgt.

De vraag is natuurlijk: hoe belangrijk is het dat je kind precies hetzelfde jaarschema aanhoudt als zijn schoolgaande leeftijdsgenoten? Is het nodig om je dochter in week 12 het woord neus te leren omdat haar vriendinnetje in groep 3 dat ook op dat moment leert? Of om de verkeersborden pas op haar negende uit te leggen, omdat dat volgens het schoolrooster zo past? Ook als ze er op haar vijfde al naar vraagt,  terwijl ze bij je achterop de fiets zit?

Al die ontwikkelingsoverzichten kunnen van pas komen, maar het mooie van thuisonderwijs is dat je zo flexibel kunt zijn, dat je dochter na neus meteen verder kan lezen als zij daar aan toe is. Op haar derde. Of op haar achtste. Maar niet per se in week 12 van groep 3. Wanneer je de achtergrondkennis zo kunt toepassen dat je kind floreert, denk ik dat niemand zich zorgen hoeft te maken over het niveau.

Kennen en kunnen

8 december 2008

In de categorie veelgestelde vragen 1) deze keer:

‘Ik ben slecht in geschiedenis (taal/rekenen), kan ik dan wel thuisonderwijs geven?2)

Om kort te gaan: ja, ja, driewerf ja. Maar ik ben niet van dat hele compacte, dus nu nog een toelichting.

Omdat thuisonderwijs in Nederland niet zo bekend is, is het voor veel mensen omgeven met een zweem van mystiek en complexiteit. Dat is nergens voor nodig. Iedereen kan het. Sterker nog: iedereen doet het. Alle ouders die in het weekend naar een museum gaan, hun peutertjes de kleuren leren, hun kinderen voorlezen of tijdens het journaal uitleggen wat een kredietcrisis is, geven thuisonderwijs. Het verschil -en wat mij betreft de grote zegen- zit ‘em vooral in de hoeveelheid tijd die thuisonderwijzers er aan kunnen besteden.

Verder hoef je er niet bijzonder knap voor te zijn. Uit het Canadese onderzoek From the Extreme to the Mainstream is gewoon gebleken dat mensen die thuisonderwijs willen geven, geen speciale vooropleiding nodig hebben.

Als je zelf ergens geen verstand van hebt, dan zoek je het samen op, of je schakelt mensen in die er wel verstand van hebben. Zo heeft Jet laatst van onze nieuwe vrienden steken leren opzetten om te breien; dat heb ik namelijk nooit geleerd op school. En we spreken geregeld af met iemand die ons mooie dingen in natuur en landschap laat zien. Iedereen heeft ze in zijn omgeving: mensen die de liefde voor hun vak of hobby kunnen overbrengen.

Wat belangrijk is, is dat je bereid bent om samen met je kind te leren. Samen naar de bibliotheek, daar hebben kinderen alle tijd om boeken te zoeken en te leren hoe je het opzoeksysteem gebruikt. En thuis kun je ze helpen om internet en naslagwerken optimaal te benutten.

Daarnaast kun je natuurlijk naar believen uitbreiden met heuse vakliteratuur. Alles is te leen in de bibliotheek. Veel boeken die bedoeld zijn voor pabo’s of academische vakgebieden, zijn ook heel leesbaar voor thuisonderwijsouders. Een boek als Schrijven met zorg van Anneke Baauw-van Vledder kun je gebruiken om je kind te helpen bij het schrijven; het geeft een duidelijke uitleg, handige tips en veel oefenbladen.

Ron de Bruin, Geschiedenis gevenEn neem het boek Geschiedenis geven van Ron de Bruin; dat bevat originele, prachtig uitgewerkte suggesties voor de hele canon van de Nederlandse geschiedenis. Hier kun je het gedeelte over de Middeleeuwen online inkijken; met ideeën om stadskaarten van vroeger en nu te vergelijken, de Carmina Burana te beluisteren, een belegering na te tekenen of als monniken te kalligraferen.

Veel mensen denken dat je als thuisonderwijzer overal verstand van moet hebben, maar dat is een misvatting. Een mens kan niet alles weten, maar wel alles opzoeken. Dat is wat ik de kinderen probeer bij te brengen.

———————-

1)  Hier meer veelgestelde vragen. Voel je overigens vrij om vragen te stellen. Ik merk dat er wat misverstanden over thuisonderwijs sudderen die soms gemakkelijk rechtgezet kunnen worden. Mocht je iets willen weten, maar het nooit hebben durven vragen, dan kun je het briefpapiertje op deze pagina gebruiken.

Terug

2)  Deze vraag laat meteen zien dat school geen garantie is voor kennis. Iedereen heeft geschiedenis, spelling en rekenen gehad, maar daar blijft soms niet zo veel van hangen. Zeker niet wanneer het resultaat meer gericht is op het behalen van een cito-toets dan op het verwerven van kennis.

Terug

Eigenlijk wil ik niet overtuigen door zwaktes in het schoolsysteem te accentueren, maar door de kracht van thuisonderwijs voor zich te laten spreken. Desalniettemin vind ik dit filmpje toepasselijk.

Juist nu de roep om meer toetsen toeneemt, denk ik dat het belangrijk is om te kijken waar het welbeschouwd om gaat. Bij de citotoets telt het onderdeel wereldoriëntatie (geschiedenis, natuurwetenschappen en aardrijkskunde) niet mee voor de eindscore: eigenlijk hechten we dus geen waarde aan een goede algemene ontwikkeling. Je kunt wel twintig toetsen per jaar afnemen, maar als de kwaliteit van het onderwijs niet toeneemt, sta je het paard achter de wagen te spannen.

Het origineel van dit filmpje staat op de website van Tom Chapin

Jubileumreflecties

18 mei 2008

Cato aan het werk

Voor Cato is de wereld nog niet onderverdeeld in vakgebieden. Dat snapt iedereen. Haar aardrijkskunde is het strand, haar biologie het ontdekken van haar eigen navel. En dat tandjes poetsen in de basisvorming onder het vak ‘verzorging’ zou vallen, daar moet iedereen natuurlijk hartelijk om lachen.

Als je veertien maanden bent, hoef je nog aan niemand uit te leggen dat in jouw wereld alles samenhangt.

Philip doet onderzoek bij een putVoor Philip en Jet ligt dat anders. Zodra je de rijpe leeftijd van vier jaar bereikt hebt, wordt je leven opgedeeld in vakken. Wat voorheen ‘spelen met je zusje’ was, of ‘heel hard achter elkaar aanrennen’, heet vanaf dat moment bewegingsonderwijs. Aan tafel vertellen wat je bij opa en oma gedaan hebt, heet nu mondelinge taalvaardigheid.

Daar snappen Philip en Jet niet veel van. Als mensen vragen: ‘Hebben jullie dezelfde vakken als op school?’, dan begrijpen ze die vraag niet. Voor hen hangt alles nog net zo samen als voor Cato.

Zo nu en dan leg ik uit dat de verhalen die we op de bank lezen, ons bezoek aan het Prinsenhof en het invullen van de tijdbalk op school ‘geschiedenis’ genoemd wordt. Dat Philips gesnuffel in zijn atlas, zijn interesse voor vlaggen en volkeren eigenlijk aardrijkskunde heet. En dat de mooie bouwwerken die hij al jaren maakt onder het vak handvaardigheid of techniek zouden vallen.

Maar het komt nog niet echt aan, merk ik. En eigenlijk vind ik hun naïviteit juist wel charmant. Argeloosheid is toch een genoegen van de jeugd.

Morgen is het een jaar geleden dat ik dit dagboek begon. Toegegeven, als blogger in de ware zin des woords ben ik waardeloos. Ik publiceer niet dagelijks, ik reageer niet op bloggersverkiezingen, mijn stukjes zijn veel te lang, op uitjes vergeet ik mijn camera mee te nemen en als ik hem al mee heb, dan gaat mijn fotografie die van een achtjarige niet te boven.

Maar ik vind het wel erg leuk om te doen. Het is geen voorlichtingssite geworden over de formele aspecten van thuisonderwijs; dat was ook niet mijn doel. Ik ben hiermee begonnen om een indruk te geven van ons leven. Niet het thuisonderwijsleven, maar een thuisonderwijsleven. En al vertel ik nog niet de helft van wat ik zou willen vertellen, ik vind het leuk om globaal te zien wat we gedaan hebben. Een soort rapport. Nou alleen nog een tienminutengesprekje om te zien of we overgaan. De kinderen gaan in ieder geval verder. In hun eigen universum waarin alles samenhangt.

Samen op weg