Gouwe ouwe

22 april 2010

Weer eens wat gouwe ouwe. Twee van de vier worden allang niet meer uitgegeven, maar dat is een schande en moet alsnog gebeuren. Tot die tijd kun je ze krijgen bij het antiquariaat en sites als veilingkijker en boekwinkeltjes.

Eerst een boek dat nog wél in de winkel te krijgen is, Het oneindige verhaal van Michael Ende.

We zijn pas halverwege het verhaal, maar ik weet nu al dat Philip en Jet het zich zullen blijven herinneren, zoals vaak met goede boeken. Ik had het zelf niet eerder gelezen. De enige associatie die ik had, was het jarentachtignummer van Limahl met de videoclip van een jongetje op een vliegende witte hond. Na de eerste paar hoofdstukken weet ik nu dat die hond niet helemaal adequaat gecast is. De film wil ik voorlopig in ieder geval nog niet zien.

Het is een prachtig boek. De taal is poëtisch, het verhaal verrast, ontroert, zuigt je mee. Ik zie sommige wendingen uiteraard wat eerder aankomen dan de kinderen, maar het is een genot om voor te lezen. Philip (10)  en Jet (8) houden afwisselend hun adem in en veren op als ze ineens iets begrijpen. We weten dus nog niet hoe het afloopt, maar ik wilde alvast een aanbeveling doen bij de Commissie ter Bevordering van de Vergeten Klassieker. Als je het niet erg vindt om de clou van het verhaal te weten, kun je op wikipedia kijken, anders staan hier voorbeeldpagina’s van het eerste hoofdstuk.

Het volgende boek hebben we een poos geleden al gelezen, maar heeft genoeg indruk gemaakt om het alsnog te noemen: 100 jaar geleden van Het schrijverscollectief met olieverfschilderijen van Fiel van der Veen.

Het geeft een mooi en verdrietig beeld van het leven van een arbeidersmeisje in de negentiende eeuw. Naast het verhaal zijn het ook de illustraties van Fiel van der Veen en de foto’s die het ‘em doen. In tegenstelling tot de Gouden Eeuw of de Middeleeuwen spreekt de negentiende eeuw meestal niet erg tot de verbeelding. Daar brengt 100 jaar geleden verandering in.

Hoofdpersoon Claartje is een doorsnee negentiende-eeuws meisje. Geboren in de armoede van de veenkoloniën vertrekt ze naar het westen om in leven te blijven. Via de textielindustrie, een scheepswerf, de eerste arbeidersstakingen en het leven van arm en rijk in Amsterdam, vindt zij uiteindelijk haar plaats in de maatschappij. We werden al snel het verhaal ingezogen en hebben uren achter elkaar gelezen om te weten hoe het verder ging. Jet kan nog steeds geen stroopwafelkruimels eten zonder aan Claartje uit het boek te denken.

Voorbeeldpagina’s waren nergens te vinden, maar sinds kort heb ik een scanner. Wat is dat een enig ding, zeg. Ik hoop dat het auteursrechtelijk gezien mag, maar ik heb hier het eerste hoofdstuk gezet, zodat je kunt beoordelen of je het de moeite waard vindt om tweedehands te kopen. Mocht ik in overtreding zijn, dan hoor ik het graag van de erven Wilmink, Hans Dorrestijn of een van de andere leden van Het schrijverscollectief.

Nummer drie: Erik of het klein insectenboek van Godfried Bomans.

Ja, ik weet het, de titel is genoegzaam bekend, maar deze post is voor mensen die hem nog niet gelezen hebben. Doe het maar. Erik is sprookjesachtig en toch echt, grappig en ernstig, nature en nurture. Overal op internet zijn samenvattingen te vinden en hier staat de wikipagina van het boek. Een dezer dagen zal ik er nog iets meer over posten.

Ten slotte een schrijver die ik alleen kende van zijn grote-mensenboeken: Isaac Bashevis Singer. Voor wie zijn naam niet direct kan thuisbrengen: Singer is ook de schrijver van het korte verhaal ‘Yentl, the Yeshiva Boy’ dat beroemd werd door de film van Barbra Streisand. In het voorwoord van Kinderverhalen vertelt Singer over zijn aanvankelijke weerzin om voor kinderen te schrijven en zijn besluit daar verandering in te brengen. Gelukkig maar.

Het zijn heerlijke sproken en fabels. Bijzonder aan de verhalen vind ik dat ze vertrouwd aandoen, alsof je er al eens van gehoord had bij Grimm, Andersen of Perrault. En toch zijn ze in alle opzichten eigenzinnig en origineel, van de natuurbeschrijvingen tot de wijsheden.

Ook van dit boek was geen inkijkje te vinden op internet. Maar onder het motto ‘as ge maar leut het met d’n scanner’ heb ik een verhaal online gezet. Hier staat ‘Lepe Todie en Lyzer de vrek’.

Bibi Dumon Tak, Soldaat WojtekSoms is het moeilijk om goede boeken te vinden bij bepaalde onderwerpen. Geschiedenis en aardrijkskunde zijn geen enkel probleem – om alle moois op dat gebied uit te lezen heb je drie levens nodig.

We zijn nu bijvoorbeeld bezig in Soldaat Wojtek van Bibi Dumon Tak, een waargebeurd geschiedenisverhaal uit de Tweede Wereldoorlog. En we moeten telkens even stoppen om tegen elkaar te zeggen hoe leuk het is.

Zó wil ik eigenlijk ook graag dat de kinderen biologie leren, natuurkunde of wiskunde.*) Op dat gebied is de literatuur toch wat dunner gezaaid. Maar ze is er wel.

Dietrich Grönemeyer schreef De kleine dokter. Daarin wordt de twaalfjarige Nanolino door een bijzondere machine verkleind en maakt hij een reis door het menselijk lichaam.

Dietrich Grönemeyer, De kleine dokter

Hij leert over anatomie, organen en ziekten, medische technologie en ook over natuurlijke geneeswijzen. Dat laatste is niet altijd in mijn straatje (acupunctuur en ayurveda), maar alle alternatieven worden aangevoerd door de grootmoeder van Nanolino, zodat duidelijk is wat traditioneel en door de wetenschap aanvaard is.

In de ijver om compleet te zijn, is het boek soms wel ingewikkeld, bij vlagen zelfs onbegrijpelijk – bij het voorlezen ben ik dan ook vrij makkelijk in het schrappen van passages. Maar genoeg gespreksstof, mooie illustraties en microscopische afbeeldingen van organen en weefsel. Bij de internetboekwinkel kun je hier een paar bladzijden van De kleine dokter lezen.

Naast de menselijke biologie is er natuurlijk ook veel over dieren te leren uit kinderboeken. Ik heb al eerder verwezen naar Midas Dekkers, bovenmeester van de biologieschool, maar ook Ruik eens wat ik zeg van (daar is ie weer) Jan Paul Schutten is een geweldig voorbeeld van hoe je van alles over planten en dieren te weten kunt komen zonder schoolboek.**)

En soms krijg je zomaar tips aangereikt van inspirerende mensen. Aan de hand van het boek Science Through Children’s Literature heeft thuisonderwijscollega H. een paar geweldige Nederlandse varianten gemaakt. Met de prentenboeken De spin die het te druk had en Een zaadje in de wind (beide van Eric Carle), doet zij mooie suggesties voor diverse bèta- en gammavakgebieden.

Phileas en Passepartout

Zelfs wiskunde kan met literatuur. Op mijn boekenlijstje staat hier al een aantal boeken, maar uitgeverij Kluwer heeft met de serie Bolleboos zoiets geweldigs gemaakt. Wiskunde en Jules Verne. Phileas Fogg die zijn reis om de wereld in tachtig dagen maakt, en jij kunt uitrekenen hoe hij moet reizen, waar het mis kan gaan, hoe vaak hij de zon ziet opgaan. Het is een heuse lesmethode (en dus peperduur), maar wel eentje waarvan er meer gemaakt mogen worden.

Voor kinderen vanaf een jaar of elf die al een stevig wiskundefundamentje hebben: De reis om de wereld in 80 dagen. Hier en hier kun je het boek inzien – het lijkt twee keer dezelfde verwijzing, maar je kunt op beide links verschillende pagina’s bekijken.

Ten slotte kreeg ik van thuisonderwijscollega V. een mooie rekenles aan de hand van Gullivers reizen. Helemaal gratis en hier te downloaden, gemaakt door een bevlogen leraar. Voor de wiskundereis met Phileas Fogg is beduidend meer rekenondergrond en -inzicht nodig, en deze Gulliver is leuk voor jongere kinderen, vanaf een jaar of acht.

Voor meer wiskundeinspiratie kun je klikken op de categorie ‘wiskunde’ (in de wolk aan de rechterkant zie je alle categorieën staan).

Jonathan Swift, Gullivers reizen, bew. van Martin Jenkins, ill. Chris Riddell

———————-

*) In dit stukje heb ik iets gezegd over mijn keus voor het gebruik van kinderboeken in plaats van schoolmethodes. In het intro ‘Thuisonderwijs, zo zijn onze manieren’ staat daar nog meer over.

Terug

**) Zie boekenlijst onder ‘Biologie’ voor meer suggesties. Via de blogcategorie ‘biologie’ kun je alle stukjes zien die over biologie gaan.

Terug

Op reis naar Rembrandt

6 september 2009

Uit het dagboek van Philip: *)

‘Wij (mama, ik en Jet) zijn in een nieuw boek begonnen: Julia’s reis. En tot nu toe vind ik het leuk. Het gaat over een mijsje meisje dat teruggaat in de tijd van Rembrandt van Rijn, en weet je wat zo grappig is? Wij (mama, ik, Jet en Cato) gaan vrijdag naar het Rembrandthuis.’

Want als je zo’n boek leest, wil je op tijdreis. Ook even zitten in de keuken waar Hendrickje en Titus melk dronken, kijken in het atelier waar het licht zo mooi naar binnen schijnt.

Voordat je op tijdreis gaat, moet je eerst een prozaïsche treinreis ondernemen.  En dat wordt steeds makkelijker met Cato. Ze hoeft nu niet meer per se alle trapjes van de dubbeldekkertrein op en af. Ze brult niet meer bij iedere halte dat ze eruit wil. En ze poept niet meer standaard haar broek vol, halverwege de reis, bij voorkeur in een overvolle coupé, waarbij het dilemma ontstaat: wachten met een schone luier en de geur dik als stroop in de coupé laten hangen, of alle reizigers door de zure appel heen laten bijten en terplekke verschonen op bank of grond, zodat de lucht een fractie erger wordt, maar daarna in intensiteit afneemt. Nee, het ging allemaal heel soepel deze keer.

Voordat we naar Rembrandts oude huis gingen, bezochten we eerst de tentoonstelling in de Beurs van Berlage. Alle schilderijen en etsen van de meester onder één dak – nep, want digitale reproducties op origineel formaat. Foto’s van het echte werk, zeg maar. Het nadeel daarvan is dat je niet de dikke klodders verf ziet, niet voor het echte doek staat. Het voordeel is, dat je veel dichter bij de schilderijen kunt komen dan je ooit in een museum kunt. Je kunt ze zelfs aanraken.

En er hangen vergrootglazen, zodat je details nog beter kunt bekijken. Kijk nou toch, déze handen. Daar krijg je toch tranen van in je ogen?

Op geen enkele andere expositie met originele doeken zou je ooit zoveel werk bij elkaar kunnen zien. Ook het schilderij waarin Julia verdwijnt, hing er. Philip en Jet hebben het nog geprobeerd,

Julia's reis

maar tevergeefs. Jet wist wel waarom de tijdreis niet lukte: dit was natuurlijk niet het echte schilderij.

De meeste lol hadden we bij het gedeelte ‘Echt of nep?’, waar je de echte Rembrandt van de vervalsing kon onderscheiden. Zoals Het offer van Abraham (sorry voor de lelijke flits in het midden).

Zoek de verschillen Uitleg verschillen in Het offer van Abraham

Klik op de foto’s voor een vergroting

Van het neppe werk naar het echte huis. Ik was er nog nooit geweest en het heeft echt wel wat, hoor, wandelen op het marmer waar Rembrandt wandelde, staan in het atelier waar hij stond.

Rembrandt - Jet in het atelier

 rode oker, gele oker, lijnolie

In de museumwinkel kochten we potjes oker om thuis aan te maken met lijnolie, zodat we verf kunnen maken zoals in de zeventiende eeuw. Kunnen we telkens een beetje op tijdreis gaan.

———————–

*) Deel van onze taallessen. De kinderen schrijven iedere dag een stukje in een dagboek. Alles mag: een daadwerkelijk verslag van hun dag, iets wat hen te binnen schiet, zomaar een liedje of verhaaltje, wat dan ook. Daarna verbeteren we het samen.

Terug naar boven

Kunst met kinderen

4 september 2009

Finn Zetterholm, Julia's reisTwee weken geleden kreeg ik een mail van vriendin M.: ‘Ken je deze al?’ Het ging over Julia’s reis van Finn Zetterholm. Ik kende het boek inderdaad nog niet (moge dit een uitnodiging zijn aan een ieder die iets moois te tippen heeft) en vond het er veelbelovend uitzien. Even getwijfeld of ik zou wachten tot het bibliotheekfähig was, maar afgelopen maandag besloten dat ik er toch nu al in wilde beginnen. Het klonk als het toonbeeld van een levend boek, het soort boeken waarmee veel van ons thuisonderwijs plaatsvindt.

Julia’s reis gaat over een twaalfjarig Zweeds meisje dat tijdens een museumbezoek een schilderij van Rembrandt aanraakt. Ze strekt haar hand uit, voelt het doek en dan wordt het zwart voor haar ogen. Als ze wakker wordt, bevindt ze zich in 17e-eeuws Amsterdam, vlakbij Rembrandts atelier, waar ze wordt gevonden door de meester zelf. De schilderijreis blijkt geen eenmalig genoegen: telkens wanneer Julia een doek aanraakt, komt zij in de tijd en op de plaats van de kunstenaar terecht: het Spanje van Velázquez, het Frankrijk van Degas, het Italië van Leonardo da Vinci. Overal leert ze over de tijdgeest, materiaalsoorten en schildertechnieken.

We zijn nu op de helft en hebben al twee dagen de rekenboeken ingeruild om erin door te kunnen lezen. Het gaat niet onwijs diep, en niet alles is volkomen geloofwaardig (hadden de huizen rondom de (Joden)Breestraat vóórtuinen? Alles was toch al gracht daar?), maar het is spannend en vlot en het is mooi om te zien welke persoonlijkheden de kunstenaars en hun geschilderde tijdgenoten hebben gekregen.

Philip en Jet wisten alleen dat het verhaal ging over een meisje dat een tijdreis maakt, verder had ik hun gevraagd de achterflap niet te lezen. Dat maakte dat ze de eerste vijftig pagina’s voortdurend speculeerden wanneer er iets zou gaan gebeuren – een extra aardigheidje tijdens het voorlezen. Zelfs toen Julia het schilderij aanraakte, hadden ze nog niet door dat dát het begin van de reis zou gaan worden. ‘O nee’, zei Jet terwijl ze van plaatsvervangende gêne wegkroop, ‘dat is het ergste wat je kunt doen in een museum, een schilderij áánraken.’ Nu weten we dus waarom.

Omdat ik toch bezig ben, wil ik meteen een lans breken voor een paar andere kunstige boeken. Ted van Lieshout, Stil levenMet stip bovenaan: Stil leven van Ted van Lieshout.

Eigenlijk is alles van Ted van Lieshout goed, maar ik houd van Stil leven in het bijzonder. Het is zo origineel en zet zo mooi oud en nieuw, bekend en onbekend, schilderij en niet-schilderij naast elkaar, dat je erin blijft kijken en lezen. Telkens legt Van Lieshout een verband tussen twee kunstwerken: een aardewerken schaal en een muurschildering, de Mona Lisa en een Naakt dat de trap afdaalt van Duchamp. Ik ben het niet altijd met hem eens (ik vind de vrouw van Hans Holbein bijvoorbeeld helemaal niet lelijk, ze is alleen zo vreselijk bedroefd), maar ik voel me ook van harte uitgenodigd om het met hem oneens te zijn. Zijn mening is stellig en persoonlijk en een groot genoegen om te lezen, al was het alleen maar omdat hij je op een andere manier naar de schilderijen laat kijken.

Die bijzondere manier van kijken heeft K. Schippers ook in zijn gebundelde stukjes van de kinderpagina van het Handelsblad.K. Schippers, Sok of Sprei In Sok of sprei en ’s Nachts op het dak staan kunst- en zomaar voorwerpen, waarbij Schippers een eigen verhaaltje, observatie of mening geschreven heeft. De foto’s zijn klein en soms onduidelijk (herdrukken alstublieft), maar de originaliteit van de stukjes en de invalshoek waarmee Schippers je laat kijken, maken het alleszins de moeite waard.

Boeken die het niet moeten hebben van de tekst -zoals bij dichters als Van Lieshout en Schippers- zijn de platenboeken met reproducties. Je hebt standaardwerken als Jansons History of Art, maar we willen schilderijen het liefst paginagroot zien. Claire d'Harcourt, Kunst in de kijkerDan kun je het soort nemen dat torenhoog opgestapeld ligt bij De Slegte, De complete Rubens en andere bundels per schilder, maar zelf ben ik ook gecharmeerd van Kunst in de kijker van Claire d’Harcourt en Een andere kijk op kunst van Robert Cumming.

Kunst in de kijker is weinig meer dan een selectie kunstwerken met een minimale hoeveelheid tekst. De charme zit hem voor mij in de grootte van de platen, de kijkopdrachten en de relatieve onbekendheid van sommige werken: een Arabisch manuscript, schilders als Vittore Carpaccio en Utagawa Kunisada.

Een andere kijk op kunst gaat er juist prat op ’s werelds beroemdste meesterwerken weer te geven.

Robert Cumming, Een andere kijk op kunst, ontdek de symboliek van 's werelds mooiste schilderijen

Daar kun je over discussiëren, maar het is wel een boek dat de kinderen op schoot nemen bij Julia’s reis, omdat zowel Velázquez als Degas als de Mona Lisa er in A3-formaat in staan, zodat je ze goed kunt bekijken.

Ieder schilderij is omgeven met bijzonderheden. Welk perspectief er gebruikt is en waarom, uitleg over techniek, welke symbolische voorwerpen je in het schilderij kunt ontdekken, welke verhalen er achter de doeken zitten. Géricault, Het vlot van de Medusa, uit: Een andere kijk op kunst van Robert CummingJe moet wel even door de toon van Cumming heenbijten, of eigenlijk moet je een deel van zijn beschouwingen gewoon links laten liggen. De beste man blaakt niet van bescheidenheid en zelfrelativering en sommige kritieken zijn zo pretentieus dat je je afvraagt waar hij de branie vandaan haalt. Hij vindt Het feestmaal van Belsazar van Rembrandt bijvoorbeeld ‘wat al te ambitieus’; alsof Rembrandt nog veel te leren heeft.

Toch is veel van de informatie de moeite waard, omdat het je gewoon beter naar de schilderijen laat kijken, en daar gaat het uiteindelijk om.

Da Vinci, Mona Lisa, uit: Een andere kijk op kunst van Robert Cumming  Da Vince, Mona Lisa, detail uit: Een andere kijk op kunst van Robert Cumming

Er zijn nog genoeg kunstboeken natuurlijk. Op het lijstje Kunstgeschiedenis heb ik de boeken gezet die ik ken én de moeite van het noteren waard vind. Babar’s Gallery (leuk om samen de originele werken op te zoeken), alle kinder-kunstboeken van Waanders (met uitzondering van het deel over Jeroen Bosch door Paul van Loon, dat verhaal raakt kant noch wal), de Kunstdetectiveboeken van Anna Nilsen, allemaal goed.

En daarna natuurlijk het museum bezoeken om zoveel mogelijk in het echt te zien.

Tijdmachine

20 mei 2009

Zoiets leuks gedaan gisteren! We hebben een tijdreis gemaakt. Het begon zo. We hadden een luisterboek over de Beemster in huis gehaald.

De Beemster, hoor ik je denken, enig. Altijd al een luisterboek over willen horen.

Nee, ik ook niet. Maar de Beemster staat in de canon van de Nederlandse geschiedenis en bij nader inzien begrijp ik ook waarom. Het is namelijk hét voorbeeld van het Nederlandse pionierswerk om van water land te maken. Het is meer dan een sleetse verwijzing naar die Nederlanders en hun eeuwige strijd tegen het water. Het hoort bij ons.

We hadden dus het luisterboek dat ik toevallig in de bibliotheek was tegengekomen: Jan Janse Weltevree, geschreven door Peter Smit *). Wat een juweeltje, zeg. Een mooi boek over een onderwerp waar nauwelijks kinderboeken over bestaan, dat moet je koesteren. Op een paar anachronismen na (er wordt gemeten in centimeters, die had je in 1609 nog niet, maar het is wel handig voor het begrip) is het een geloofwaardig verhaal over de conflicten tussen mensen die vóór het droogmalen van het Beemstermeer waren (onder meer boeren) en degenen die er tegen waren (binnenvissers). Smit heeft van hoofdpersoon Jan Janse Weltevree een vreselijk leuk jongetje gemaakt; een elfjarige held met een aandoenlijke fantasie waarin hij zich te pas en te onpas kan verliezen.

Hier een stukje luisterboek (3 min). Ter inleiding: het verhaal is net begonnen, Jan heeft zojuist te horen gekregen dat hij bij zijn oom Jacob als visser mag komen werken. Hij is opgetogen en komt tijdens dit fragment terecht bij Jan Adriaenszoon Leeghwater, de timmerman die later een grote rol zal spelen bij het droogmaken van de Beemster en andere waters.

Goed, we zaten middenin het verhaal en de gesprekken aan tafel gingen steeds vaker over Nederland en het water. ‘Wat bedoelen ze eigenlijk met “Nederland ligt onder de zee”?’, vroeg Jet, ‘Dat kan toch niet?’ En omdat een beeld meer zegt dan tien onbeholpen tekeningen van je moeder, besloten we de Beemster aan te doen.

Laten ze daar nou juist nog een prachtige uitvinding gedaan hebben. Een tijdmachine!

Dankzij een telefoon met gps krijg je een persoonlijke gids die je rondleidt door het Land van Leeghwater. Met mooie verhalen brengt hij je terug in de Gouden Eeuw.

Eerst liepen we door De Rijp, het dorp van Jan Janse uit het boek. Met de pratende tijdmachine wandelden we door de 17e-eeuwse straatjes en stonden we op een  steiger boven het water, net als toen De Rijp nog een eiland was. En we tuurden richting de Beemster.

Uitkijken naar het vroegere Beemstermeer

We luisterden hoe de brand in een hennepmolen het halve dorp in de as legde. En over de straat waar in januari 1654 brandende plukken hennep als fakkels rondvlogen en de huizen in vuur en vlam zetten, huppelde nu een 21ste-eeuws meisje met haar ouders, broer en zusje.

Huppelend over de Tuingracht

De korte wandeling eindigde bij het standbeeld van Jan Jansz. Weltevree en vandaar stapten we in de auto. Onze teletijdmachine loodste ons langs de wegen en over het dijkje: ‘Links zie je het oude land, oneffen zoals het altijd geweest is. Rechts zie je het nieuwe land, waarin alles door de mens bedacht is: iedere weg, iedere sloot, iedere boom.’

Bij het ontwerp van het landschap is rekening gehouden met het principe van de Gulden Snede – de verdeling van lijnen die de perfecte schoonheid, de optimale streling van het oog totstandbrengt. In de Gouden Eeuw waren ze dol op die goddelijke verhouding.

Gulden snede in de Beemster

Dat ziet er vanuit de lucht dan zo uit.

Tijdens de reis werden we langs plaatsen geleid waar een verhaal aan vastzat. Zo kwamen we bij een van de elf overgebleven molens die de Schermerpolder drooghielden. Daar zijn we even naar binnengegaan om te zien hoe dat nou werkte.

Molen met Hollands luchtje

In deze museummolen kun je goed zien hoe het droogmalen precies ging, want dankzij glazen ruiten kijk je door de muur en de vloer onder de molen. Dan zie je de vijzel aan het werk, een soort schroef die het water omhoog draait.

Kijken naar het water onder de molen

Bij het zien van het allerknuste woonkamertje dat je je kunt voorstellen, wilden we allemaal op slag in een molen wonen. Ruimtegebrek was geen bezwaar. De kinderen zagen zich al liggen in de stapelbedstee, terwijl John en ik in dezelfde (enige) kamer zaten te ganzenborden.

Stapelbed oude stijl

Helaas hield onze tijdmachine er na de molen mee op. De gps deed het nog wel, maar het luisterverhaal zweeg in alle talen. Beemster stolpboerderij ‘De Eenhoorn’ is dus aan onze neus voorbijgegaan, evenals het borstbeeld van Leeghwater zelf. Het schijnt nauwelijks voor te komen, dus laat je niet weerhouden; wij gaan de laatste helft van de reis ook zeker nog een keer beluisteren.

Op deze pagina vind je alle praktische informatie over de tijdmachine.

En als je helemaal los wilt gaan, kun je ook dit schooltv-programma nog bekijken: ‘Onder de zeespiegel’ (ca. 15 min). Deze aflevering laat mooi zien hoe de droogmakerijen ontstonden en wat er zou gebeuren als de duinen en dijken er niet zouden zijn. Het is een uitzending van Rondje Nederland, een serie over het Nederlandse landschap die we vorig jaar gevolgd hebben.

——————————-


*) Het boek is inmiddels herdrukt onder een andere titel: De strijd om de Beemster. Het luisterboek werd ingesproken door Vincent Wibier (waarom horen we daar niet veel meer verhalen van?) en is helaas, helaas niet meer verkrijgbaar op cd. Je kunt het bij een aantal winkels wel als mp3-bestand downloaden. Uiteraard ook te leen bij de bibliotheek.

**) Meer links over de Nederlandse waterwerken staan in de post over onze waterworkshop bij de stormvloedkering in Hoek van Holland.

Terug