In het noordelijkste noorden van Noord-Holland, daar waar de Nederlandse kust op haar allermooist is, daar waren we deze week. 

Het Nederlandse vlakke land behoort tot mijn mooiste plekken. Je kunt het zo mooi overzien, dat platte. De grote lappen tussen Hoorn en Purmerend. Het Groninger hogeland boven het Damsterdiep. Het hele Noordzeestrand van onder tot boven.

En dit noordelijkste Noord-Holland dus. Nu piepen er alleen nog groene sprieten omhoog uit wat straks de bollenvelden zullen zijn. Toch is het al mooi, de vlakke uitgestrektheid. En die duinen, die prachtige duinen. Veel mooier dan de Zuid-Hollandse.

Daar werd hard gewerkt deze week. Denk er een kilt bij en je hebt bijna Schotse toestanden. Negentiende-eeuws volksvermaak met traditionele onderdelen als het boomstamwerpen.

Rugspieren die tot kwijlens toe gestaald werden.

Het bekende ademhappen in the Great Glen. Een discipline die al van oudsher in Loch Ness beoefend wordt.

De winnaar ging een tikkeltje onwillig op de foto. Louter bescheidenheid.

De debutant die alles gegeven had.

2012 bracht ook een nieuw onderdeel in de Highland Games: het jennen van je zus in 1.40 m stilstaand water. Voorwaarde was wel dat de titelhouder het vervolgens weer goedmaakte en ontspannen op de foto ging.

Waarna hij urenlang achternagezeten werd door het monster van Drumnadrochit.

Zelf was ik kampioen in het maken van wazige foto’s en pakte brons op het onderdeel ‘oppeppen in Picasa’. Ook het traditionele cattle herding ging me goed af. De jury prees mijn aan waanzinnigheid grenzende kalmte en floot bewonderend tussen de tanden toen ik de vier lammeren keer op keer in de schaapskooi wist te krijgen. Binnen de tijd en zonder gebruik van de herdersstaf. Het was een mooie week.

Schoolvakantie

15 augustus 2011

Iedereen die een peuter of kleuter in huis heeft gehad, weet: leren stopt nooit. Een vijfjarige stelt honderdtwintig vragen per dag, las ik eens. Als we de pensioengerechtigde leeftijd bereikt hebben, zijn dat er nog maar zes.

‘Houden jullie kinderen schoolvakanties aan?’

Wat moet je dan zeggen?

Ja, want dan hebben hun schoolgaande vrienden eindelijk tijd genoeg om dagen achtereen te spelen. Om te sjouwen met luchtmatrassen voor spontane logeerpartijen en om tot twee uur ’s nachts te beppen vanuit de slaapzak.

Ja, want als Philip en Jet hun reken- en spellingboeken vóór de vakantie uit hebben, hoeven ze daar niet in te werken.

Of moet ik zeggen: ‘Nee, wij houden geen schoolvakanties aan’? Dat komt eigenlijk meer in de buurt van de waarheid.

Nee, want de honderdtwintig dagelijkse vragen blijven gewoon doorgaan.

Nee, want ze horen Lange Frans zingen: ‘Kom uit het land van Pim Fortuyn en Volkert van der G. / Het land van Theo van Gogh en Mohammed B.’  En dan praten we anderhalf uur over geschiedenis, maatschappijleer, islam, christendom, ietsisme, de nuance tussen vrijheid van meningsuiting en mensen kwetsen, Ayaan Hirsi Ali, vrouwenbesnijdenis, mannenbesnijdenis, seksualiteit, Nederlandse hiphop.

Nee, want iemand eet een koekje en vraagt: ‘Ligt Bastogne nou in Frankrijk of in Wallonië?’ en een ander pakt de atlas.

Nee, want er wordt nog steeds gezongen, geschilderd, gekleid, strijkgekraald, gezwommen, gedanst en gegymnastiekt, ook al zijn de balletschool en gymzaal gesloten.

Nee, want Cato stopt echt niet met leren lezen.

Nee, want we kijken nog altijd Human Planet en volgen de reis van de Beagle. We staan versteld van mensen, dieren en een ontroerend mooie planeet. We stellen vragen, praten, discussiëren en komen tot de conclusie dat we niet geloven dat de mens een geëvolueerd pantoffeldiertje is en dat de aarde van z’n lang zal ze leven niet uit louter toeval ontstaan kan zijn.

Nee, want ik heb zin om een pruimentaart te bakken en vriend D. stelt voor er een taartenwedstrijd van te maken. De jongens maken een kwarktaart, Jet, Cato en ik gaan Pflaumenkuchen proberen.

Nee, want er worden nog steeds filmpjes opgenomen met drie, vier, zes kinderen, een videocamera en veel flauwe grappen.

Het is maar net wat je wilt zien natuurlijk.

Je kunt twee tieners zien die voor een beeldscherm hangen.

Of je kunt twee kwetsbare, geestige jongens zien die FIFA 2010 op de Wii spelen en zich afvragen welk team ze zullen zijn, Ajax, PSV of De Graafschap. Die samen een target halen. Omgaan met teleurstellingen.

En triomfen.

Die een paar uur lol hebben en dan hun zwembroek pakken om naar de plas verderop fietsen.

Het is maar wat je wilt zien.

Een vierjarig kind dat om twee uur ’s middags in een balletpak verveeld uit het raam staart.

Of een meisje dat hard aan het werk is. Iemand die zojuist vier woorden gemaakt heeft en aan het overwegen is welke van de zevenentachtig overige vragen in haar hoofd ze nu eens zal stellen.

Het boek waar Cato mee werkt heet Het leesplankje en ligt op dit moment bij het Kruidvat voor 4 euro. Wij hebben een plastic versie van het Hoogeveens leesplankje (veilingkijker bulkt ervan), maar het boek bevat ook een bouwplaat met uitknipletters.

Sterrenplukker

11 juli 2010

Hij is weer thuis van zomerkamp. Al mijn bezorgdheid was voor niets. Hij lag niet met een gebroken nek op de hei waar hij zichzelf in leven hield met dauwdruppels. Hij is niet de Duitse grens over gesmokkeld door een kartel mensenhandelaren. Hij is niet de douche ingelokt door een vieze kampleider. Hij heeft het waanzinnig gehad.

In zeven dagen tijd is hij drie jaar ouder geworden, met een soort kalme stoerheid over zich.

Zijn vocabulaire is uitgebreid met woorden als ‘slowen’ en ‘Wolter Kroes’ en terwijl hij zijn ervaringen royaal deelt met hen die er niet bij waren, maakt hij met zijn vingers een ‘tussen aanhalingstekens’ in de lucht. Over clandestien meegenomen walkie-talkies, zeephellingen, nachten van vier uur slaap. En de disco op de laatste avond.

‘Wat er toen gebeurde…’ Hij slaat hoofdschuddend zijn ogen neer bij de herinnering. ‘Ik zit daar gewoon met mijn vrienden. Komt er een meisje naar me toe. Zegt ze: “Zie je dat meisje daar? Die vindt jou leuk.” ’ Hij kijkt ons verontwaardigd aan.
‘Was het een leuk meisje?’, vraag ik.
‘Weet ik niet, ik ben niet naar haar toegegaan. Ik dacht: we zijn hier nog maar een halve dag, morgen gaan we naar huis, dan heeft het geen zin om haar te leren kennen.’
Lekker praktisch, dat Y-chromosoom.

Hij kwam thuis met een tas vol schone t-shirts en onderbroeken. Op de onderbroeken had hij me al een beetje voorbereid bij het inpakken, voordat hij wegging. Toen ik liet zien wat een handige plek was voor zijn boxershorts, zei hij: ‘Dat is goed, stop ze er in ieder geval maar in.’ In ieder geval? ‘Ja’, zei hij, ‘ik denk dat ik alleen deze aanhou, want ik ga me niet omkleden als er vreemden bij zijn. Maar misschien komen ze nog van pas.’ Hij had er toch nog vier gebruikt.

Ik zat te vissen of er echt niks naars gebeurd was – een beetje moeder is alert op traumatische ervaringen die misschien verdrongen zijn. ‘O ja’, zei hij later, ‘dat was trouwens nog vervelend…’ Dus toch. Toch een dubieuze groepsleider. Toch een sarrende tentgenoot. ‘Ja’, zei hij, ‘ze hadden alleen maar jonge kaas. Dus ik heb vooral chocopasta en hagelslag op brood genomen.’

Tijdens kamp had ik zijn filmpje gemaakt. Wekenlang had hij gevraagd of het al af was. Of ik er überhaupt mee bezig was. De filmpjes van Jet en Cato waren al op hun verjaardag klaar, maar Philip was twee maanden geleden jarig en dat is zonder aubade voorbijgegaan. Bij dezen maak ik het goed. Ik vond het alleen lastig om het juiste liedje te vinden. Uiteindelijk bleven er twee over, ze passen allebei zo goed bij hem. Hij kon zelf ook niet kiezen, dus dan maar zo. Twee keer dezelfde Philip, twee keer anders.

Een dinsdag in maart

25 maart 2010

Die kan er zo uitzien.

Op maandag zag het er nog zo uit.

Toen vond je nog een konijnenschedel en wervels en botjes van andere kleine dieren. Toen zag je een lieveheersbeestje dat eitjes aan het leggen was.

Maar op dinsdag kon je zonder jas.

Op blote voeten. In het gras en au, au, over de steentjes naar de zweefmolen die je zelf moest aanzwengelen, maar die toch zo hard kon gaan dat je kriebels kreeg, hoog in je borst. En je nam een ijsje, want het was al zowat zomer.

’s Avonds deed je toch de open haard aan. Voor de gezelligheid, en als het zonnetje weg is, wordt het best kil. Dan kun je beter je stoel van het gras halen en bij het vuur gaan zitten lezen.

We waren al eerder uitgenodigd in het vuurtorenwachtershuisje en nu was het weer fijn. Met sommige mensen gaat dat vanzelf.

In een tent

31 augustus 2009

De kinderen wilden graag kamperen. Philip en Jet dan, want Cato vindt alles leuk, als ze er maar haar schoenen voor kan aantrekken en kan stralen: ‘Waar gaan we heen?’

Kamperen dus. Nou vind ik kamperen wel leuk, zolang het droog is. Of in ieder geval niet zó nat dat je met geleende vlonders van je campingburen een brug naar je voortent hoeft te leggen. Zoals een paar jaar geleden. Ook zitten de wc’s me nooit zo lekker op een camping. Je hebt toch altijd het idee dat je de dysenterie van je voorganger zit op te doen – terwijl andere kampeerders in dezelfde ruimte hun afwas aan het doen zijn.

Regen vonden Philip en Jet nou juist wel leuk. Gezellig, dat getik op het tentdoek. Ze opperden of we niet in oktober konden gaan, zodat we een beetje regenzeker weer hadden. Maar ik had iets geweldigs gevonden. Een gehuurde, opgezette alles-erop-en-eraan-tent met bedden. En een koelkastje. Met als apotheose: eigen sanitair. We gingen in augustus, want ik vind getik op tentdoek ook heel gezellig, maar zonnige maaltijden in de buitenlucht nog veel gezelliger. 

En och, het was zo leuk. Zonnige dagen, zoele avonden en ’s nachts fris genoeg om in een koele tent te slapen. Zelfs twee nachten een beetje regen. Het ‘eigen sanitair’ was net zo hartverwarmend als het geklonken had. Links achter in dat huisje, douche, wasbakje en wc.

Behuizing

Verder was het kamperen zoals kamperen bedoeld is. Samen rustig wakker worden.

Fantastig toch

Ontbijten en zwemmen. Cato plukte ’s morgens rond kwart over acht haar lycraatje van het wasrek: ‘It heb mijn zwempat vast aan!’ en droeg het de hele dag, ook onder haar kleding, op alles voorbereid. 

Nicki Trench, Breihandboek voor coole meidenVoor Jet had ik het Breihandboek voor coole meiden meegenomen – ze wilde al een poosje ‘iets’ op de pennen zetten. De toonzetting van het boek is niet helemaal toegesneden op een zevenjarige, maar dat maakte het voor Jet des te aantrekkelijker. Ze is tenslotte erg cool, en in de tips om leuke dingen ‘voor je vriend’ te breien zag ze geen barrière.

Niet onbelangrijk trouwens: de instructies in het boek zijn zo duidelijk, dat zelfs niet-breiende ouders ermee kunnen opzetten, gevallen steken oprapen en makkelijke jacquardpatronen inbreien.

Voor Philip bleek er ook iets in te staan. Terwijl Jet zich aan een hoesje voor de mobiele telefoon zette, vond hij een vingerloze handschoen die zo vet was dat hij onmiddellijk wilde leren breien. 

Omslaan, doorhalen...

Omdat we normaal altijd buiten het seizoen op vakantie gaan, maakten we deze keer kennis met een heel nieuw fenomeen: het Animatieteam. De eerste avond was het even schrikken toen het golfkarretje aan onze eettafel verscheen en twee mensen met pruiken, grote brillen en schmink ons grappend en grollend aanspoorden om naar het ‘Schatertheater’ te komen. Philip was juist even naar het toilet en had bij terugkomst het animatieteam zien staan. Pas nadat het karretje op veilige afstand was weggereden, kwam hij met schichtige blik achter de tent tevoorschijn: ‘Zijn ze al weg?’ 

Toen we ’s avonds gingen kijken in het openluchttheater bleek het erg mee te vallen, vond hij. Het viel zelfs zo erg mee dat hij en Jet de avonden erop met z’n tweeën richting het theater trokken om alvast een plek vooraan te hebben, met goed zicht op het animatieteam dat veel met water gooide, elkaar met pindakaas en hagelslag besmeurde en interactie met het publiek zocht: ‘Zal ik de waterballon lekprikken, jongens en meisjes?’

De dagen regen zich aaneen met ijsjes eten, wijntjes drinken, boekjes lezen, vakantievriendjes maken, shutteltjes slaan.

Jette slaat terug

Drie keer per dag op bezoek bij de damherten, geiten en schapen, die verzot bleken op pasgevallen eikeltjes.

Philip voert geitje

We raapten handenvol eikeltjes en deelden links en rechts uit, zodat we de zachte neuzen konden aaien. Vooral de hertenbok werd een vriend voor het leven, die bleef geduldig wachten tot je opnieuw geraapt had en schraapte met zijn hoef over de grond als je niet snel genoeg over de brug kwam.

Vakantie.

Cato aan de afwas

Zomer

8 juli 2009

Ah, zomer. Ik vind het niet erg dat het nu weer een beetje afkoelt, maar de afgelopen weken waren toch wel heel fijn. De eindeloze dagen die zich aaneen regen. ’s Avonds na het eten nog even zwemmen in de plas of naar het strand om over de golven te springen. En dan met fris gewassen hoofden nagenieten, een permanente geur van zonnebrandcrème in de neus.

Zeelucht maakt hongerig

Zomerfruit eten. Pitaya, of dragon fruitKersen en wilde perziken, bessen in alle kleuren, frambozen en bramen, twee bakjes voor een euro. Exotische vruchten met sprookjesachtige namen als drakenfruit, prachtige kleuren en vormen, waarvan je aan de groenteman moet vragen welke delen je ervan kunt eten. Watermeloen. We eten het als ontbijt, als lunch, als toetje. Door de frullati di frutta (gepureerd fruit  met ijsklontjes, zonder melk), uitgehapt of met mes en vork. Sommigen van ons eten het ondersteboven en achterstevoren.

Meloenhappen

Het leek de laatste tijd of er meer uren in een dag zaten. Dat was natuurlijk ook zo. Maar de dagen waren ook echt voller; we deden meer terwijl het minder moeite kostte. De ochtenden waren niet zo afwijkend -in de winter volgen we ook altijd al soort een tropenrooster- maar de middagen waren meer dan anders een explosie van vriendjes, mee-eters, strand en picknicks met andere thuisonderwijzers en ziekenbezoekjes bij oma in het ziekenhuis zestig kilometer verderop.

Veel prevakantieactiviteiten ook. Afscheid van turnen, waar Philip wilde trakteren op ijsjes. Afscheid van ballet, want de balletschool stopt ermee, met gelukkig nog een prachtige dansuitvoering. De laatste zondagsschool voor de zomervakantie, waarvoor we met alle kinderen cakejes bakten voor de mensen van de hele kerk.

Le chef

Dat was nog een heel werkje. Vooral het versieren. (Philip houdt van muziek, vandaar de draadloze koptelefoon waarmee hij van keuken tot woonkamer in dolby surround voorzien bleef.)

Het resultaat mocht er wezen.

En o ja, we hebben een leuke nieuwe boekentrilogie gevonden, die van Thijs Goverde over de meesterdief. Het eerste deel, De wraak van de meesterdief, lazen we vorige maand en nu zijn we bezig in De jacht op de meesterdief. Heel anders dan de boeken van Astrid Lindgren die we laatst weer veel gepakt hebben of andere klassiekers die we tot nu toe lazen.

Thijs Goverde, De jacht op de meesterdiefDe verhalen over de meesterdief zijn sprookjesachtig en wat baldadig. Spannend zonder eng te worden, want de hoofdpersoon kan zo prachtig overdrijven dat alle hachelijke avonturen gerelativeerd worden. Boosaardige personages hebben een defect dat ze potsierlijk maakt en netelige situaties zitten zo vol woordgrapjes, dat je gewoon wéét dat het wel goedkomt in dat woud met die koppensnellers, of bij die achtervolging door arglistige ontvoerders.

Het is wel belangrijk om ze op volgorde te lezen, vind ik. Ik had zelf het tweede deel alvast diagonaal gelezen om te kijken of het iets voor ons zou zijn, maar dan mis je toch essentiële informatie. Verder begrijp ik niet waarom er voor deze illustraties gekozen is. Ze passen niet bij het verhaal en kloppen soms ook niet met de tekst. Personages worden vaak heel uitgebreid beschreven, zoals de geleerde Aegolius, huisleraar van de hoofdpersoon, maar op de tekeningen zie je dat niet terug. Dan liever helemaal geen illustraties, zou ik denken.

Het tweede deel vind ik iets leuker dan het eerste. Vooral de circusscène uit De jacht op de meesterdief is virtuoos, die konden we niet in één keer uitlezen omdat we zo moesten lachen. Het derde deel heet De hand van de meesterdief en ligt al paraat om in een moeite doorgelezen te worden.

Het was heerlijk, echt heerlijk. Met V. en haar schatjes in een vuurtorenwachtershuis aan de kust, waar we het ganse meteorologische spectrum van de afgelopen week in al haar glorie konden ervaren.

Eerst was er een warme stranddag van zwemmen in de golven, poedelen in een binnenmeertje en zandkastelen met gangen bouwen. Met een afterparty in de middagzon. Kersen eten op het gras en uitbuiken in de bolderkar.

’s Avonds zagen we het onweer komen aanrollen over de weilanden; lichtflitsen die de horizon vulden terwijl de kinderen rozig in hun bedden lagen en wij wijn dronken in de woonkamer.

En weet je wat nou zo fijn is van de kust? Het is er altijd prachtig, wat voor weer het ook is. Als het zomerstrand is verdwenen, krijg je er een Schots herfstlandschap voor terug. Dus ruilden we de badhanddoeken in voor regenjassen en wandelden de duinen in.

In plaats van schelpen vind je dan andere schatten. Onze dingenzoeker heeft er een echte neus voor. Hij kwam thuis met een schedeltje, aardewerk, een roze slakkenhuisje, botjes. Plastic roerstaafjes.

En na zo’n wandeling, ach, na zo’n wandeling. Dan drink je warme chocomel van blokjes pure chocolade die je laat smelten in volle melk. Dan blijkt dat je waxjas door zijn geur slechts de schijn van waterdichtheid heeft, want dan is er geen droge vezel meer aan je lijf en zit er niets anders op dan de open haard aan te steken en warm te worden bij het vuur.

Dan bak je tosti’s in de koekenpan omdat een oud vuurtorenwachtershuis natuurlijk geen tosti-ijzer heeft. Dat zou je niet eens willen. Dan liggen de kinderen weer net zo rozig in hun bedden en zit je ’s avonds weer wijn te drinken voor de open haard.

En er was versgemaakte pasta. Ik zal er niet te lang over uitweiden – het eindresultaat was subliem. Prachtige pappardelle, dikke stroken eierpasta met een hemelse smaak.

Om tot dit resultaat te komen, is het echter van belang de aanwijzingen van de pastamachine goed te lezen. Anders kan het zijn dat je een bolletje deeg bijvoorbeeld negentig keer door de machine haalt, in plaats van de elf keer die eigenlijk nodig waren.

Dat betekent (zuiver theoretisch uiteraard) dat je dan, in plaats van pakweg drie kwartier, zomaar eens vijf uur aan het draaien bent, in shifts van anderhalf uur met twee personen.

Maar weet je, als je op vakantie bent met mensen die je beter wilt leren kennen, als je alle tijd van de wereld hebt en nergens naar toe hoeft, dan is dat niet erg.  

Ik was ook nog jarig. Met kinderen kan een verjaardag gewoon niet niet feestelijk zijn. Dan wordt er altijd gezongen, is er altijd taart met kaarsjes en krijg je altijd wat je het allerliefst wilde hebben. Met vijf kinderen wordt dat alleen maar feestelijker. V. had voor taart gezorgd, ik werd uit bed gezongen en kreeg pioenrozen en prachtige cadeaus. Onder andere de tas die ik graag wilde hebben.

Pistolentas

Flower power, een revolver dat bloemetjes schiet. Na veel stille en allengs luider wordende hints had John de tas gekocht en Jet in het geheim betrokken. Zij had het cadeau meegesmokkeld in de bagage.

Iedere avond werden V. en ik na het eten getrakteerd op de mooiste voorstellingen, veelal bewerkingen van bestaande sprookjes. Aangezien Jet en Isabelle beiden geen concessies konden doen, was er altijd een bijzondere aanpassing voor de vrouwelijke hoofdrol. Roodkapje had haar equivalent in Rozekapje, en Hans bleek naast Grietje nog een zus Rosaline te hebben. Met aandoenlijke toewijding en majestueuze houding gebracht. We hebben tranen gehuild van het lachen en van ontroering tegelijk.

Soms is een vakantie anders dan anders, omdat je vantevoren niet weet wat je moet verwachten. Dan maak je voorzichtig vrienden door naar elkaar te kijken.

En naar elkaar te lachen.

Door samen pasta te draaien, naar voorstellingen te kijken en door veel samen te praten. Het was heerlijk.

[Postscriptum: toen Philip dit stukje gelezen had (P&J lezen graag mee; dag liefjes) zei hij: ‘Die roerstaafjes horen er niet bij. Die zaten nog in mijn jaszak van atletiek.’ Excuses voor deze uitglijer dus, de roerstaafjes horen níet bij de bodemvondst.

Ter verdediging wil ik aanvoeren dat dergelijke attributen nog niet zo lang geleden wèl als schat gekoesterd werden, tezamen met roestige spijkers en bouten, takken in alle soorten en maten, stenen, schelpen, eindjes touw, kroonkurken en tal van andere snuisterijen. Mijn zoon wordt groot. Een beetje groter in elk geval, want roestige spijkers, eindjes touw en al die overige schatten –behalve plastic roerstaafjes– zijn nog steeds geliefd. Het gaat om de nuance, hè.]