Poortwachter
16 december 2013
Ze had al de deur naar menig hart ontsloten, maar sinds kort kan ze ook aardse deuren openen. Op haar tenen, soms nog iets verder, op één been balancerend en met de armen hoog uitgestrekt kan ze haar vingers net om de klink haken en hem naar beneden trekken. Zelden iemand zo trots gezien.
We worden de hele dag uitgenodigd om van haar nieuwe zelfbeschikking te profiteren. Ze kiest een willekeurig vertrek uit, gaat aan de andere kant van de deur staan en roept net zolang onze namen totdat er iemand komt opdagen. Als we vragen: ‘Wat is er, Victoria?’, klinkt er een gesmoord stemmetje van de andere kant: ‘Jij binnen?’
Als we vervolgens aangeven dat we graag naar binnen zouden willen (wel met enig enthousiasme, anders vraagt ze het nog drie keer), opent ze triomfantelijk de deur. Met de egards van een butler uit een Brits kostuumdrama laat zij één persoon binnen, sluit de deur en roept opnieuw een naam. Als het momentum te snel voorbij is naar haar zin, opent ze de deur slechts op een kiertje. Dan doet ze hem gauw dicht, voordat iemand er door kan. Maar omdat ze niet helemaal zeker weet of we er nog wel staan, roept ze van gene zijde nog eens onze namen en begint het spel opnieuw. Keer op keer op keer.
En wij doen mee. Want we snappen dat het machtig is om een nieuw verworven vaardigheid net zo vaak te oefenen totdat je zeker weet dat je het kunt. Om je enthousiasme te delen en even soeverein te zijn. Het is net als bij dat leren schaatsen of programmeren: deuren open je door op je tenen te gaan staan. Telkens weer.