Cato schrijft
26 april 2013
Er is iets waar Cato het meest van houdt en dat is spelletjes spelen. Nee, dat is niet waar. Ze houdt ook erg van barbies aankleden, fietsen, kleuren in haar topmodelboeken, rauzen, films kijken, oogschaduw opsmeren, met transformers spelen, ijpetten, grapjes maken, tikkertje doen en voorgelezen worden. Cato houdt het meest van leven, denk ik.
Opnieuw.
Er zijn veel dingen waar Cato van houdt en op een gedeelde eerste plaats staat spelletjes spelen. Ze kan met gemak vierhonderd keer achter elkaar mens-erger-je-nieten, maar dan zit ze op het laatst wel in haar eentje, want ondanks vijf huisgenoten is er niemand die net zo veel van bordspellen houdt. We hebben onze kaarten ingezet op Victoria – u begrijpt waarom er een vierde kind gekomen is.
Om het voor iedereen een beetje leuk te houden, zorgen we regelmatig voor nieuwe aanwas van spellen. Zo kregen wij op vijf december Wat schets je me nou? in de zak. Onder het motto ‘gedeelde smart is halve smart’ kent Wat schets je me nou? een absoluut minimum van vier spelers. Cato kon haar geluk niet op. Iedere ochtend als ik met dikke ogen uit bed kwam, klonk er vanuit de woonkamer een opgetogen ‘Ha, daar ben je eindelijk’ en werd ik verwelkomd door een speltafel, onberispelijk gedekt voor vier spelers. Het wachten was slechts op twee ontwakende medespelers.
Wat schets je me nou? is een soort telefoonspelletje: je fluistert iets in iemands oor, die fluistert het weer aan een ander en aan het eind van de ketting is het lachen geblazen als de uitkomst heel anders is dan het eerstgefluisterde woord. In het bordspel gaat het met woorden én tekeningen die je aan elkaar doorschuift. Soms een makkelijk woord: poes of boot, soms een lastige: huisgenoot of sciencefictionfilm. Overigens hoef je niet te kunnen tekenen om het spel te spelen – ons hele gezin is daar een levend voorbeeld van. Je moet alleen een beetje kunnen lezen en schrijven.
En dan is zo’n spel met mensen van verschillende leeftijden toch leuk. Ook na een kleine drie miljoen potjes kan Cato me verrassen. Ik moest het woord ‘scheepswrak’ tekenen (geen commentaar graag).
En Cato moest raden wat het was.