Op den eersten tand

17 augustus 2012


‘Triomf, triomf! Hef aan, mijn luit,
Want moeder zegt: de tand is uit!’



Het had wat voeten in aarde,

maar na enige overredingskracht

en een rijstwafel als lokaas,

liet zij zich met blijde zin fotograferen.

Ik vroeg de kinderen of ze een idee hadden waarom Tollens de versregels hierboven geschreven kon hebben. Het was dan wel een tranentrekker, die Hendrik, maar hij heeft geen gedicht geschreven op de eerste stapjes van zijn zoon. En het was ook niet ironisch bedoeld.

Waarom dan die lofzang op de ivoren wachters? Gewoon om het te vieren, dacht Cato. Omdat er gestopt kon worden met de borstvoeding, gokte Philip. (Dat hij zelf borstvoeding heeft gekregen tot lang nadat zijn gebit compleet was, was hij vergeten. Daar doe je het voor, als moeder.)

Tollens schreef het gedicht aan het begin van de 19e eeuw. De levensverwachting in die dagen was 40 jaar. En van alle gezondgeboren kinderen stierf ongeveer een vijfde voordat ze 1 jaar oud waren. Als die ondertand eenmaal door was, had je het eerste colletje wel in de benen en een flinke etappe gewonnen dus. De kans was dan aanzienlijk groter dat je kind volwassen zou worden; alle reden voor rijmelarij.

Victoria was er niet van onder de indruk. Als ze die rijstwafel maar kreeg.

Op den eerste tand van mijn jongstgeboren zoontje

Triomf, triomf! Hef aan, mijn luit,
Want moeder zegt: de tand is uit!
Laat dreunen nu de wanden!
Eerst gaf Gods gunst het lieve wicht
Den adem en het levenslicht,
Nu geeft zij ’t wichtje tanden.

Triomf, triomf! God dank er voor,
Want moeder zegt: de tand is door!
Nu lof en lied verheven!
Geluk nu, kind, met snaar en zang!
Besteê het wel, bewaar het lang,
Wat u Gods gunst wil geven.

Bewaar het lang, besteê het wel:
En goed gebruik is Gods bevel:
Laat u dat voorschrift leiden;
Hou, u ten nut en Hem ten dank,
De tandjes rein en ’t zieltje blank;
Zo knagen geen van beiden.

Groei op, groei op! Word groot en goed;
Win treflijk aan in kracht en moed
Om lot en leed te tergen;
En, wie u ’t eerloos hoofd moog’ biên,
Laat, jongen, laat uw tanden zien,
Waar eer en plicht het vergen.

Groei op, word braaf, bekroon zijn doel:
Laat vroeg uw ziel van diep gevoel
Voor recht en waarheid branden!
Belach der bozen wrok en wraak,
En neem altoos der braven zaak
Manmoedig op uw tanden.

Groei op, word vroom, word rijk aan deugd!
Laat nooit mijn oog, dat weent van vreugd,
Om u van weemoed krijten;
En geve u God tot aan den dood
Een eerlijk stukje daaglijks brood,
Waarop uw tandjes bijten!

Hendrik Tollens (1780-1856)

%d bloggers liken dit: