Noem me maar Piet

1 december 2011

Eens per week om 18.30 uur komt Cato zielsgelukkig thuis van gymnastiek. Iedere week opnieuw. Deze week was ze nog vrolijker dan anders; ik hoorde het aan haar opgetogen stemmetje dat vanaf de voordeur riep: ‘Mam!’

Ze kwam de keuken in rennen en bleef voor me staan, al haar vier jaren groot, twee staartjes in haar haar en een verhit hoofd van het gymmen. Ze hield iets achter haar rug. ‘Mam, dit is de verrassing van je LEVEN! Lees maar voor!’

Ik las voor wat ze allemaal gedaan had. En zij vertelde over de cadeautjes in de kartonnen schoorsteen en alle oefeningen die ze had moeten doen. Over de evenwichtsbalk lopen alsof het een dak was, zwaaien aan de rekstok alsof je van het ene huis naar het andere sprong. Op het laatst hadden ze liedjes gezongen in de kleedkamer en toen ze terugkwamen in de zaal, bleek dat er nog een partij zoekgeraakte cadeautjes gezocht moest worden: ieder kind had een pakje met lekkers gevonden.

‘O, mam’, zuchtte ze, ‘wil je hem nog eens voorlezen?’ Ze hield het Pietendiploma voor mijn gezicht. Ik las hem nog een keer voor. ‘Je mag kiezen’, zei ze, want wij zijn van de ik-boodschappen en de keuzevrijheid in communicatie – dat krijg je als ouder altijd per ommegaande terug. ‘Je mag kiezen: nog honderd keer voorlezen of nog vijf keer.’ Ik las nog vijf keer voor. En vijf keer playbackte ze met haar lippen mee en zuchtte gelukzalig.

Als ik even geen wereldnieuws meer wil horen, als ik genoeg heb van crises, misbruik, armoede en ontvoering in Mali, van Mexicaanse drugskartels daden en van volwassen mensen in niet-sportprogramma’s die ernstig een ruzie bij Ajax bespreken alsof het een zaak van levensbelang is en geen wedstrijd vér-pissen, als mijn vertrouwen in de mensheid de bodem bereikt heeft, dan vraag ik aan Cato’s juf of ik een gymles mag meekijken.

Dan zie ik vijftien gelukkige kinderen rondspringen. Niemand zit er tegen zijn zin, want een gymclub is vrijwillig. Ik zie vier juffen en hulpjuffen, meisjes van 17 tot 20 jaar, die op hun vrije avond naar een gymzaal zijn gefietst om onbezoldigd kleuters te vermaken. Die meisjes hadden ook in de kroeg kunnen staan, huiswerk kunnen maken, op de bank kunnen chillen met een bus Pringles en Brabantse chicks op de Antillen of een betáálde bijbaan kunnen nemen. In plaats daarvan hebben ze vijftig gymtoestellen klaargezet, helpen ze vierjarigen bij een koprol en zorgen ervoor dat mijn dochter niet uit het wandrek of van de trampoline dondert. Na twee uur ruimen ze alle toestellen en rommel weer op en fietsen lachend en kletsend naar huis, niet wetend hoe blij ze iemand gemaakt hebben met een Pietendiploma.

De volgende ochtend kwam Cato tegen me aangesnuffeld in bed. ‘Goeiemorgen, mam.’ ‘Dag mijn lieve Catootje met je Pietendiploma’, mompelde ik. ‘Noem me anders maar Piet’, zei ze bescheiden. ‘Ik kan tenslotte alles wat een Piet moet kunnen. Wil je hem nog eens voorlezen?’ Maar voorlezen was niet nodig. Ik ken hem uit mijn hoofd.

%d bloggers liken dit: