Oma vertelt, Anno Domini 2082
5 september 2011
Vroeger, mijn kleintje, vroeger waren de seizoenen nog seizoenen. De herfst was het mooist. Dan rook het naar omgespitte aarde en zochten we kastanjes tussen de vurig gekleurde bomen. Dan viel het zonlicht zo mooi laag naar binnen en waren de dagen gezellig. De winters waren altijd koud met pakken sneeuw en ijs waarop we schaatsten. De lente begon ieder jaar met ons moestuintje, de eerste dagen zonder jas naar buiten en blote voeten in sandalen, ook al was het daar nog net te koud voor.
De zomers waren altijd warm. Er zat weleens een natte tussen, maar terugkijkend viel het eigenlijk altijd mee. Dan gingen we aan het eind van de middag rucola plukken in de duinen.
Wilde rucola, die groeide overal. Zomaar op straat, in de berm. En in de duinen dus. Tot eind september, je herkende het gemakkelijk aan de kleine gele bloempjes en de typische blaadjes. En als je het niet zeker wist, plukte je een blaadje af en dan rook je de walnootachtige geur.
Ze verkochten het zelfs in zakjes in de supermarkt, voor mensen die niet wisten dat je het in de duinen kon plukken. Ja, die had je toen nog, supermarkten. Nee, niet via internet, wij kochten onze boodschappen nog in een winkel. Daar ging je dan naartoe en dan stopte je spullen in een ijzeren wagentje. Kun je je niet meer voorstellen, hè?
Nou, en dan plukten we een bak vol. Soms met z’n allen, soms alleen met mijn zusje.
We deden het ’s avonds op zelfgemaakte pizza’s. ’s Middags hadden we brooddeeg gemaakt en ’s avonds rolden we dat uit en belegden het met allemaal lekkere dingen. Zoals die rucola dus.
We hadden onze bikini’s al aan onder onze kleren. Want omdat we er toch waren, gingen we meteen even zwemmen.
Ook als het een beetje fris was. Dat was eigenlijk nog lekkerder dan op een snikhete dag. Aan het eind van de middag was het altijd het fijnst op het strand.
Kijk, ik heb er nog foto’s van. We hebben allemaal leren zwemmen in zee. Dat kon toen, zwemmen in de Noordzee. Later haalden we wel een zwemdiploma, hoor. Maar dat gevoel van drijven, je voeten los van de grond en spartelen met je armen en benen, dat leerden we voor het eerst in zee.
De stranden waren zo groot en mooi aan het eind van de dag. Soms aten we er ook. Of we gingen na het eten, als er een warme gloed hing en de golven heel hoog waren. Ik had een roze bikini, weet ik nog. Daar was ik heel trots op.
Mijn ouders maakten af en toe foto’s. Die zette mijn moeder dan op een blog. Daar was ze ooit mee begonnen om mensen te vertellen over thuisonderwijs.
Dat mocht toen nog niet, hè, zelf je kinderen les geven. Nee, ben je mal. Echt niet. Mijn ouders zijn ook eerst naar een rechtbank geweest, twee zelfs. Ja, uiteindelijk mocht het wel, maar ze moesten praten als Brugman. Er waren zelfs mensen bij wie de kinderen uit huis gehaald werden. Kun je je nu niet meer voorstellen, hè? Zo ging dat toen.
Omdat veel mensen dachten dat thuisonderwijs mysterieus en slecht was, hield mijn moeder dus dat blog bij. Kon iedereen zien hoe het zo’n beetje in zijn werk ging. Dat deed ze op een enorme computer. Laattwintigste-eeuws model. Zo’n kast ja, die je in het museum voor communicatie gezien hebt. Die stond dan op de grond te zoemen, met een los beeldscherm op haar bureau. Ze heeft het nog heel lang volgehouden op dat lel. Pas later kreeg ze een normale computer, ja, zoals jij nu in je hand hebt.
Maar kom, kleintje, je hebt al veel te lang binnen gezeten. We gaan lekker naar buiten. Ik heb pizzadeeg gemaakt, dat staat nog te rijzen. Kunnen we even naar de bibliotheek wandelen. Wist je dat er een tijd was dat ze alle bibliotheken wilden sluiten? Dat is er gelukkig nooit van gekomen. Kom, dan gaan we. Ik weet nog een plekje op de weg er naartoe waar wilde rucola groeit.