De parabel van de geit
28 juli 2011
Er was eens een arme man die leefde met zijn vrouw, hun zeven kinderen en een oude tante in een klein, bouwvallig huisje met één kamer.
Op een dag verdroeg de man het niet langer: iedereen zat elkaar in de weg. Hij klaagde steen en been, tot zijn vrouw zei: ‘Ga naar de rabbi en vraag hem om advies.’ De man ging.
De rabbi ontving hem hartelijk en vroeg wat eraan scheelde. ‘Och’, zei de man, ‘het is vreselijk. De kinderen zijn gezond, we hebben genoeg soep en matzeballen voor iedereen, maar ons huis! Het is veel te klein. Ik heb geen geld om groter te wonen, maar het is geen doen meer. We beginnen zelfs ruzie te maken. Wat moet ik doen?’
De rabbi dacht even na en zei toen: ‘Ik heb een oplossing. Maar voordat ik hem vertel, moet je me beloven dat je mijn raad zult opvolgen, hoe vreemd hij je ook in de oren klinkt.’ Dat beloofde de man.
‘Je bezit toch een geit?’, vroeg de rabbi. ‘Jazeker’, zei de man, ‘en kippen.’
‘Uitstekend’, sprak de rabbi. ‘Ga dan en neem je kippen en geit bij je in huis.’ De man was verbluft. Oók de dieren nog in huis? Hoe kon dat een oplossing zijn? Maar hij had de rabbi beloofd zijn raad op te volgen, dus sjokte de man terug en nam de dieren bij zich in huis.
Een week ging voorbij. Toen liep de arme man terug naar de rabbi. ‘Wat heeft u me aangedaan?’ riep hij uit. ‘Overal in huis zijn dieren, ik word mesjogge van het kabaal en de rotzooi. Rabbi, help me!’
‘Goed’, zei de rabbi, ‘Ga dan nu en breng je dieren terug naar buiten.’ De man ging en bracht de dieren weer naar buiten.
De volgende dag sprak de rabbi de man aan na het ochtendgebed: ‘Hoe staat het leven?’ De man straalde: ‘Het is geweldig! Ons huis lijkt wel een paleis. Het leven is heerlijk, iedereen is tevreden. En wat is het stil in huis!’
—–
Hier moest ik denken toen ik het verslag las van de vrienden die voor onze kinderen gezorgd hebben. Je zou kunnen denken dat vijf kinderen veel kabaal en drukte geven, maar er zijn gezinnen die het stil vinden.
Gisteravond tegen bedtijd kwamen ze thuis, Philip en Jet. Vol enthousiaste verhalen over sprookjesachtige bossen, krieken met worst, paardrijden op de schommel, lieve surrogaatouders die je troosten als je last van heimwee hebt, honderdduizend bordspellen, broodjes die naar croissantjes smaken, zwemmen met een badmuts en de schattigste peuter van de hele wereld.
Hier kun je het verslag lezen.
(En wat dat ‘welopgevoede’ uit het verslag betreft: dat was bij de landsgrens al over. Nadat ik Philip vanmiddag het huis door jaagde omdat hij onuitstaanbaar deed en ik Jet tot zeven maal zeventig maal gewaarschuwd had omdat ze Cato onder tafel met haar voet bleef irriteren (‘Je zei toch dat ik mijn handen moest thuishouden?’), zijn we buiten gaan uitrazen. Misschien moeten we ook een weekje de geit in huis halen. Of twee logees.)