Mooie boeken, fijne boeken
11 december 2010
De titel doet misschien vermoeden dat ik een marktkraam aan moois aan te prijzen heb, maar dat is niet zo. Het benne d’r maar drie. Een eerstelingsgarve uit de oogst van november, zogezegd.
Misschien heb je haar in andere loftuitingen al voorbij zien komen, maar van dit boek krijg ik tranen in mijn ogen. Mare en de dingen, in woorden verteld door Tine Mortier en verluchtigd door Kaatje Vermeire.
‘Mare werd geboren in een rieten stoel onder de kersenboom. Haar moeder zat te lezen. Het was een spannend boek. Zo spannend dat ze niet meteen merkte dat de baby eraan kwam. Zoals wanneer je moet plassen en je denkt: ik hou het nog wel even op. Nog even ophouden? Dat had je gedacht! Mare had geen greintje geduld.’
Een boek over een meisje en haar oma. Niemand kent oma zo goed als Mare.
Als opa sterft en oma vergeetachtig wordt, weet alleen Mare wat er moet gebeuren. Alleen zij weet wat oma wil. Ik vond de tekeningen van Kaatje Vermeire in De vrouw en het jongetje al zo mooi, maar Mare is nog beeldschoner. Alle bladzijden zijn besprenkeld met emotie. Mare is zoet als suiker, springerig als een jong hondje, verdrietig als een zee vol tranen, boos met heel haar wezen. Bij uitgeverij De Eenhoorn kun je hier een pdfje met drie bladzijden van het boek downloaden en op de site van Kaatje Vermeire, waarvan ik ook de plaatjes gestolen heb, kun je hier meer oogverblindends bekijken.
Deze dan. Bezem van Bibi Dumon Tak met tekeningen van Fiel van der Veen.
Niemand kan zo goed in een dierenhuid kruipen als Bibi Dumon Tak. En als je het leest, kruip je vanzelf met haar mee. Of het nou koeien zijn in de Rundreis om de wereld of helden met een vachtje als Laika tussen de sterren en Soldaat Wojtek – zolang je het boek open hebt, ben je even hond. Of koe. Of beer.
Bezem is een ouwe lobbes. Een beetje scruffy, een beetje oenig, waaks als een tijger en trouw als een hond. Bezem kruipt onder de bank als hij iets gedaan heeft wat niet mag (voor de helft dan, zijn achterlijf past er niet meer bij) en moet met zijn grote lichaam opgetild worden als hij onwel wordt van de geur van dierendokter. Je ziet de wereld door zijn ogen als hij de verachtelijke kat van de buren op het tuinpad ziet zitten of als hij stinkjaloers wordt op een puppy die komt logeren.
Ik weet nu al dat het een herlezer gaat worden. Het is een van de weinige boeken die de kinderen alledrie even leuk vinden. Cato identificeert zich vooral met Bezem – ook zij begrijpt de wereld vaak niet zo goed. Ze kan zich heel goed voorstellen dat je de hele dag achter de voordeur blijft zitten wachten tot je baas thuiskomt. Philip en Jet passen hun nieuwverworven kennis veelal in de praktijk toe: bij iedere hond die we op straat tegenkomen, laten ze een kleine analyse los. ‘Ach kijk, hij bakent zijn territorium af.’ Of: ‘Ik denk dat hij ruikt dat we bij Anja geweest zijn, die heeft een kat.’
Als laatste nog één keer Astrid Lindgren.
Opdat een ieder die is blijven steken bij Pippi Langkous ook eens een ander boek van haar pakt. Ik realiseerde me laatst dat er bijna altijd iemand in ons huis in een Lindgren bezig is. Óf John leest voor de vijfde keer Karlsson van het dak voor, óf Jet luistert naar Lotta uit de Kabaalstraat of ze herleest het kerstfeest in Bolderburen. Soms gaat het simultaan. Terwijl ze spelen komt Michiel van de Hazelhoeve als personage voorbij, willen ze een stukje uit Ronja de roversdochter kijken op dvd of lezen in het boek. En gisteren maakten Philip en Jet nog plannen om twee ‘bendes’ te formeren uit hun vriendenschaar, net als in De bende van de Witte Roos.
Het laatste dat we van haar lazen, was Madieke van het rode huis. Weer zo’n boek waar je geen genoeg van krijgt. Voor Jet iets leuker dan voor Philip, maar toch wilde hij vaak meeluisteren, want bij alles van Astrid Lindgren wil je horen hoe het verder gaat. Philip en Jet citeerden dagelijks de straatkatjes Mia en Mattia, zusjes uit een Zweedse achterbuurt. En allebei herkenden ze Cato in Madiekes zusje Liesbeth – zoals iedereen wel iemand herkent in de verhalen van Lindgren. Haar kracht ligt volgens mij daarin, dat de personages echt tot leven komen. Je kent ze, herkent ze – in hun doen en laten, hun dialogen. Je neemt ze zoals ze zijn. Dat komt omdat Lindgren als geen ander kan denken als een kind. Een kind waarvan je gaat houden.