Winterhaas
26 november 2010
Het is vaste prik geworden: zodra hij voet aan wal zet, gaan we een keer op visite in het logeerhuis van Sinterklaas.
De afgelopen twee jaar bezochten we hem in Dordrecht, maar omdat we daar vorig jaar op een doordeweekse dag, onder schooltijd, drie volle uren in de rij hadden gestaan en het nieuwe huis vervolgens een beetje tegenviel, leek het een aardig idee om nu eens een ander stulpje te proberen. Sint resideert namelijk ook in Helmond, in Wageningen, in Weert en in Leiden.
We gingen naar Leiden. Ik denk dat het zijn meest eenvoudige winterverblijf is, maar Cato, degene voor wie we uiteindelijk gaan, maakt het esthetische aspect niet zoveel uit. Ze is al gelukkig als ze een glimp van de tabberd opvangt.
Om de feeststemming te verhogen ging ook Heleen mee, Cato’s grote vriendin. Ze kon er haast niet van slapen. In de trein lazen we Winterhaas van Edward van de Vendel – een van de leukste sinterklaasboeken. De dieren van de boerderij hebben opgevangen dat er een bijzonder iemand verwacht wordt, een zekere Winterhaas. De boerderijhond kent zelfs dé methode om Winterhaas
sneller te laten arriveren: je moet liedjes zingen. Zoals ‘Winterhaas is harig’. Een heerlijkheid om voor te lezen.
Jet had Paard bij de dokter mee, van Corien Oranje; naast Paulus de hulpsinterklaas haar favoriete sintboek, over de schimmel die reumatische klachten heeft. Men vermoedt dat Amerigo versleten knieën heeft van het springen op de daken. De hoofdpiet begrijpt een mailtje van een bezorgd kind verkeerd en komt ijlings naar Nederland – in september. Gelukkig komt alles goed.
En toen waren we in Leiden.
We waren vroeg, het huis opende juist haar deuren en Sint Nicolaas zelf heette ons van harte welkom. In tegenstelling tot de andere sinterklaashuizen bestaat dit huis uit één vertrek, met rondom een soort zuilengalerij van verschillende kamertjes. In het midden is een verhoging met de bisschopszetel. Daar kun je op schoot – als je durft.
Sint nam alle tijd en dat kon ook, want het viel mee met de drukte. ‘U blijft toch wel tot het zingen, hè?’, vroeg hij. Op gezette tijden heffen de zwarte pieten namelijk een aantal liederen aan, hetgeen soms ontaardt in een ware polonaise. En dan verloochent de volksaard zich niet: Jet haakte onmiddellijk in, trok Cato mee en leidde de stoet alsof ze in De Twee Zwaantjes tussen het perzisch tafeltapijt niet anders deed.
Cato wilde wel de hele dag blijven, maar na twee uur vond de rest het wel welletjes. Dus nog één keer een tekening maken. Nog één keer sjoelen bij de valsspeelpiet.
Nog één keer grabbelen in de vergulde badkuip met pepernoten. ‘Dat is ook vies’, zei een andere bezoeker, ‘pepernoten eten uit het bad waarin Sinterklaas zich gewassen heeft.’ Daar was Cato het volstrekt niet mee eens. Ze zit ook vaak samen met Jet in bad. Sinterklaas is net zo goed ‘eigen’. Juist heerlijk, deze pepernoten.
Nog even kletsen met de inpakpiet.
Nog één keer kijken bij het bed van Sinterklaas.
En dan naar huis. Cato was bekaf. Ze maakte zich nog wel zorgen: ‘Weet je wie we nou vergeten zijn gedag te zeggen? Het paard van Sinterklaas.’ Voor de zekerheid krijgt hij in de weekenden een extra wortel van haar, als ze haar schoen mag zetten.