Theevisite aan het hof

28 augustus 2010

Als je deze week tijd hebt, moet je toch nog even langs het Spoorwegmuseum gaan. Buiten dat het een van de plezantste musea van Nederland is, is daar tot 5 september de tentoonstelling Royal Class.

Wij gingen vorige week, met de trein helemaal tot in het museum, dat blijft een feestelijke gewaarwording. Ik had geen camera mee, dus u moet mij op mijn woord geloven en genoegen nemen met de sfeerfoto’s die ik van internet geratst heb.

Het museum is momenteel op z’n deftigst. We werden met een rode loper door de koninklijke wachtkamer geleid, waar de prinsessen Dagmar en Alexandra van Denemarken klaarstonden om ons bekend te maken met de beginselen van de hofetiquette: een reverence, de juiste aanspreektitel –  alles voor het geval wij andere monarchen tegen het lijf zouden lopen; het museum scheen er vol mee te zitten.

Tijdens deze inwijding bleek algauw dat Jet waarschijnlijk bij de geboorte verwisseld is en als enige van ons gezin vorstenbloed door de aderen heeft stromen. Voor Jet zelf kwam dat niet als een verrassing, maar het werd nog eens pijnlijk duidelijk toen Philip, Cato en ik (en vriend D, die ook mee was) ons door de stoomcursus heen stuntelden, terwijl Jet de toets met glans doorstond. 

We liepen door naar het hoofdgebouw, waar tot volgende week zondag de koninklijke rijtuigen tentoongesteld staan, het een nog mooier dan het ander. Bij de meeste kun je met een trapje naar binnen kijken, maar in sommige mag je zelf op het pluche plaatsnemen, zoals deze. 

Het museum is ook zonder Royal Class een geweldige plek. We zijn deze keer viermaal in de ‘spookrit’ geweest, een karretje dat je in het donker over een rails meeneemt naar de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. En dan is er het theater, waar nu helaas geen vertelling over de Orient Express werd gehouden, maar normaal wel. En het kindertreintje buiten, waar Cato nog even machinist mocht zijn.

Zelf vind ik ‘de grote ontdekking’ altijd weer mooi. Daar stap je met audiotour in een lift die je 150 meter onder de grond brengt, en 200 jaar terug in de tijd. Aan alles is gedacht: de geurtjes in de mijnschacht, de singing hinnies (scones die op een bakplaat sissen) in de pub, het straatje van kasseien, de werkplaats met de stoommachine. En op het laatst wandel je de Arend tegemoet, de eerste locomotief van Nederland, waarover je ook kunt lezen in het prentenboek De vuurdraak.

  

Maar de koninklijke sfeer maakte het wel erg speciaal deze keer. Jet dacht in iedere vreemdgeklede voorbijganger een majesteit te zien en hoewel ze een paar keer mis zat, hebben we dankzij haar toch wat vorstelijk werk verzet. We hielpen een lakei bij het verplaatsen van de rode loper en dronken echte thee uit porseleinen kopjes met Dagmar en Alexandra, die we eerder in de wachtkamer hadden gesproken.

Ten slotte ontmoetten we Lodewijk II van Beieren. Zijn trein was een van de mooiste van de tentoonstelling.

Aan een klein tafeltje middenin het museum vertelde Lodewijk hoe hij aan zijn bijnaam de Sprookjeskoning was gekomen. Hij vertrouwde ons toe dat het vreselijk was om koning te zijn. Om het voor zichzelf een beetje leuk te maken, trok hij zich terug in mythen en sagen. Hij zorgde ervoor dat Richard Wagner muziek kon componeren en bouwde droomkastelen waar filmmakers later inspiratie uit haalden. Het was trouwens bijzonder dat we hem midden op de dag tegenkwamen, want hij is nogal mensenschuw. Het liefst gaat hij ’s avonds naar buiten, omdat alles in het maanlicht zoveel mooier is. 

Vriend D. moest de volgende dag weer naar school en vond dit een heel fijne afsluiting van de vakantie. Jet zat in de trein nog wat na te denken over koning Lodewijk. Hij had verteld dat hij een nicht had die Sissi genoemd werd – wij zouden haar wel kennen. Jet vroeg wie Sissi eigenlijk was. Ik voel een Romy Schneiderperiode aankomen.

%d bloggers liken dit: