Achterbankgeneratie

1 juni 2010

Cato wilde zo graag eens. ‘Wat is dat?’ vroeg ze regelmatig ter bevestiging. ‘Een bus’, zei ik dan. Of we niet ergens heen konden, vroeg ze iedere keer weer, met die bus.

De tram kennen ze wel, de metro een beetje en de trein natuurlijk – hoewel ze grote afstanden meestal per auto afleggen. Maar de bus, ah de bus. Dat was een mysterie.

Dus toen we vandaag naar een van onze lievelingsmusea gingen, gingen we met de bus. Over de snelweg. Als je toch in een bus zit, dan ook maar meteen een heel eind. Met alle karakteristieke nevenactiviteiten. Karakteristiek rennen om de aansluiting te halen. Karakteristiek opgehouden worden omdat er een dood nestvogeltje op straat ligt waar de kinderen uitgebreid naar willen kijken. Karakteristiek weggeblazen worden op een ‘transferium’ langs de A44.

Maar de kinderen vonden het een feest op zich. ‘Ik zou eigenlijk wel in een bus willen wonen,’ zei Philip, ‘gezellig overal naar toe reizen in je eigen huisje.’ Nadat we twaalf keer van plaats gewisseld waren omdat de bus toch bijna leeg was en iedereen het mooiste uitzicht wilde hebben, eindigden we op de achterste banken. Cato was volmaakt tevreden. Zo ontspannen kun je niet zitten in een auto.

Naturalis was weer fijn. We hadden de tentoonstelling ‘Opvetten en wegwezen’ over trekvogels nog niet gezien en de nieuwe bioscoopzaal met quizknopjes was ook nieuw voor ons. Maar die bus, die deed het ‘em.

%d bloggers liken dit: