Kinderhand
21 mei 2010
Soms sta ik ervan versteld hoe gauw die gevuld is.
Jet en Cato luisterden naar een cd van Jip en Janneke, de jarenzestigmusical waar Harry Bannink op een gegeven moment helemaal losgaat op het klavier, en besloten winkeltje te spelen, net als in het verhaal.
Ze spelen wel vaker winkeltje natuurlijk, maar dan met wat voorhanden is. Nu wilde Jet eens flink uitpakken in de opstelling. Kastjes en laatjes, alles binnen de grenzen van Cato’s beperkte actieradius.
‘Heb je knopen, mam?’ vroeg Jet.
‘Wil je soms ook wat oude lapjes?’ bood ik gul aan. Jip en Janneke hebben namelijk een ‘winkeltje van lapjes en knopen’.
‘O mam, mág dat?’ riep Jet verrast. Ik snorde wat spullen op die de doorgeefzak niet hadden gehaald en overhandigde haar royaal twee oude flanellen pyjama’s.
Jet kon haar geluk niet op. En Cato dus ook niet, want als je zus zo opgetogen is, moet het wel iets bijzonders zijn. Vast nog bijzonderder dan een excentriekgevormde tak of een stengel fluitekruid – zaken waar Cato normaal gesproken blij van wordt.
Ze hebben drie uur zitten spelen.
(De oplettende lezer ziet een ander gipsje dan het rood-wit-blauwe. Dat klopt. Deze dinosaurusprint zat tussen de vlag en het huidige zuurstokroze loopgips in. We hebben onze vaste stoel op de eerste hulp.)