De blauwe vogel
19 maart 2010
Er waren eens twee arme houthakkerskinderen, Tyltyl en Mytyl. Op een koude Kerstavond kregen de kinderen bezoek van een fee, die hen opdroeg De Blauwe Vogel te zoeken. Deze vogel zou hun ernstig zieke buurmeisje genezen.
De twee kinderen gingen op zoek, maar hoe zij ook hun best deden, zij kregen de vogel niet te pakken. De volgende ochtend ontwaakten Mytyl en Tyltyl in hun eigen bed. Na een lange reis waren zij thuiskomen zonder Blauwe Vogel.
Tyltyl besloot zijn eigen duif, waarvan hij zielsveel hield, aan het zieke buurmeisje te geven. Toen het meisje de vogel in ontvangst nam, genas zij. Want door van jezelf te geven, kun je iets voor een ander betekenen. 1)
——
We zijn op bezoek geweest op een tyltylschool, speciaal onderwijs voor kinderen met een meervoudige beperking. Je ziet ze niet veel in het straatbeeld, kinderen die zowel verstandelijk als lichamelijk gehandicapt zijn, maar ze zijn er wel. Als je zo’n zusje hebt, of zo’n neefje, dan weet je ervan. Van de moeite en de zorg, maar ook van de liefde – want het is gewoon je zusje, of je neefje.
Wij kennen in onze omgeving geen kinderen met een dubbele beperking, maar het is belangrijk om te zien dat jouw wereld niet de enige wereld is. Daar kun je óver praten, maar je begrijpt het misschien nog beter als je mét de kinderen praat. Vandaag waren we te gast in een klas waar we mochten meekijken en vragen konden stellen: Philip en Jet aan de kinderen en de kinderen aan Philip en Jet.
Het was wel spannend vantevoren. Philip vroeg zich af waar hij moest kijken als een kind je niet recht in je gezicht kon aankijken. En Jet vond het lastig dat zij straks het initiatief moest nemen: ‘Ik vind het makkelijker als mensen een gesprek met míj beginnen in plaats van andersom.’ Ze hadden een paar gespreksopeningen voorbereid en vragen ingestudeerd. En we hadden Cato mee natuurlijk, die zou vast ook wel wat ijs breken.
Het werd een mooie ochtend. De negen kinderen in de klas van de tyltylschool vonden het heel gezellig dat we langskwamen, op de zevenjarige Wesley na, die graag ongestoord verder wilde bouwen met zijn duplo. 2)
Soraya van acht vond alle afleiding heerlijk. Ze greep Jettes hand en liet hem niet meer los. ‘Ik kan heel veel zelf’, zei ze trots. ‘Tandenpoetsen. En rekenen. En nu gaan we spelen!’ Jet liet zich meeslepen door de klas en Philip werd ook ingezet. ‘Kun jij goed vechten?’ vroeg Soraya. ‘Nou, niet zo erg’, zei Philip. ‘Ook goed’, zei Soraya, ‘dan gaan we Michael Jacksondansen. Dat kan ik heel goed en jullie moeten mij nadoen.’ Soraya zat als een van de weinige kinderen uit haar klas niet in een rolstoel en ze hield van dansen.
Cato vond het mooi dat er grote tekeningen van Kikker, Haas, Varkentje en Eend op de ramen geschilderd waren. En daar werd Marcia van elf weer zo blij van, dat ze alle boekjes van Kikker pakte om aan Cato te laten zien.
Marcia stal onze harten. Ze was levendig en enthousiast en wilde zo veel vertellen, dat het extra verdrietig was om te zien dat haar mond niet de woorden kon maken die ze wilde zeggen. Dus gebruikte ze gebaren en wees dingen aan. Ze vertelde over hun dagindeling door middel van plaatjes op het schoolbord: eerst gaan we altijd een werkje doen aan tafel, dan fruit eten, dan hebben we kring en daarna pauze, daarna therapie in het zwembad of logopedie. Marcia hield veel van haar hond, maar die was thuis. Dat haar hond heel hard kon rennen, liet ze zien door zelf hard door de klas te gaan rennen, haar hand vooruitgestoken alsof ze de lijn vasthield. Toen we later weer thuis waren, wilde Jet nog veel over Marcia praten: ‘Wat lijkt het me erg als je niet kunt zeggen wat je wilt.’
In het speelkwartier gingen we mee naar buiten en daarna stelden de kinderen elkaar vragen in de kring. Waar ze woonden, of ze veel hulp nodig hadden, wat ze het liefste deden. Vrijwel geen van de kinderen woonde thuis. Ze gingen eens per twee weken een weekend naar hun ouders. ‘Ik mag met Pasen naar huis’, riep Joël ertussendoor, toen de juf uitlegde waar de kinderen logeerden.
Verder bleek dat Philip en Jet ook best raar waren, want zij gingen helemaal niet naar school. ‘En onze vader werkt ook nog eens vanuit huis’, deed Philip er bovenop, want wij zijn niet te beroerd om de beeldvorming van samen-achter-de-geraniums in stand te houden. ‘Zo zo’, zei de juf, ‘dat is een gezellig boel bij jullie, iedereen thuis.’
In één ochtend sla je geen brug. Maar het was mooi om te zien dat iedereen zijn eigen beeld heeft van wat normaal is. Voor de kinderen daar waren wij niet bijzonderder of normaler dan hun klasgenoten. En nadat Philip door Soraya het schoolplein over gecommandeerd was, vroeg hij zich af waarom Soraya eigenlijk op die school zat: ‘Zo gehandicapt was ze toch niet?’ Het kan geen kwaad om je referentiekader af en toe een beetje te verruimen.
1) Hier is het sprookje De blauwe vogel van Maurice Maeterlinck in zijn geheel te lezen. De mytyl- en tyltylscholen zijn vernoemd naar de kinderen in het verhaal.
2) De namen van de kinderen van de tyltylschool zijn niet hun echte namen.