Witlof met ansjovis en kappertjes
11 oktober 2009
Toen ik klein was, waren er eigenlijk maar twee groentes die ik echt niet lustte: lof en prei.
Toen ik John leerde kennen, waren er eigenlijk maar twee groentes die hij wél lustte: sla en taugé.
Omdat ik niet wilde dat onze toekomstige kinderen slechts sla en taugé als groente zouden eten (waar John op dat moment overigens geen enkel bezwaar in zag), lag er een schone taak voor me weggelegd. Die bestond er vooral in dat er, als ik kookte, gewoon altijd een ander soort groente op het menu stond, zodat alles van artisjokken tot zeekraal een keer de smaakpappillen passeerde. Omdat mijn wolkje op zijn dertigste ook de zin van gevarieerd eten wel inzag, kwam er na verloop van tijd ook als hij kookte meer dan alleen sla en taugé voorbij (en heeft hij bij mij weer postelein geïntroduceerd).
De enige grote afwezige op ons menu bleef witlof. Ik lustte het zelf inmiddels wel als salade, uit de oven en waarempel met een papje zoals mijn oma het maakte, maar John bleef ervan rillen. Totdat we deze witlof-ansjovis-kappertjes van Jamie Oliver tegenkwamen. De combinatie van zout, zuur en een bittertje bevalt zo goed, dat we hem regelmatig maken. En zelfs Jet, anti-vis en lastige eter, smikkelt ervan.
Ingrediënten:
• 4 struikjes witlof
• 8 ansjovisfilets (± 1½ blikje; we kopen meestal 2 blikjes, waarvan een halfje tijdens het koken opgemuizeld wordt)
• 1 eetlepel kappertjes
• 2 eetlepels citroensap
• 4 eetlepels olijfolie
• peper
Snijd de witlof in de lengte doormidden. Peuter de harde kern eruit en snijd weer in helften, zodat je vier repen per struikje hebt.
Snijd ansjovis en kappertjes piepklein. (Jamie gebruikt zo’n blitse vijzel, maar kleinsnijden voldoet prima). Voeg olie en citroensap toe -ik gebruik ook de olie uit het blikje ansjovis-op-olijfolie- en roer tot een dressing. Breng op smaak met peper en hussel door de witlof. De schuitjes lenen zich uitstekend om met de hand gegeten te worden.