Medaille
10 november 2008
Ze hadden zich samen ingezet voor de Grote Clubactie. De turnvereniging waar ze allebei lid van zijn had de leden opgezweept dit jaar extra veel loten te verkopen, want ze waren aan het sparen voor een nieuwe gymzaal.
Dus waren Philip en Jet de deuren langsgegaan, samen. De opbrengst zouden ze eerlijk delen, om en om loten op hun intekenlijst bijschrijven. Ze hadden het verkooppraatje gerepeteerd en waren tot de conclusie gekomen dat het bij onze bejaarde buren meer effect zou hebben om de kans op 100.000 euro te accentueren dan de kaartjes voor Bobbejaanland.
Het ging gesmeerd. Met een mooi lijstje kopers kwamen ze thuis en Philip zeeg voldaan op de bank neer. Jet was nog niet klaar, die wilde haar juf eens goed verrassen met een lotenaantal waar je U tegen zei. Dus ging ze langs bij opa en oma, belde familieleden en ronselde de moeder van een vriendinnetje. Uiteindelijk had ze meer verkocht dan Philip; een triomf die zij voor haar zelfvertrouwen vaak net even meer nodig heeft dan haar oudere broer.
De teleurstelling kwam na de volgende gymles. Ze hadden allebei hun lijsten ingeleverd en Philip kwam thuis met een medaille. Hij was derde geworden in de categorie Lotenverkoper 2008. Om de kinderen aan te vuren had Philips juf medailles in het vooruitzicht gesteld voor de drie kinderen die het meest verkocht hadden en Philip was zowaar in de prijzen gevallen. Jettes juf had geen medailles. Die had alleen de lijsten in ontvangst genomen en dankjewel gezegd. Jet wist niet eens of zij topverkoper van haar turnklas was geworden.
Philip had zijn enthousiasme nog proberen te temperen toen hij Jettes teleurgestelde gezicht zag. ‘Ik vind het wel zielig voor je, Jet’, zei hij. Maar hij liep natuurlijk wel tot bedtijd met zijn medaille rond. Jet mocht hem nog even om, maar ze begreep zelf ook wel dat dat niet echt was.
Na wat medeleven en een beker sap leek het allemaal mee te vallen. Ze speelden nog even, legden een kwartetje en toen was het tijd om tanden te poetsen. Omdat ik Jettes wasritueel wel erg lang vond duren, liep ik geërgerd naar de badkamer om een einde te maken aan haar getreuzel. Vlak voordat ik binnenkwam, zag ik haar staan, met haar rug naar me toe, en ik zag dat het mis was. ‘Wat is er, moppie?’, vroeg ik. Ze barstte in tranen uit en zei met grote uithalen: ‘Ik vind het zo jammer dat ik geen medaille heb.’
Sinds de Olympische Spelen wil ze een medaille. Ze heeft wekenlang dagelijks op het pleintje achter ons huis de honderd meter gerend, terwijl John er met een stopwatch naast moest staan, en een schrift om de tijden te noteren. Ze was er welhaast zeker van dat er binnen afzienbare tijd een medaille voor haar klaar lag, helemáál als ze het vergeleek met mijn score op de honderd meter.
Ik trok haar op schoot en wilde ogenblikkelijk naar de trofeewinkel om de grootste medaille uit te zoeken die ze hadden, voor de allerbeste, allerstoerste, allerliefste Lotenverkoper Aller Tijden. Maar het was half negen en eigenlijk zou een gekochte medaille van je moeder ook niks helpen. Ik liet haar uithuilen; soms kun je niets anders doen dan een teleurstelling alleen maar heel goed begrijpen. Vlak voordat ze insliep zei ze, een soort van opgelucht: ‘Ik vind het nog wel jammer van die medaille, maar ik ben niet meer zo héél verdrietig.’
Toen ik de volgende ochtend onder de douche stond, kwam Jet om de hoek kijken. ‘Kijk, mam’, riep ze, ‘ik heb toch een medaille!’ Ze hield hem omhoog: een goudkleurige munt uit het potje met buitenlands geld, met plakband vastgemaakt aan een krullintje. Een gouden plak. Sterker nog: volgens Jet was het én de Eerste én de Tweede prijs, want er stond immers 1/2 op het muntje. Ze heeft de hele ochtend met de halve sjekel om haar nek gelopen, toen was haar eigenwaarde voldoende hersteld om het zonder te doen.
Ze komt er wel, mijn Jet.