We zijn er weer

18 augustus 2008

En er is wat veranderd in de tussentijd.

Jet bijvoorbeeld, die herken je niet meer terug. Mist opeens een tand…

Zonder tand

en aan de zijkant van haar hoofd is er iets bijgekomen!

Belletje

Toen we thuiskwamen van het jaarlijkse zomerkamp met de kerk, wist ze zeker dat ze ze tóch wilde. Ook al zou het even pijn doen, ook al moest ze zes weken ‘draaien’ met Sterilon. Op het zomerkamp waren namelijk veel meisjes met oorbellen. Grote Meisjes. Jet had een fors deel van haar tijd met hen doorgebracht – bij het volleybalveld, bij de snoeptent, op het terras.

Kampvuur

En bij het kampvuur op de laatste avond, toen ze in een grote kring zaten en zongen, met mensen die gitaar speelden, en chips erbij en toen ze net zo laat naar bed mochten als wij.

Het zomerkamp was weer een verademing. Een oase van heil in een oud-klooster,  

Het huis

met driehonderd mensen, dus oneindig veel vriendjes en vriendinnetjes. Een huis met honderd gangen, een speeltuin, sportvelden en een bos, allemaal op een lap grond met maar één in- en uitgang, zodat je niet bang hoeft te zijn de weg kwijt te raken. Bovendien is er altijd wel iemand die je ouders weet te vinden, want iedereen kent je.

BoslaantjeMaar Philip en Jet hoefden hun ouders helemaal niet te vinden, want ze waren veel te druk. Omdat we er ieder jaar komen, kennen ze de kloostercontreien als hun broekzak. En ze vermaken zich eindeloos. Jet was druk met haar grote en kleine vriendinnen. Philip sjouwde het hele terrein over met een sliert jongens achter zich aan of speelde kussengevechten in de kelder van het klooster, als het even regende.

Cato keutelde rond, soms met ons, dan weer in haar eentje of met opa.

Opa en Cato
(Op de achtergrond Jet in het roze hemdje, met aanzet tot een handstand.)

Wij konden genieten, luisteren en praten met al die mensen die ons dierbaar zijn. Maar wat anders afgesloten werd als een feestelijke week, had nu een verdrietig einde. Het hart van een van die dierbare mensen stopte ineens met kloppen. Naast dierbaar was hij ook nog eens de papa van een vriendinnetje van Jet. En vandaag is hij begraven.

We zijn er allemaal verdrietig van, zoals we twee maanden geleden al verdrietig waren bij de begrafenis van mijn stoere schoonzus, tante van onze kinderen. Philip en Jet praten er bij vlagen veel over. Aan tafel, in de auto, vlak voor het slapengaan. We luisteren naar muziek, praten, lezen boeken over de dood, praten, bidden en praten. Ik vind het fijn dat we in ieder geval samen verdrietig kunnen zijn.

De laatste tijd is vooral doorgebracht met wat in het Engels life skills genoemd worden. Ik ben wars van het Nengels, het voortdurende gestrooi met Engelse woorden waar een uitstekend Nederlands alternatief voor is, maar voor life skills weet ik geen goede vertaling. Het zijn bekwaamheden, ervaringen die je voorbereiden op een zelfstandig leven. Zoals koken, de was doen, je tanden poetsen, de verkeersregels aan den lijve ondervinden, maar ook praten over de dingen die je bezighouden, over verdriet en verlies, over aardig zijn voor elkaar zonder dat je er iets voor terugkrijgt.

Veel belangrijker dan een moeilijke staartdeling of het ontleden van een samengestelde zin; dat heb je, als het moet, in een halfuurtje onder de knie. Maar dit soort vaardigheden kosten tijd. Om te oefenen, fouten te maken, vragen te stellen, je mening te staven. Het kost tijd, maar het levert ook een hoop op.

%d bloggers liken dit: