Groeten uit …
24 juli 2008
Het zal u niet ontgaan zijn: het is komkommertijd. Maar ik wil u geen wezen laten, dus nu ik hier nog rozig ben van het strand niettemin een verslag van de afgelopen dagen.
Het was heerlijk, gezellig en de kinderen zijn weer schaamteloos verwend. We hebben gezwommen, het sprookjesbos bezocht en we zijn met de boemeltram van Hoorn naar Medemblik gereisd, wat nog geen sinecure is met een roerige peuter die graag over het open trambalkon wil dribbelen terwijl je het spoor met 45 kilometer per uur onder je voeten voorbij ziet razen.
We zijn ook naar het Zuiderzeemuseum geweest, een dorpje op zich, met huisjes uit het hele IJsselmeergebied, die destijds steen voor steen zijn verplaatst en vanuit de vissersdorpen neergezet zijn in het buitenmuseum. Vanaf de parkeerplaats steek je met een bootje de voormalige Zuiderzee over, om aan te meren naast de oude kalkovens.
Je kunt er gezellig rondwandelen en binnenkijken in de oude huisjes, de ambachtsplaatsen als de wasserij, het postkantoor of de visrokerij. En er is van alles te doen. Ouderwets houtbewerken,
ouderwets spelletjes spelen (over leeftijdsgrenzen heen, zie het rode sandaaltje rechts op de foto),
ouderwets snaaien.
In de schaarse momenten dat Cato onder zeil was, hebben we in de tuin Sterke Wanja van Otfried Preussler uitgelezen. Om in de sfeer te komen hadden we daarvoor wat Slavische sprookjes gelezen uit De vuurvogel en andere Russische verhalen van Arthur Ransome (zie het boekenlijstje) en hebben we geluisterd naar Stravinsky’s Vuurvogel. Ik wil hierna nog Russische sprookjes, volksverhalen en legenden gaan lezen, het boek dat uitgegeven is naar aanleiding van de tentoonstelling in het Groninger museum.
Over Russen gesproken: ik heb De gebroeders Karamazov uit. 941 pagina’s en iedere bladzijde was het waard. Het staat vol prachtige ideeën die je alleen maar kunt beamen, maar ik wil één citaat geven dat ik toepasselijk, mooi en troostrijk vind. Het is van Aljosja Karamazov, de jongste van de broers. Hij spreekt hier tegen een aantal kinderen die hij een tijd niet meer zal zien.
‘[…] misschien begrijpen jullie wel niet wat ik wil zeggen, […] maar toch zullen jullie het onthouden en daarom ooit met mijn woorden instemmen. Weet dan dat er niets hogers, krachtigers, gezonders en nuttigers in jullie verdere leven bestaat dan een goede herinnering, vooral eentje uit je kindertijd, uit het ouderlijk huis. Jullie horen veel over je opvoeding praten, maar één zo’n prachtige, heilige herinnering uit je kindertijd is misschien wel de beste opvoeding die er is. Wanneer je veel van zulke herinneringen mee kunt nemen in je latere leven, dan ben je voor je hele leven gered.’ (p. 939)
Ik blijf nog even in de vakantiemodus. Tot over twee weken.