Eersteling
9 mei 2008
Hij was degene die mijn wereld op zijn kop zette, negen jaar geleden.
Negen jaar geleden.
Hij werd geboren na een bevalling die ik nooit meer over wilde doen – wat gelukkig ook niet hoefde. Ik hield hem in mijn armen en liet hem niet meer los. En hij mij niet.
Ik wilde het zó graag goed doen. Alles. Maar dat ging vaak niet. Nog steeds vind ik het moeilijk om te berusten in de onvermijdelijke gebreken, te aanvaarden dat ik niet alles in de hand heb.
Mijn eerstgeborene. Ik ken niemand die gevoeliger is. Als baby werd hij verdrietig van muziekdoosjes. Hij huilde dikke tranen mee als ik boos was op zijn zusje. Nog altijd is hij tot in zijn ziel geraakt door onrecht, uit compassie of als we hem weer eens verkeerd begrijpen. Een kwetsbaarheid waar ik veel te vaak met bruuske stappen overheen dender. Telkens neem ik me voor er rekening mee te houden, maar al te vaak word ik misleid door zijn opmerkelijke woordenschat en bevattingsvermogen, waardoor ik hem groter inschat dan hij is.
Vaak zie ik hem nog zo voor me.
Zoals hij was toen hij twee was. Een beetje bedremmeld, bang om alleen gelaten te worden. Toen dacht ik dat dat nooit over zou gaan. Nu weet ik wel beter.
Als hij zich lekker voelde, of juist helemaal niet op zijn gemak was, kon hij heel druk zijn. Zo druk dat sommige mensen vroegen of hij misschien een gedragsstoornis had. Mensen zeggen maar wat.
Wij zagen hem vaak zo: beschouwend, zich verwonderend over alles wat zich om hem heen afspeelt.
Eigenlijk is hij niets veranderd, natuurlijk. Een vriendin van me -ze had vijf kinderen- zei eens dat zij aan haar baby’s kon zien wat voor volwassenen het zouden worden. Dat begreep ik niet. Hoe kun je nou aan zo’n klein kind zien wat voor mens erin zit? Toch is het waar. We zijn pas halverwege zijn kinderjaren, maar hij is nog steeds het jongetje dat ik negen jaar geleden in mijn armen hield. Nog even teer en verbaasd, soms nog even rusteloos en onstuimig.
Gefeliciteerd, binkie. Dat je mag worden wie je bent.