Goedmaken

13 november 2007

Jet was ontzettend boos. Ik had namelijk al drie keer beloofd dat ik zou komen kijken bij schaatsles, maar wilde voor de derde keer mijn snor drukken. Omdat het op een vreselijk onhandig tijdstip is, van vijf tot zes. Omdat het zo praktisch is dat ik kan koken terwijl zij weg zijn en we direct na de les kunnen aanschuiven. Omdat het zo koud is voor Cato op het ijs.

Omdat het zo’n gedoe is.

Maar Jet wilde het heel graag en ik vond het heel moeilijk om definitief nee te zeggen, dus ik stelde het iedere keer uit en beloofde dat ik vólgende week echt eens zou komen kijken. Dan zou ik het eten al ’s middags klaarmaken, zodat ik helemaal paraat zou kunnen staan om half vijf. Dat had ik al voor de derde keer beloofd, maar weer niet gedaan. De intentie was er wel, hoor. Daar niet van. Ik had zelfs een makkelijk gerecht uitgezocht, iets wat zonder problemen opgewarmd kon worden. Maar het was er gewoon niet van gekomen op tijd te beginnen. Dus nu was Jet heel erg boos. En terecht.

We hielden allebei voet bij stuk. Ik probeerde, getergd door schuldgevoel, haar nog te chanteren door te blaffen: ‘Goed, dan ga ik wel mee! Maar dan eten we dus pas om half acht!’  Maar zij viel niet te chanteren, want ze blafte terug: ‘Goed, dan eet ik tussendoor wel een rijstwafel en een appel.’ Dus ik wrong me in allerlei bochten en ging op mijn strepen staan en riep uiteindelijk dat ik het toch niet ging doen, omdat ik nog gehakt moest kopen (sterk argument). En met het schaamrood op de kaken beloofde ik dat ik volgende week echt zou komen kijken. Maar zij geloofde het natuurlijk al niet meer.

‘Ja, ja!’, riep ze, ‘Dat zei je vorige keer ook. Dat zei je al een paar keer. Je jokt gewoon!’ Tierend liep ze naar buiten, me verzekerend dat ze nu toch niet meer ging schaatsen. Trouwens, die laatste vijf lessen ging ze ook niet meer volgen.

Ik sloeg de deur dicht, me wentelend in gêne. Ik keek op de klok en bedacht dat als ik nù een pan water zou opzetten en daarna heel snel de supermarkt in en uit zou rennen voor gehakt, dat ik dan nog twintig minuten had om chili con carne en rijst te maken, Cato in een skipak te hijsen, in het fietszitje te snoeren en op weg te gaan.

Om vijf over half zes kwamen we door the cold November rain aan bij de schaatsbaan. Zij had haar belofte gehouden: ze was niet naar haar klasje gegaan en zat op Johns rug langs de kant naar een schaatsende Philip te kijken. Toen ze me zag, brak haar gezicht open. ‘Nou’, zei ik, ‘Laat zien dan.’ 

Ze zei dat ik de allerliefste moeder van de wereld was en ik zei dat het me speet en we omhelsden elkaar en ik snuffelde in haar nek terwijl John haar noren aantrok. Ze kon nog net de laatste twintig minuten meedoen. En ze deed het fantastisch. Ik had het voor geen goud willen missen.

Schaatsles.

Schaatsles

Met geheven handen.

%d bloggers liken dit: