Gelukkige kinderen
4 oktober 2007
Dit zijn Philip en Jet in hun element.
Tatort: Hoek van Holland. Frequentie: zo’n twee keer per maand.
Het is de plek waar ze altijd met John naartoe gaan. Om te rennen, te kijken en te scharrelen. Waar ze krabben vinden, mooie stenen, en potscherven.
Waar grote boten voorbij komen, zulke grote boten dat het water zich eerst helemaal terugtrekt en vervolgens in een grote golf tegen de kust omhoog rolt, zodat je hard moet rennen om geen natte voeten te krijgen.
Waar vader en zoon al jaren komen.
Toen Philip drie was, ging hij er met zijn conducteurspet en -tas naartoe, om de treinen op het station aan de haven aan te houden. Het station heeft één perron en de machinist stopte altijd als Philip zijn spiegelei omhoog hield. Dan groetten ze elkaar als collega’s. En dan glom Philip van trots. Vaak dronken ze wat in de Torpedoloods, waar ze een lage houten plank als speelplek hebben, met een doos autootjes eronder die je ruimschoots de tijd geeft om je cappuccino te drinken.
Waar de stormvloedkering is, met het Keringhuis, dat mooie bezoekerscentrum, en de naastgelegen dijk waar je vanaf kunt skaten.
Waar het Fort is, een kinderdroom. Een echte bunker. Een dorpje onder de grond, met soldatenkamers uit 1890, een bakkerijtje, een hospitaal, een radiokamer, een doolhof van lage, smalle gangetjes die leiden naar kamers waar Nederlandse en Duitse soldaten gelegerd zijn geweest. Met echte kanonnen en grote pantserkoepels en buiten (weer) het uitzicht op de schepen in de Nieuwe Waterweg.
Waar jeugdherinneringen gemaakt worden.